Rechtspraak van het Hof van Justitie geeft geen aanleiding de rechtspraak over intern salderen te wijzigen. Vrijkomende emissieruimte in vergunningen hoeft niet als passende maatregel te worden gebruikt. Scheepvaartbewegingen zijn toe te rekenen aan een project.

Casus

Gedeputeerde staten hebben een natuurvergunning verleend voor het uitbreiden van een bestaande afvalenergiecentrale met een derde afvalverbrandingslijn. De Afdeling oordeelt in hoger beroep dat de natuurvergunning ten onrechte is vernietigd, omdat de Natuurbeschermingswet geen ruimte geeft voor het van rechtswege laten vervallen van een natuurvergunning. Daarom gaat de Afdeling alsnog in op de beroepsgronden van eisers. Eisers vrezen dat de stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden toeneemt.

Rechtsvragen

1. Geeft de rechtspraak van het Hof van Justitie aanknopingspunten voor het oordeel dat de referentiesituatie niet betrokken mag worden bij de vraag of kan worden uitgesloten dat de wijziging van een bestaande activiteit significante gevolgen heeft?
2. Is vergunningverlening met intern salderen uitgesloten omdat de vrijkomende emissieruimte ingevolge artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn moet worden gebruikt als passende maatregel?
3. Zijn scheepvaartbewegingen toe te rekenen aan een project?

Uitspraak

1. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:71) overwogen dat zij geen aanleiding ziet om de rechtspraak over intern salderen te wijzigen. De Afdeling overweegt in die uitspraak dat zij in de rechtspraak van het Hof van Justitie geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de referentiesituatie niet betrokken mag worden bij de vraag of op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat de wijziging van een bestaande activiteit significante gevolgen heeft. De Afdeling ziet geen grond om in dit geval anders te oordelen dan in haar uitspraak van 20 januari 2021, ook niet vanwege het recente arrest van 24 juni 2021. Dat arrest gaat over het nemen van passende maatregelen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, in een procedure tussen de Europese Commissie en de lidstaat Spanje, en niet over een project als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, dat hier aan de orde is.

2. De Afdeling volgt eisers niet in het betoog dat artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn met zich meebrengt dat vergunningverlening met toepassing van intern salderen niet kan, omdat eventuele vrijkomende emissieruimte moet worden gebruikt ten behoeve van passende maatregelen voor de betrokken habitats. Het bevoegd gezag kan, om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, beleid voeren dat inhoudt dat een vergunning slechts wordt verleend indien maatregelen worden getroffen om een verdere reductie van de stikstofdepositie te bewerkstelligen. De Afdeling ziet echter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een verplichting om dergelijke maatregelen in individuele vergunningen voor te schrijven, ook bestaat indien geen zodanig beleid door het bevoegd gezag wordt gevoerd (uitspraak van 8 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1063)).

3. Gezien het project dat is aangevraagd acht de Afdeling het enkele feit dat het afval dat wordt aangevoerd per schip niet direct aan het perceel wordt gelost, onvoldoende reden om scheepvaartbewegingen helemaal buiten beschouwing te laten. Net als de vrachtwagenbewegingen zijn ook de scheepvaartbewegingen direct en exclusief te herleiden tot de afvalenergiecentrale. Dat het afval ook voor 100% met vrachtwagens over land kan worden aangevoerd is in theorie mogelijk, maar dat volgt niet uit het project dat is aangevraagd en komt overigens ook niet overeen met de feitelijke situatie. De Afdeling is daarom van oordeel dat naast de vrachtwagenbewegingen in dit concrete geval de scheepvaartbewegingen ook transportbewegingen zijn, die zijn toe te rekenen aan het project. Dat betekent niet dat de volledige route die de schepen afleggen aan het project moet worden toegerekend. Het is aan het college om een onderbouwd standpunt in te nemen welk deel van de route die het scheepvaartverkeer aflegt in dit geval is toe te rekenen aan het project en daarom in het onderzoek moet worden betrokken.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 20-10-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:2341
Koert Ottens