Het provinciaal mobiliteitsplan is onvoldoende concreet voor voorzienbaarheid. Te vergaande oprekking van het leerstuk van actieve risicoaanvaarding.

Casus

Verweerder heeft de aanvraag van eiser om tegemoetkoming in planschade afgewezen. Verweerder stelt zich in afwijking van het advies van de SAOZ, op het standpunt dat op basis van het Provinciaal mobiliteitsplan (PMP) een redelijk handelende koper ten tijde van de aankoop van de woning (vóór 2 juni 2004) rekening zou houden met het risico dat de uitbreiding van de rondweg via de westzijde van de kern [plaatsnaam] naar de haven plaats zou vinden, dat de schade daarom voor eiser voorzienbaar was en deze voor zijn rekening moet komen.

Eisers voeren tegen het bestreden besluit aan dat het PMP niet een voldoende concreet beleidsvoornemen bevat ten aanzien de aanleg van de rondweg langs de westzijde van [plaatsnaam]. Er is in het PMP sprake van een door de gemeente voorgestelde omleiding van de N270 buiten de bebouwde kom van [plaatsnaam], maar wat dat voorstel concreet inhoudt, staat er niet bij. Verweerder stelt volgens eisers ten onrechte dat uit het PMP kan worden afgeleid dat er maar twee varianten waren voor de omleiding, namelijk langs de oostzijde of de westzijde van de bebouwde kom. De tracékeuze of -richting had volgens eisers uit het PMP moeten blijken, maar staat daar niet in. Bovendien stellen eisers dat op basis van het PMP geen rekening hoeft te worden gehouden met een rondweg op korte afstand tot de woning; ook als met een westvariant rekening wordt gehouden, kan van een ‘normale koper’ niet worden verwacht dat die uitgaat van een ligging op dit tracé op deze korte afstand tot de kern.

Rechtsvraag

Kan op grond van het PMP voorzienbaarheid worden tegengeworpen?

Uitspraak

Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen (Afdeling 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3715).

In het PMP staat over de omleiding van de N270 het volgende:

‘De provincie streeft naar een snelle aanpak van de knelpunten in het regionaal verbindend wegennet. (…) De belangrijkste projecten ter verbetering van de verkeersgeleiding op het regionaal verbindend wegennet zijn: (…) omleiding N270 in [plaatsnaam].’ (p. 67)

‘I.61. Verbetering ontsluiting haven [plaatsnaam] (N270), uitvoeringsproject algemeen

De provincie ondersteunt de gemeente Meerlo- [plaatsnaam] in haar streven naar verbetering van de ontsluiting van de haven en bedrijventerreinen van [plaatsnaam] , gericht op ontwikkeling van de haven als Regionale Goederen Terminal. Tegenover de in dit verband door de gemeente voorgestelde omleiding van de N270 buiten de bebouwde kom van [plaatsnaam] om, staat de provincie eveneens positief. Beheer en onderhoud van de bestaande route door de bebouwde kom kan t.z.t. aan de gemeente worden overgedragen’. (p. 90)

De rechtbank is met de SAOZ en de bezwaarschriftencommissie van oordeel dat deze passages in het PMP onvoldoende concreet zijn om voorzienbaarheid van planschade aan te kunnen nemen. Een redelijk denkend en handelend koper van een woning aan de rand van [plaatsnaam] had hierin geen aanleiding hoeven te zien om rekening te houden met de mogelijkheid dat aanleg van een nieuwe weg tot schade in de vorm van een waardevermindering van deze woning zou kunnen leiden. Oftewel: eisers hadden op basis van het PMP geen rekening hoeven houden met een weg zo dicht bij de door hen te kopen woning, dat dit tot waardevermindering van deze woning zou leiden. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het volgende.

De bovengenoemde passages zijn enkel opgenomen in het provinciale mobiliteitsplan en bijvoorbeeld niet ook in een meer overkoepelende gemeentelijke of provinciale structuurvisie of een vergelijkbaar document. De in het PMP genoemde ‘door de gemeente voorgestelde omleiding’ en wat dit voorstel van de gemeente inhoudt, blijkt niet uit openbaar bekend gemaakte beleidsvoornemens, zo is ter zitting bevestigd. Dit terwijl die omleiding, blijkens de tekst op p. 90 van het PMP, vooral een plan van de gemeente lijkt te zijn (die daarover zoals geconstateerd geen beleidsvoornemen bekend heeft gemaakt) dat door de provincie wordt ondersteund. ‘Streven naar’ en ‘ondersteunen’ duiden niet op heel concrete beleidsvoornemens, hoewel de rechtbank (evenals eisers) met verweerder wel kan meegaan in de stelling dat uit het PMP blijkt van een (concreet) voornemen om de N270 om te leiden om de bebouwde kom van [plaatsnaam] heen.

Het PMP is een document van iets meer dan 100 pagina’s waarin slechts enkele korte passages aan deze omleiding zijn geweid (die in het kort inhouden dat de N270 een knelpunt is, dat gestreefd wordt naar aanpak daarvan en dat omleiding daarvan buiten de bebouwde kom verband houdt met verbetering van de ontsluiting van de haven en bedrijventerreinen, die zich ten noorden van de kern [plaatsnaam] bevinden). Hoe de omleiding moet gaan plaatsvinden en waar, wordt niet vermeld. Evenmin is een kaart opgenomen met bijvoorbeeld een zoekgebied of mogelijke tracés. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de uitspraken van de Afdeling van 26 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2042) onder 6.2 en 15 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3715) onder 4.3. Dat de omleiding, gelet op de gewenste verbetering van de ontsluiting van haven en bedrijventerreinen, aan de noordkant van [plaatsnaam] zal zijn, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om rekening te houden met de ligging van de N270 op korte afstand van de woning van eisers aan de westzijde van [plaatsnaam]. Van eisers kan niet verwacht worden dat zij op basis van de summiere tekstpassages in een provinciaal mobiliteitsplan zelf onderzoek gaan doen naar of gaan nadenken over de wijze waarop de mogelijke omleiding van de weg zal gaan plaatsvinden. Gelet op het voorgaande is voorzienbaarheid van de planschade voor eisers aannemen, daarmee naar het oordeel van de rechtbank een te vergaande oprekking van het leerstuk van actieve risicoaanvaarding. Dat past, zo vindt de rechtbank, niet bij het uitgaan van een reëel burgerbeeld en de daarbij behorende vraag wat van een redelijk denkend en handelend burger redelijkerwijs verwacht kan worden.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Limburg
Datum Uitspraak : 01-11-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RBLIM:2021:8173
Odile Scholte