Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

# ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:951: Awb, Tracéwet, Wnb; tracébesluit, wegenproject ViA15, stikstofberekeningen, rekenafstand, aanvullende passende beoordeling, ecologisch onderzoek, Natura 2000-gebieden, compensatieopgave, stroomdalgraslanden, verzuring glanshaverhooilanden en essen-iepenbossen, vogelsoorten, kalkmoerassen, blauwgraslanden, cumulatieve effecten, geluideffecten, brugcomplex. Licht, mitigerende maatregelen, extern salderen, directe samenhang, peilmoment, intrekking vergunningen, bestuurlijke lus
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:946: Awb, Wro; bpl, herstelbesluit, planregeling dekschuiten/pontons, parkeren, einduitspraak na tussenuitspraak
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:936: Awb, Wro; bpl, herstelbesluit, plattelandswoning, recreatiewoning, persoonsgebonden overgangsrecht, einduitspraak na tussenuitspraak
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:949: Awb; handhaving, ventileren pluimveestallen, invorderingsbevoegdheid, legalisatie, onevenredigheid (Rb Oost­Brabant 20/87)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:872: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, veranderen pluimveehouderij, milieuneutrale verandering van het stalsysteem, ventilatiesysteem, geluidsbelasting, procesbelang, landelijke omgeving, gebiedstyperingen, richtwaarde (Rb Oost­Brabant 18/2571, 19/1398, 19/1422)
# ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:956: Awb, Wro; bpl, recreatiepark, uitbreiding, beperking uitbreidingsmogelijkheden, leefomgeving, draaiing landingsbaan vliegveld, ladder voor duurzame verstedelijking, kwantitatieve behoefte, locatie, omgevingsverordening, zonne-energie, verblijfsrecreatie buiten kustzone, bufferzones, natuurgebieden, relativiteitsvereiste, landschappelijke inpassing, verkeersdruk, kencijfers CROW, referentiesituatie, parkeren, geluid, etmaalgemiddelden, VNG-brochure, water, uitvoerbaarheid, bodem
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:961: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, verbouw winkel, woningen, onjuistheden tekeningen, breedte poort, erfdienstbaarheid, evidente privaatrechtelijke belemmering (Rb Den Haag 19/6483)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:861: Awb, Wro; bpl, goede ruimtelijke ordening, bijbehorende bouwwerken, bouw- en peilhoogte, uitsluiting kamerverhuur/ woningsplitsing
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:941: Awb; exploitatievergunning, bestemming horeca, uitleg bpl, feitelijk gebruik, geen kennelijke misslag (Rb Limburg 21/2584 en 21/2884)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:947: Awb; handhaving, schutting, hoogte, beplanting, verkeersveiligheid, legalisatie, vertrouwensbeginsel, evenredigheidsbeginsel, rechtszekerheid (Rb Midden­Nederland 20/4101)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:958: Awb; handhaving, berging, tuinmuur, hoogte, vergunningvrij bouwen, egaliseren terrein (Rb Zeeland­West­Brabant 21/642)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:939: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, splitsing woning, strijd met bpl, begrip bestaande woning, parkeren (Rb Den Haag 22/301 en 22/300)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:942: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, woningbouw, strijdig gebruik, ontsluiting, parkeren, maatvoering parkeerplaatsen (Rb Zeeland­West­Brabant 21/3823, 21/3824, 21/3825 en 21/3826)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:957: Awb; handhaving, overkapping, Bor, achtererfgebied, voorgevelrooilijn, voorkant woning (Rb Zeeland­West-Brabant 21/562)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:965: Awb, Wro; bpl, woningbouw, woon- en leefklimaat, Ladder duurzame verstedelijking, behoefte, alternatieven, omgevingsverordening, uitbreidingslocatie, geluid, Wnb, relativiteitsvereiste,
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:930:  Awb, Wabo; omgevingsvergunning, fundering recreatiewoning, verplichting sloop, sonderingsrapport, Bouwbesluit 2012 (Rb Noord­Nederland 21/1549)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:928: Awb, Wro; bpl, woningbouw, belanghebbenden, ontvankelijkheid
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:927: Awb, Wro; bpl, kantoorgebouw, bouwhoogte, hoogteaccent, wind- en schaduwhinder
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:924: Awb, Wro; bpl, woningbouw, vergunde situatie, geluid, akoestisch onderzoek, hogere waarde
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:862: Awb, Wro; bpl, bijbehorende bouwwerken, peilhoogte
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:931: Awb, Wro; bpl, woning, landgoed, ruimte-voor-ruimteregeling, oppervlakte bijgebouwen, omgevingsverordening, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, molenbiotoop, relativiteitsvereiste
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:955: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, zeilschool, recreatieresort, verhuur groepsaccommodatie, strijd met bpl (Rb Noord-Holland 21/2468)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:964: Awb., Wabo; omgevingsvergunning, verbouw bedrijfspand, verkeers- en parkeeroverlast, parkeerplekken, bereikbaarheid (Rb Noord­Holland 22/1639 en 22/2306)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:963: Awb, Wro, Chw; bpl, stationsgebied, centrumring, woon- en leefklimaat, geluidsoverlast, relativiteitsvereiste, verkeersaantallen, geluidonderzoek, in‑/uitrit parkeergarage, evidente privaatrechtelijke belemmering, licht en bezonning, parkeerbehoefte
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:860: Awb; handhaving, tuinberging, bijbehorende bouwwerken, uitleg planregels, vertrouwensbeginsel, goede ruimtelijke ordening, verstening (Rb Limburg 21/511 en nr. 21/1383)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:948: Awb, Wro; bpl, fruitteeltbedrijf, uitbreiding, opslag, woon- en leefklimaat, verkeersbewegingen, uitzicht, bestemming groen, speeltoestellen
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:943: Awb, WVW 1994; weigering verkeersbesluit, maximale snelheid, verkeersveiligheid (Rb Rotterdam 22/1017)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:932: Awb; handhaving, huisvesten arbeidsmigranten, overgangsrecht, hoogte dwangsom, evenredigheid (Rb Gelderland 22/997)
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:871: Awb, Wro; bpl, recreatiebungalows, woon- en leefklimaat, casco-beleid, begrip bouwblok, herplantplicht, richtafstand, VNG-brochure
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:945: Awb, Wabo; verzoek herziening, omgevingsvergunning, bakkerij
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:880: Awb, Wro; vovo, bpl, verwijzing naar ECLI:NL:RVS:2024:871
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:907: Awb, Wro, Wgh; vovo, bpl, hogere waarden, relativiteitsvereiste, draagvlak, parkeren, evidente privaatrechtelijke belemmering, behoud plantsoen met lindeboom
* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:916: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, kappen en ver/herplanten bomen, beoordelingskader, afstandscriterium, wegverharding, belangenafweging, verplaatsing fietspaden, alternatieven, herplantplicht (Rb Midden-Nederland 23/6093 en 23/6094)
* ABRvS 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:903: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, kappen bomen, behoud rieten dak, gemeentelijk monument, wijziging APV, aantasting natuurwaarden
* ABRvS 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:882 : Awb, Wro; vovo, bpl, uitbreiding museum, locatiekeuze, cultuurhistorie, overlast zelfstandige horeca, VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, smederij, richtafstand, akoestisch onderzoek, parkeren, parkeerbehoefte, bereikbaarheid, verkeersafwikkeling, MER, stikstof, relativiteitsvereiste
* Rechtbank Midden-Nederland 5 maart 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1154: Awb, Wnb, handhaving, inbeslagneming rosse neushoornvogels, CITES-regelgeving, Bnb, Rnb, overtreding, donatie, herkomst dieren, evenredigheidsbeginsel, abbb
* Rechtbank Gelderland 1 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1110: Awb; vovo, verkeersbesluit, overlast, afsluiting straten, evenredigheidsbeginsel, noodzaak, verkeersveiligheid, verkeerstellingen, motiveringsgebrek
* ABRvS 4 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:869: Awb, Wro; vovo, bpl, bedrijventerrein, vestiging distributiecentrum, opslag ontplofbare stoffen, uitbreidingsmogelijkheden
* Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1592: Awb, WVW1994, vovo, verkeersbesluit, busverbinding, nieuwe route, woon- en leefklimaat, trillingsschade, verkeersveiligheid, parkeerdruk, geluidsoverlast,
* Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1702: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, legaliseren bootoverkapping, begrip botenloods, goede ruimtelijke ordening, beeldkwaliteitsplan, welstand
* Rechtbank Rotterdam 28 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1703: BW; dakopbouw, afwijken bpl, onrechtmatige hinder, privacy, beperking lichtinval
* Rechtbank Midden-Nederland 26 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1119: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, congrescentrum, bouwen, strijd met bpl, parkeerbehoefte, parkeernormen, tussenuitspraak
* ABRvS 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:805: Awb, Wro; vovo, wijzigingsplan, agrarisch bouwperceel, melkveebedrijf, paardenfokkerij, paardenstal, verrijden kuilbalen, geluidhinder, akoestisch onderzoek, contra-expertise
* ABRvS 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:803: Awb, Wro; vovo, bpl, winkelcentrum, supermarkt, uit te werken bestemming, voorkeursrecht
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1224: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, woningbouw, afwijkingsbevoegdheid, goede ruimtelijke ordening, welstand, vergewisplicht
* Rechtbank Den Haag 20 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2054: Awb, Wabo; vovo, verzoek opheffing geschorste omgevingsvergunning, oprichten vrijstaande woning, spuitzone, gewasbeschermingsmiddelen, windhaag, EFSA-model, drift-reducerende techniek
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:998: Awb, Wabo, Chw; omgevingsvergunning, zonnepark, ontvankelijkheid
* Rechtbank Limburg 19 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:753: Awb; handhaving, erfafscheiding, overkapping, vergunningplichtig, openbaar toegankelijk gebied, openheid, goede ruimtelijke ordening, evidente privaatrechtelijke belemmering, evenredigheid
* Rechtbank Den Haag 19 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1971: Awb, Wabo; vovo, handhaving, horecapand, arbeidsmigranten, strijd met bpl, hotelbedrijf, nachtverblijf, Dienstenrichtlijn, evenredigheidsbeginsel, VWEU
* Rechtbank Den Haag 23 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2304: Awb, Wnb; vovo, natuurvergunning, woningbouw, stikstofdepositie, bouwfase, AERIUS-berekening, einduitspraak na tussenuitspraak
* Rechtbank Noord-Holland 23 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1899: Awb, Wabo, weigering omgevingsvergunning, aanleg uitweg, vervallen parkeerplek, parkeerdrukonderzoek, motiveringsgebrek
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1141: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, hotel met paviljoen, bouwtekening, parkeerplaatsen, parkeerbehoefte, parkeernorm
* Rechtbank Noord-Holland 21 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1471: BW; mantelzorgwoning, verzoek aanpassing bpl, geen contractuele inspanningsverplichting, niet-ontvankelijk, bevoegdhedenovereenkomst, bestuursrechtelijke rechtsgang
* Gerecht EU 21 februari 2024, ECLI:EU:T:2024:98: Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2049, Verordening (EG) nr. 1367/2006; gewasbeschermingsmiddelen, werkzame stof cypermethrin, afwijzing verzoek interne herziening, identificatie kritische aandachtsgebieden door EFSA, risicobeoordeling en -beheer, voorzorgsbeginsel
* Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1904: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, splitsing woning, bouwverordening, vergunde situatie
* Rechtbank Gelderland 19 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:829L BW; kort geding, waterschap, verkoop gronden, Didam-arrest, voorwaarden, bpl
* Rechtbank Den Haag 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2408: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, handhaving, hoogte erfafscheiding, toetsing aan bpl, welstand, beschermd stadsgezicht, gelijkheidsbeginsel, motiveringsgebrek
* Rechtbank Den Haag 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2051: Awb; vovo, afwijzing handhavingsverzoek, aanbouw, vergunningsvrij, voltooide realisatie
* Rechtbank Midden-Nederland 16 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:711: Awb, Wabo; gegrond verzet, ontwerp-omgevingsvergunning, zienswijze, bouw appartementengebouw, voorbereidingsbeslissing, hoger beroep
* Rechtbank Den Haag 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1692: Awb, Wabo; afwijzing verzoek handhaving, omgevingsvergunning, zonnepanelen, legalisatie, welstand
* Rechtbank Den Haag 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1691: Awb, Wnb; verzoek intrekking, natuurvergunning, hotel en recreatiewoningen, overgangsrecht, referentiesituatie, negatief effect, verschilberekeningen
* Rechtbank Den Haag 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1693: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, dakopbouw, toetsing aan bpl, welstand
* Rechtbank Den Haag 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2049: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, appartementencomplex, jachtwerf, geluid, belemmering bedrijfsactiviteiten, woon- en leefklimaat, Chw, randvoorwaarden bpl, Activiteitenbesluit, richtafstanden, begrip Voor de bestaande bedrijfsvoering benodigde milieuruimte, akoestisch onderzoek, gecumuleerde geluidbelasting, saldering
* Rechtbank Oost-Brabant 12 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:471: Awb, Wabo; handhaving, pluimveehouderij, rondes vleeskuikens, overtreding
* Rechtbank Limburg 8 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:629: Awb, Wabo; ambtshalve actualiseren omgevingsvergunning, veranderen pluimveehouderij, geurbeheersplan, BBT, Wgv, Rie
* Rechtbank Limburg 7 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:585: Awb; handhaving, recyclebedrijf, geluidsvoorschriften, geluidsoverlast, puinbreker, legalisatie, formulering last, hoogte dwangsom
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 1 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:715: Awb; afwijzing handhavingsverzoek, recreatiewoning, permanente bewoning, medische omstandigheden, psychische klachten, begunstigingstermijn van 2 jaar
* Rechtbank Limburg 31 januari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:462: Awb, Wabo; weigeringen omgevingsvergunningen, Bibob, te lage bouwsom
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:392 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:394 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:402: Awb, Wro; planschade, beslistermijn
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:218: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, tijdelijke voorziening, hotelvleugel, ontvankelijkheid
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 12 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:236: Awb; handhaving, recreatieve verhuur woning, strijd met bpl, overtreding, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel
* Rechtbank Midden-Nederland 27 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7500: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, woonhuis, bezonningsstudie
* Rechtbank Midden-Nederland 19 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7503: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, kavelpad, doel aanleg
* Rechtbank Gelderland 9 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2634: Awb; handhaving, huisvesten arbeidsmigranten, overtreding, legalisatie
* Rechtbank Gelderland 30 september 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5584: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, gemeentelijk monument, boerderijcomplex, welstand, erfafscheiding, carport, toegangspoort, vlonder, agrarische bestemming, gelijkheidsbeginsel

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

# ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:951: Awb, Tracéwet, Wnb; tracébesluit, wegenproject ViA15, stikstofberekeningen, rekenafstand, aanvullende passende beoordeling, ecologisch onderzoek, Natura 2000-gebieden, compensatieopgave, stroomdalgraslanden, verzuring glanshaverhooilanden en essen-iepenbossen, vogelsoorten, kalkmoerassen, blauwgraslanden, cumulatieve effecten, geluideffecten, brugcomplex. Licht, mitigerende maatregelen, extern salderen, directe samenhang, peilmoment, intrekking vergunningen, bestuurlijke lus

  1. Het tracébesluit leidt tot een toename van stikstofdepositie op verschillende Natura 2000-gebieden. In de aanvullende passende beoordeling zijn de gevolgen van deze toename beoordeeld. De Afdeling komt in deze uitspraak tot het oordeel dat deze beoordeling geen gebreken of leemten in kennis bevat die moeten leiden tot de conclusie dat de minister zich daarop niet heeft mogen baseren. De beroepsgronden geven daarvoor geen grond. Dat betekent ook dat de conclusies die daarin zijn opgenomen kunnen worden gevolgd. Ook de overige beroepsgronden over de ecologische beoordeling leiden volgens de Afdeling niet tot het oordeel dat de gevolgen van het tracébesluit voor de natuur niet toereikend in beeld zijn gebracht.
  2. De conclusie van de aanvullende passende beoordeling is dat het project voor een aantal Natura 2000-gebieden niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden. Voor een aantal andere Natura 2000-gebieden is gebleken dat die zekerheid er niet is. Om die reden heeft de minister in het TB2021 extra mitigerende maatregelen genomen en de omvang van de compensatiemaatregel gewijzigd.
  3. De compensatiemaatregel heeft betrekking op het Natura 2000-gebied “Rijntakken”, omdat uit de aanvullende passende beoordeling is gebleken dat niet de zekerheid bestaat dat het project ViA15 de natuurlijke kenmerken van het habitattype stroomdalgraslanden (H6120) in dit gebied niet zal aantasten. In deze uitspraak komt de Afdeling tot de conclusie dat de beroepsgronden die naar voren zijn gebracht over de in het TB2021 voorgeschreven compensatieopgave voor de stroomdalgraslanden niet slagen, dit ook gelet op wat over de invulling van deze compensatieopgave al is geoordeeld in de eerdere tussenuitspraak van 20 januari 2021.
  4. Als mitigerende maatregel is uitgegaan van het zogenoemde extern salderen. Hiervoor is in de aanvullende passende beoordeling de toename aan stikstofdepositie die het project ViA15 heeft voor verschillende Natura 2000-gebieden weggestreept tegen de afname van stikstofdepositie door de (gedeeltelijke) beëindiging van verschillende agrarische bedrijven. In deze uitspraak oordeelt de Afdeling dat nog niet aan alle vereisten wordt voldaan om extern salderen in de aanvullende passende beoordeling als mitigerende maatregel te kunnen inzetten. Zo moet voor de Natura 2000-gebieden waarvoor externe saldering wordt ingezet, zijn onderzocht wat de staat van instandhouding en de instandhoudingsdoelstellingen zijn van die gebieden. Indien voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen een (blijvende) daling van de stikstofdepositie nodig is, zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat de beëindiging van de agrarische bedrijven niet nodig is om die (blijvende) daling van stikstofdepositie op gebiedsniveau te realiseren. Indien de minister niet aannemelijk kan maken dat er andere maatregelen zijn om de vereiste daling van stikstofdepositie in het betrokken Natura 2000-gebied te realiseren, mag de beëindiging van de agrarische bedrijven niet worden gebruikt om het project ViA15 mogelijk te maken. Hiervoor heeft de minister naar het oordeel van de Afdeling op dit moment nog onvoldoende onderbouwing gegeven. De minister wordt in de gelegenheid gesteld om binnen 26 weken na deze uitspraak hiervoor nadere gegevens aan te leveren. Omdat de beroepsgronden op dit punt door GNMF naar voren zijn gebracht, is voor GNMF in deze procedure nog geen einduitspraak gedaan.

Daarnaast heeft de Afdeling over extern salderen geoordeeld dat in het TB2021 ten onrechte is bepaald dat pas op het moment van de openstelling van de wegaanpassingen moet zijn verzekerd dat het depositiesaldo van de zes agrarische bedrijven daadwerkelijk is ingetrokken voor het project ViA15 en dat (het deel van) de bedrijfsvoering van deze zes agrarische bedrijven dat voor externe saldering is ingezet daadwerkelijk is beëindigd en niet kan worden hervat. Naar het oordeel van de Afdeling moet dit zijn verzekerd op het moment dat wordt gestart met de realisatie van het project ViA15, dus bij de start van de met dit project onlosmakelijk verbonden bouw- en aanlegactiviteiten. Het artikel uit het TB2021 heeft de Afdeling op dit punt zelfvoorzienend aangepast.

  1. De Afdeling komt in deze uitspraak verder tot het oordeel dat alle overige beroepsgronden niet slagen. Dat betekent dat voor MOB, Strijdbaar Angeren en anderen, Stichting Milieuvrienden Duiven en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] deze uitspraak een einduitspraak is. Het gebrek dat nog resteert ziet op de onderbouwing die de minister moet aanleveren voor het kunnen inzetten van de zes agrarische bedrijven als mitigerende maatregel. Ten aanzien van dit gebrek is alleen GNMF nog partij in deze procedure. Die vervolgprocedure wordt voortgezet onder nummer 201702813/21/R3.

* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:947: Awb; handhaving, schutting, hoogte, beplanting, verkeersveiligheid, legalisatie, vertrouwensbeginsel, evenredigheidsbeginsel, rechtszekerheid (Rb Midden-­Nederland 20/4101)

6.1.  Het college betoogt terecht dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van de schutting alleen geweigerd zou kunnen worden op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo. De schutting is 1,90 meter hoog, terwijl artikel 20.2.3 van de regels van het bestemmingsplan een hoogte van maximaal 1 meter toestaat. Dit betekent dat op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de schutting de weigeringsgrond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo van toepassing is. Anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan komt in dit verband geen betekenis toe aan het in het bestemmingsplan opgenomen gebruiksovergangsrecht. Want volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 15 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:118, ov. 2) is voor de vraag of voor een bouwplan vergunning kan worden verleend het gebruiksovergangsrecht niet relevant. Uitsluitend het bouwovergangsrecht kan in zoverre van belang zijn. Aan het in het bestemmingsplan opgenomen bouwovergangsrecht komt echter geen betekenis toe bij de vraag of voor de schutting vergunning kan worden verleend, omdat dat bouwovergangsrecht niet ziet op de schutting zelf (maar op situaties van vernieuwing of verandering die hier niet aan de orde zijn).

Het is verder vaste rechtspraak van de Afdeling dat het enkele feit dat het bevoegd gezag niet bereid is omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan, in beginsel voldoende is voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat (onder meer de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2602, ov. 2.2). Het college is niet bereid medewerking te verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan door verlening van een omgevingsvergunning. Dat is in dit geval reeds voldoende voor het ontbreken van concreet zicht op legalisatie. Of de schutting al dan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand is niet van belang. De rechtbank heeft dit niet onderkend en heeft in de tussenuitspraak en de einduitspraak ten onrechte een gebrek geconstateerd in de beoordeling van het college of sprake is van concreet zicht op legalisatie.

7.1. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.

7.2.    De brief van 12 september 2019 bevat de volgende passage:

“De schutting en de berging mogen worden behouden tot het moment dat de huidige bewoner vertrekt. Op dat moment dienen de schutting en de schuur te worden gesloopt en dient de situatie in overeenstemming te worden gebracht met het bestemmingsplan.” De rechtbank heeft overwogen dat deze passage gekwalificeerd moet worden als een toezegging dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen de schutting totdat [appellant] verhuist. Verderop in de brief van 12 september 2019 is echter ook het volgende vermeld: “Dat er nu niet handhavend wordt opgetreden, betekent niet dat hiervan definitief wordt afgezien. Wanneer de prioriteiten anders worden gesteld, kunnen wij overwegen wel handhavend op te treden. Ook een belangenafweging, bijvoorbeeld naar aanleiding van een (nieuw) handhavingsverzoek, kan ertoe leiden dat handhaving geboden is.” Het college betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte slechts acht heeft geslagen op de eerste passage en niet ook op de tweede passage in de brief van 12 september 2019. Gelet op de tweede passage mocht [appellant] er niet op vertrouwen dat onder geen enkele omstandigheid handhavend zou worden opgetreden. Hierbij is ook van belang dat, zoals is vermeld in de brief van 12 september 2019, die brief is verstuurd naar aanleiding van een handhavingsverzoek. Op dat handhavingsverzoek moest nog beslist worden en tegen die beslissing zou bovendien bezwaar openstaan, voor zowel [appellant] als de verzoeker om handhaving, [partij]. [appellant] had er rekening mee moeten houden dat naar aanleiding daarvan alsnog beslist zou kunnen worden tot handhavend optreden tegen de schutting.

  1. [appellant] betoogt verder dat de rechtszekerheid zich ertegen verzet dat het college wegens overtreding van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo jegens hem handhavend optreedt. Volgens [appellant] is hij in 2018 eigenaar geworden van het perceel, terwijl de schutting al omstreeks 1996/1997 door de toenmalige eigenaar van het perceel is gerealiseerd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, zoals de uitspraak van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7345, volgt volgens [appellant] dat onder die omstandigheden niet jegens hem handhavend kan worden opgetreden.

10.1.  Dit betoog slaagt niet. Uit de door [appellant] aangehaalde jurisprudentie volgt dat de rechtszekerheid zich er in beginsel tegen verzet dat aan personen die vóór 1 april 2007 de eigendom hebben verkregen van een perceel met daarop een zonder vergunning gebouwd bouwwerk, een last onder dwangsom wordt opgelegd wegens overtreding van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo. De reden hiervoor is dat op die datum het verbod om een zonder vergunning gebouwd bouwwerk in stand te laten voor het eerst in de Woningwet is opgenomen en een nieuwe eigenaar vóór die datum in beginsel geen onderzoek hoefde te doen naar de vraag of een bouwwerk zonder de vereiste vergunning was gebouwd. Vanaf die datum moest een nieuwe eigenaar echter bekend zijn met het wettelijke verbod om een zonder vergunning gebouwd bouwwerk in stand te laten. Omdat [appellant] in 2018 eigenaar is geworden van het perceel, had hij bekend kunnen en moeten zijn met dat wettelijke verbod. De door hem aangehaalde jurisprudentie is niet van toepassing op zijn situatie en de rechtszekerheid stond niet in de weg aan handhavend optreden jegens hem.

* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:958: Awb; handhaving, berging, tuinmuur, hoogte, vergunningvrij bouwen, egaliseren terrein (Rb Zeeland­West­Brabant 21/642)

8.1.    De hoogte van zowel de berging als de tuinmuur dienen te worden gemeten met toepassing van artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van bijlage II van het Bor. Volgens deze bepaling moet worden gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven

8.2.    Volgens de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 139) leidt het criterium in artikel 1, tweede lid, onder b, van bijlage II van het Bor, dat niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk buiten beschouwing moeten blijven, ertoe dat gronden niet eerst vrijelijk en ongelimiteerd opgehoogd kunnen worden, waarna vervolgens vanaf dat nieuwe peil de hoogtebepaling van het vergunningvrije bouwwerk kan plaatsvinden. Indien ophogingen of verdiepingen zijn aangebracht die niet bij het natuurlijk verloop van de grond passen, behoren deze bij het meten van de hoogte van het bouwwerk buiten beschouwing te worden gelaten. In dat geval dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke, voor de plaatsgevonden ophoging of verdieping aanwezige, als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Een uitzondering hierop geldt voor situaties waarin ophogingen of verdiepingen noodzakelijk zijn om het bouwwerk te kunnen realiseren.

8.3.    Gelet hierop volgt uit artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van bijlage II van het Bor dat uitgangspunt is, dat bij het meten van de hoogte van een bouwwerk dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Bij de beoordeling of een ophoging past bij het verloop van het terrein dienen niet alleen het desbetreffende perceel, maar ook de omliggende percelen te worden betrokken. Uit het door partijen overlegde en ter zitting getoonde kaartmateriaal en de foto’s blijkt dat de percelen van [belanghebbende] en [appellant] zijn gelegen in een dijklichaam, waarbij het terrein niet egaal is en afloopt van zuid naar noord en van oost naar west. Het perceel van [appellant] ligt, zoals blijkt uit dit kaartmateriaal, hoger dan het perceel van [belanghebbende]. Na de realisatie van de tuinmuur en de berging is het perceel van [belanghebbende] geëgaliseerd. Daarbij is het terrein ten zuiden van de woning van [belanghebbende] opgehoogd tot het peil van de woning. Middels een keerdam is het terrein aan de oostkant van de tuinmuur en de berging ook opgehoogd tot het peil van de woning. Als gevolg van de egalisering ligt het perceel van [belanghebbende] nu hoger dan het perceel van [appellant]. Hierdoor ogen de tuinmuur en de berging hoger dan passend is bij het verdere verloop van het terrein. Gelet hierop kwalificeert de egalisering van het terrein als een ophoging die niet past bij het natuurlijk verloop van het terrein. Voorts was de ophoging niet noodzakelijk voor het realiseren van de berging en de tuinmuur.

8.4.    Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college bij de bepaling van de hoogte van de tuinmuur en de berging terecht het afgewerkt terrein – dus de perceelhoogte na egalisering – als uitgangspunt heeft genomen. Uitgaande van deze wijze van meten, zijn de berging en de tuinmuur ten onrechte zonder omgevingsvergunning gebouwd en in stand gelaten.

* ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:939: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, splitsing woning, strijd met bpl, begrip bestaande woning, parkeren (Rb Den Haag 22/301 en 22/300)

13.4.  De Afdeling stelt vast dat [appellant] in zijn beroepschrift heeft aangevoerd dat in zijn geval reeds sprake was van twee bestaande woningen, voordat het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening)” in werking is getreden. Daarbij heeft [appellant] in zijn beroepschrift er ook op gewezen dat deze twee al bestaande woningen niet kunnen leiden tot strijd met het splitsingsverbod. [appellant] betwist daarmee, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dat zijn aanvraag in strijd is met artikel 32 van het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening)”. De Afdeling overweegt hierover het volgende.

Artikel 32 van het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening)” verbiedt het bouwkundig splitsen van een bestaande woning. [appellant] en het college verschillen van mening over wat onder een bestaande woning moet worden verstaan. In het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is geen definitie van het begrip “bestaande woning” opgenomen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, zie bijvoorbeeld overweging 15.1 van de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3579, wordt een planregel in dat geval omwille van de rechtszekerheid letterlijk uitgelegd. De interpretatie van het college dat het begrip “bestaande woning” zo moet worden uitgelegd dat het moet gaan om een in juridische zin bestaande woning, past naar het oordeel van de Afdeling niet bij deze letterlijke uitleg. De Afdeling overweegt verder dat een letterlijke uitleg met zich brengt dat artikel 32 van het bestemmingsplan “Regentesse/Valkenboskwartier (Integrale herziening)” zo moet worden gelezen dat het moet gaan om een feitelijk bestaande woning. Aangezien het pand van [appellant] voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier” feitelijk al in twee woningen was gesplitst, betekent dit dat op dat moment al sprake was van twee bestaande woningen. Aan [appellant] kan het in artikel 32 neergelegde splitsingsverbod daarom niet worden tegengeworpen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college de aanvraag van [appellant] daarom ten onrechte in strijd geacht met artikel 32 van het bestemmingsplan “Regentesse/Valkenboskwartier (Integrale herziening)”.

* Rechtbank Den Haag 20 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2054: Awb, Wabo; vovo, verzoek opheffing geschorste omgevingsvergunning, oprichten vrijstaande woning, spuitzone, gewasbeschermingsmiddelen, windhaag, EFSA-model, drift-reducerende techniek

  1. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan de aanvullende notitie van de Adromi groep van 20 september 2023 niet als een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek worden beschouwd als bedoeld in deze rechtspraak van de Afdeling.
  2. De voorzieningenrechter acht daarbij in de eerste plaats van belang dat in deze notitie van 20 september 2023 wederom het EFSA-model gehanteerd, waarvan de Afdeling in de hiervoor onder 10. genoemde uitspraken van 2 augustus 2023 en 6 december 2023 heeft geoordeeld dat dat EFSA-model ook na nadere onderbouwing niet valt aan te merken als een algemeen wetenschappelijk aanvaard model waarmee in het kader van een goede ruimtelijke ordening afstanden voor aanvaardbare spuitvrije zones kunnen worden bepaald.

De aanvullende notitie bevat hoofdzakelijk weerleggingen door de onderzoeker van kritiekpunten die de Afdeling tot voormeld herhaald oordeel heeft gebracht. Nog daargelaten dat deze opheffingsprocedure zich niet leent voor een diepgaande beschouwing van die weerleggingen, heeft de voorzieningenrechter op het eerste gezicht geen in het oog springende nadere wetenschappelijke onderbouwing kunnen aantreffen als vereist door de Afdeling. Voor zover gesteld wordt dat er geen onaanvaardbaar blootsellingsrisico kan zijn omdat gewasbeschermingsmiddelen die kunnen worden gebruikt al op veiligheid zijn beoordeeld bij de toelating tot de Europese markt, wijst de voorzieningenrechter erop dat de Afdeling in de uitspraak van 6 december 2023 heeft overwogen dat dit onverlet laat dat op dit moment geen wetenschappelijke informatie beschikbaar is waarmee mogelijke risico’s voor kinderen onder 1 jaar en zwangeren en door cumulatie en drift in beeld kunnen worden gebracht en op verantwoorde wijze kunnen worden meegenomen bij het bepalen van een aanvaardbare afstand.

* Rechtbank Limburg 8 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:629: Awb, Wabo; ambtshalve actualiseren omgevingsvergunning, veranderen pluimveehouderij, geurbeheersplan, BBT, Wgv, Rie

  1. Uit de van belang zijnde jurisprudentie van de Afdeling volgt volgens de rechtbank het volgende. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geurhinder vanwege de stallen van de inrichting. Uit de (tussen)uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2020 volgt dat (ook) als er voldaan wordt aan artikel 3, vierde lid, van de Wgv er geen lagere geurnormering geëist mag worden door het voorschrijven van een geurbeheersplan. In de uitspraak van 23 december 2020 heeft de Afdeling verwezen naar de voormelde uitspraak en als nadere precisering overwogen dat:

“op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wgv het bevoegd gezag, voor zover hier van belang, bij de beslissing op de aanvraag ook in acht neemt dat in de inrichting tenminste de voor de veehouderij in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast in gevallen waar geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht en/of is onderbouwd. In het nu voorliggende geval wordt aan de geurnormen van de Wgv voldaan. De stichting heeft niet onderbouwd en evenmin is anderszins aannemelijk geworden dat in dit geval niettemin sprake is van geurhinder bij gevoelig receptoren op grond waarvan een geurbeheersplan zou moeten worden voorgeschreven.”

Dit standpunt is herhaald in de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021. In de laatstgenoemde uitspraak staat vermeld “dat de geurbelasting ruimschoots binnen de ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wgv geldende norm van 14 odour units blijft.”

Uit de voormelde uitspraak van 23 december 2020 kan de rechtbank niet afleiden in welke zin aan de normen van artikel 3 (eerste of vierde lid) van de Wgv wordt voldaan.

  1. De onder 9 genoemde uitspraken van de Afdeling zien op aanvragen om een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.

In de onderhavige zaak gaat het om een ambtshalve actualisering van een dergelijke omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.30 van de Wabo. In dat artikel wordt expliciet verwezen naar Richtlijn 2010/75/EU, waaruit BBT 12 via het Uitvoeringsbesluit EU voortvloeit. Niet in geschil is dat de onderhavige zaak ziet op een overbelaste situatie in de zin van artikel 3, vierde lid, van de Wgv (50%-regeling). De rechtbank ziet geen reden waarom in deze zaak (dan) niet voldaan zou zijn aan het criterium van BBT 12 namelijk ‘dat bij gevoelige receptoren geurhinder wordt verwacht en/of is onderbouwd’. Daargelaten of bij (onderschrijding van) de ‘standaardnormering’ van artikel 3, eerste lid, van de Wgv13 al geen sprake kan zijn van hinder in de zin van BBT 12, vindt de rechtbank dat dit bij overschrijding hiervan, zoals in deze zaak aan de orde in de zin van artikel 3, vierde lid, van de Wgv (50% regeling), wel het geval is. Die overbelaste situatie/ overschrijding volgt ook uit de desbetreffende tabellen behorende bij de revisievergunning. Het gaat daarbij, zoals verweerder – zie onder 6 – heeft aangegeven, (vooral) om grotere en kleinere overschrijdingen op diverse geurgevoelige objecten in de bebouwde kom, van de daar geldende standaardnorm van 3 OU. Dat volgens eiseres – zie voetnoot 6 – op sommige plaatsen in de bebouwde kom de norm van 6 OU geldt, maakt dat volgens de rechtbank niet anders. Immers niet in geschil is dat voor deze inrichting de norm van 3 OU geldt. De rechtbank volgt derhalve het standpunt van verweerder in dit verband dat BBT 12 hier toepasbaar is.15 BBT 12 en ook BBT 13 zijn volgens de rechtbank in ieder geval bedoeld om de gestelde standaardnormen van de Wgv te halen, hetgeen bij deze inrichting nog niet (geheel) het geval is. Dat de overschrijding misschien niet zo heel veel is, zoals eiser aangeeft, maakt dat niet anders. Hoe kleiner de overschrijding hoe meer het ook haalbaar zal kunnen zijn om inspanningen te verrichten en (vooral) de norm van 3 OU te halen. Dat de aangevraagde revisievergunning in 2016 op grond van artikel 3, vierde lid, van de Wgv, niet hoefde te worden geweigerd, betekent volgens de rechtbank dus niet dat verweerder die vergunning anno 2021 niet in de zin van met name BBT 12 en ook BBT 13 mocht actualiseren. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.

Samenvattingen van jurisprudentie op STAB-site

Op de website van STAB wordt recente jurisprudentie ook samengevat.
De volgende uitspraken zijn deze week nieuw geplaatst:

Rb Gelderland 6 februari 2024 Handhaving, weigering maatwerkvoorschriften, ZZS, stofklasse-indeling, exceptieve toetsing
ABRvS 14 februari 2024 Provinciaal inpassingsplan en Wnb-vergunning, extern salderen, mitigerende maatregel niet noodzakelijk als instandhoudingsmaatregel
Rb Noord-Nederland 18 januari 2024 Watervergunning, beoordelingssystematiek voor niet-genormeerde stoffen uit Handboek immissietoets onvoldoende toegepast

# = betrokkenheid STAB

= (nog) niet gepubliceerd