Geen weigeringsgrond watervergunning vanwege ontbreken redelijk, evident alternatief. De belangenafweging hierbij kan slechts betrekking hebben op waterstaatkundige belangen.

Casus

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eisers wonen aan de [adres 2], te [plaatsnaam]. Op het perceel tegenover [adres 2] (ter hoogte van [adres 1] 20) worden twee woningen gerealiseerd. De al aanwezige woning op [adres 1] 20 blijft behouden. In dit verband is er een aanvraag gedaan voor een brug over het a-water. De te realiseren brug komt uit aan de voorzijde van de nieuw te realiseren woningen ter ontsluiting van het perceel.

Eisers stellen dat de watervergunning moet worden geweigerd omdat er een alternatief bestaat voor ontsluiting van het perceel. Het perceel van vergunninghouder kan ook worden ontsloten via de bestaande ontsluiting aan de Oostzijde (via [adres 1]). Daar ligt reeds een bestaande woning. De ontsluiting kan aan deze kant worden doorgetrokken naar de nieuwe woningen.

Verweerder stelt dat duikers en/of bruggen in a-wateren volgens de beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater (hierna: de beleidsregels) niet zijn toegestaan. Op deze regel is echter een aantal uitzonderingen mogelijk. Eén daarvan is wanneer een duiker of brug nodig is voor perceelontsluiting en waarbij het perceel niet op een andere wijze is, of kan worden ontsloten. Volgens verweerder is deze uitzondering hier van toepassing, vanwege onder meer stedebouwkundige aanvaardbaarheid, veiligheid en strijdigheid gemeentelijk beleid.

Rechtsvraag

Had verweerder de vergunning moeten weigeren?

Uitspraak

Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder 1, van de Keur Waterschap Brabantse Delta 2015 (hierna: de Keur) is het verboden zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones of ondersteunende kunstwerken door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven. Uit artikel 6.13 van de Waterwet, in samenhang bezien met artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet volgt dat de in artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Keur genoemde vergunning een watervergunning betreft en dat artikel 6.21 van de Waterwet van toepassing is. Ingevolge artikel 6.21 van de Waterwet wordt een watervergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 van de Waterwet of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet.

De rechtbank overweegt dat uit deze bepalingen volgt dat de bij de besluitvorming te verrichten belangenafweging slechts betrekking kan hebben op waterstaatkundige belangen. De rechtbank wijst in dit verband op vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaruit blijkt dat verweerder bij een aanvraag om een watervergunning dient te beoordelen of waterstaatkundige belangen zich tegen het verlenen van de watervergunning verzetten. Verweerder heeft daarbij niet de ruimte om meer of andere belangen te betrekken in zijn besluitvorming dan die welke voortvloeien uit artikel 2.1 van de Waterwet.

De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder beleidsregels heeft opgesteld ter invulling van de Keur. Uit deze beleidsregels volgt dat er in principe geen duikers en/of bruggen in a-wateren zijn toegestaan, tenzij deze nodig is voor perceelontsluiting en het perceel niet op andere wijze is, of kan worden ontsloten. De rechtbank stelt vast dat door vaststelling van deze beleidsregels verweerder zich een onderzoeksplicht heeft opgelegd om te bezien of er sprake is van een alternatief om het perceel te ontsluiten. Deze onderzoeksplicht beperkt zich, gezien de huidige formulering, niet meer tot waterstaatkundige belangen, maar behelst een afweging van belangen die verder gaat dan de Waterwet voorschrijft. Immers, om te bezien of er een alternatieve ontsluiting mogelijk is, zullen ook bijvoorbeeld stedenbouwkundige en/of veiligheidsbelangen moeten worden betrokken. Verweerder heeft hiertoe een poging gedaan maar blijft vervolgens steken in een verwijzing naar gemeentelijk beleid. De rechtbank constateert dat de beleidsregel waar het hier om gaat (5.4.1.1) in strijd is met de Waterwet en buiten toepassing zal moeten blijven. Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging.

De rechtbank ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en overweegt daartoe als volgt. Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat de beleidsregels te nauw zijn geformuleerd en dat deze anders uitgelegd moeten worden. De rechtbank concludeert dat, gezien het feit dat verweerder in haar afweging geen andere belangen kan betrekken dan waterstaatkundige belangen, de vergunning alleen geweigerd kan worden indien er sprake is van een redelijk, evident alternatief voor ontsluiting. Van verweerder kan niet gevergd worden dat hij een uitgebreid onderzoek doet naar alternatieven. Hij dient alleen de afweging te maken of er een evident, voor de hand liggend, alternatief aanwezig is. Als dit er niet is en er zijn geen waterstaatkundige belangen in het geding, dan dient hij de vergunning te verlenen.

Als de beleidsregels op deze manier worden toegepast, betekent dit voor de onderhavige zaak het volgende. Uit de toelichting van verweerder ter zitting en uit het dossier blijkt dat dat er minimale waterstaatkundige nadelen zijn van het plaatsen van de brug en dat het alternatief zoals door eisers voorgesteld op bezwaren stuit, onder meer doordat toestemming nodig is van de eigenaar van perceel [perceelnummer] om de verlenging van de toegangsweg aan [adres 1] te verwezenlijken. Ook heeft de gemeente aangegeven niet te willen meewerken aan deze alternatieve route. Hierdoor is er geen sprake van een redelijk, evident alternatief. Gelet hierop had de vergunning niet geweigerd kunnen worden. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zullen derhalve in stand worden gelaten.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum Uitspraak : 24-02-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBZWB:2022:971
Odile Scholte