Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* 18 mei 2022 (ABRvS 202106310/1/A2): Awb, Wro; planschade, normaal maatschappelijk risico, drempel (Rb Noord-Holland 20/3509)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202105458/1/R1 en 202105523/1/R1): Awb, Wro, WGH; bpl/HGW, woningen, herontwikkeling kantorenlocatie, Chw, belanghebbenden, Wlv/LIB, Bag/saldering
* 18 mei 2022 (ABRvS 202104786/1/R1): Awb, Wm; aanwijzing locaties voor ondergrondse restafvalcontainers, alternatieven
* 18 mei 2022 (ABRvS 202104446/1/R4): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, invordering, permanente bewoning recreatiewoning, geen bijzondere omstandigheden (Rb Gelderland 19/2575)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202104168/1/R1): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, bouwstop, berging/veranda, Bor/niet vergunningvrij (Rb Noord-Holland 20/2563)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202102561/1/R4): Awb, Wm; handhaving, bestuursdwang, verwijderen mest met restanten drugsafval, zorgplicht, overtreder, kostenverhaal
* 18 mei 2022 (ABRvS 202102127/1/A3): Awb, Hvw; omzettingsvergunning voor woningsplitsing, beleidsregel, voorkomen van geluidhinder (Rb Amsterdam 20/4208)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202101970/1A3): Awb, Wob; uitblijven besluit openbaarmaking van informatie, destructor, milieu-informatie (Rb Den Haag 20/7753)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202100798/1/A3): Awb, Hvw; boetes, onttrekken woonruimte aan woningvoorraad, toeristische verhuur, overtreder (Rb Amsterdam 19/848 en 19/849)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202100031/1/R1): Awb, Waterwet; vergunning voor het onttrekken en injecteren van grondwater, frisdrankenfabriek, beleidsregel, overgansgrecht, bijzondere omstandigheden, evenredigheid (Rb Oost Brabant 19/1285 en 19/1366)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202006873/1/A3): Awb, Hvw; onttrekkingsvergunning, woningsplitsing, grondentrechter, van rechtswege verleend (Rb Den Haag 19/5387)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202006652/1/A2): Awb; schadevergoeding, doorzending naar Rb
* 18 mei 2022 (ABRvS 202005126/1/R2): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, plaatsen airco-units, Bor/niet vergunningvrij, geluid, VNG-brochure, Activiteitenbesluit (Rb Limburg 19/2278)
* 18 mei 2022 (ABRvS202004539/1/A2 en 202004720/1/A2): Awb, Wro; planschade, planvergelijking, tussenuitspraak (Rb Limburg 19/405 en 19/406)
* 18 mei 2022 (ABRvS 202003806/2/R3): Awb, Wro; bpl, woningen, landschap, strijd met provinciale omgevingsverordening, herstelplan beplanting/hydrologie, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak
* 18 mei 2022 (ABRvS 201908718/1/A2): Awb, Wro; planschade, veehouderij, provinciale verordening, (fluctuaties) geur, tijdelijke schade, fijnstof (Rb Oost-Brabant 18/1527)
* 17 mei 2022 (ABRvS 202101508/3/R2 en 202101642/3/R2): Awb, Wnb; vovo, handhaving/ (veeg)ontheffing, soortenbescherming, woonwijk, compensatiegebied (Rb Noord-Holland . 20/2265 en 20/3077)
* 17 mei 2022 (ABRvS 202200891/2/R2): Awb, Wro; vovo, woningen, verkeer, ontsluiting
* 17 mei 2022 (Hof Arnhem-Leeuwarden 21/210210): WSr, Sr; verzoek OvJ tot bewilliging artikel 240, eerste lid, Sv, n.a.v. eerder door hof gegeven beschikking tot vervolging in verband met verdenking artikel 170, onder tweede, WSr; aardgaswinning, veroorzaakte schade waardoor levensgevaar te duchten is geweest, toegestane gedraging, direct oorzakelijk verband
* 16 mei 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/899): Awb, Wabo; handhaving, bungalows op recreatiepark, bevoegdheid, juist peil en geen ongeoorloofde grondophogingen
* 16 mei 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/2722): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, afwijking bouwvergunning, in overeenstemming brengen, strijd met bpl, geen zicht op legalisatie, evenredigheid
*16 mei 2022 (Rb Rotterdam ROT 22/1852): Awb; vovo, verwijderen verkeersborden, geen eerder verkeersbesluit, geen besluit, ontvankelijkheid
* 16 mei 2022 (ABRvS 202202204/1/R4): Awb, Wm; vovo, overbrenging afvalstoffen, EVOA, asfaltgranulaat, PAK, groene/oranje lijst, wel of niet-teerhoudend, STAB-verslag, motivering
* 13 mei 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/3696): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, fysieke schade, bewijsvermoeden, opmerking in deskundigenrapport
* 13 mei 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/1099): Av, Wvw 1994; verkeersbesluit, geen permanente ontheffing voor gebruik drie bezorgscooters in straten vanaf 17:00 uur, geen bijzondere omstandigheden
* 13 mei 2022 (Rb Rotterdam ROT 21/5454): Awb, Gmw; handhaving, dwangsom, huis-aan-huis werven van donateurs, strijd met verbod op collecteren, APV, geen vergunning
* 13 mei 2022 (ABRvS 202202374/3/A3): Awb; ambtshalve onderzoek naar het bestaan van aanleiding voor opheffing of wijziging vovo, sluiting woning, drugshandel, besluit blijft geschorst tot uitspraak in bodemprocedure
* 12 mei 2022 (Rb Rotterdam ROT 21/1294): Awb, Gmw; verzoek om aanwijzing flatgebouwen als gemeentelijk monument, zeldzaamheidswaarde, visie, motie van raad, monumentenverordening
* 12 mei 2022 (ABRvS 202100814/2/R3): Awb, Nbw; vovo, handhaving, exploitatie vliegveld leidt tot toename stikstofdepositie op overbelaste Natura 2000-gebieden, verwijzing naar vovo-uitspraak Afdeling van dezelfde dag (Rb Overijssel 20/827)
* 12 mei 2022 (ABRvS 202200332/2/R3): Awb, Wro, Wnb, Wabo, Wvw 1994; vovo, bpl/vergunningen en verkeersbesluit, inrichting vliegveld, evenementen, natuur, geluidverstoring, verkeer/transferium, stikstof, externe saldering, overbruggingsmaatregel, belangenafweging
* 12 mei 2022 (ABRvS 202202248/2/R1): Awb, Wro; vovo, bpl, appartementencomplex, Wnb/dassenburcht, quickscan
* 12 mei 2022 (EH C-730/19): Niet-nakoming, luchtkwaliteit, systematische en aanhoudende overschrijding van grenswaarden voor stikstofdioxide (SO2) in bepaalde Bulgaarse zone en agglomeraties, periode van overschrijding “zo kort mogelijk”, passende maatregelen
* 12 mei 2022 (EH C‑573/19): Niet-nakoming, luchtkwaliteit, systematische en aanhoudende overschrijding van grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) in bepaalde Italiaanse zones en agglomeraties, periode van overschrijding “zo kort mogelijk”, passende maatregelen
* 12 mei 2022 (EH C-278/21): Verzoek om prejudiciële beslissing, conclusie AG, Habitatrichtlijn, SBZ, hernieuwde passende beoordeling, voorafgaand onderzoek noodzaak, nitraatemissies van bestaande viskwekerij, inaanmerkingneming van rivierbeheersplan en Natura 2000-plan voor betrokken gebied
* 11 mei 2022 (ABRvS 202201247/2/R3): Awb, Wro, Wabo; vovo, bpl/omgevingsvergunning voor bouwen, aantal woontorens, geen strijd met Bro, woon- en leefklimaat, bezonning, parkeren/CROW
* 11 mei 2022 (Rb Overijssel ZWO 20/961, 20/958, 20/180 en 21/1424, 20/188, 20/181, 20/962, 20/2176, 20/2177, 20/2207, 20/2206, 20/2180, 20/2179, 20/957, 20/956, 20/953, 20/954, 20/2211, 20/2208, 20/2209, 20/2210, 20/182, 20/187, 21/387, 20/959, 20/960, 19/1159 en 20/183, 20/185 en 20/184): Awb, Wnb; handhaving/vergunningen, veehouderijen, PAS-melders, beweiden, bemesten, gevolgen stikstofuitstoot op natuurgebieden, emissiearm stalsysteem/Rav-factor/mitigerende maatregel, referentiesituatie, AERIUS, onderbouwing onvoldoende
* 11 mei 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 22/1406 en LEE 22/1408): Awb, Opiumwet, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, sluiting woning, hennepteelt, bevoegdheid, noodzaak
* 11 mei 2022 (Rb Den Haag C/09/610496 / HA ZA 21-364): BW; geluidsoverlast van slagerij, Activiteitenbesluit, VVE/ontvankelijkheid, warm weer, koeling, geopende ramen en deuren, geen onrechtmatige geluidhinder
* 10 mei 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/3120): Awb, Mbw; mijnbouwschade, proceskosten
* 9 mei 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/3277): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, waardedaling, geen bijzondere omstandigheden
* 6 mei 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/763 en ZWO 21/376): Awb, Msw; boete, overschrijden van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen en de fosfaatgebruiksnorm, matigingsbeleid, gemiddelde fosfaat-/stikstofgehalte in afgevoerde drijfmest, Uitvoeringsregeling
* 4 mei 2022 (Rb Noord-Holland HAA 20/555): Awb, Wabo, Nbw; intrekking vergunningen biovergassingsinstallatie, bevoegdheid, eerste vergunning met natuurtoestemming Nbw 1998, nadere beoordeling passende maatregelen
* 4 mei 2022 (Rb Limburg C/03/288791 / HA ZA 21-100): BW; vrachtverkeer ten behoeve van zuivelproductie, onrechtmatige hinder, objectieve normen, stelplicht
* 4 mei 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/1016): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen, zonnepanelen, strijd met bpl
* 4 mei 2022 (Rb Rotterdam ROT 22/1719): Awb, Opiumwet, Gmw; vovo, handhaving, woningsluiting, voorbereidingshandelingen, nepdrugs; onjuiste grondslag
* 29 april 2022 (Rb Den Haag SGR 22/2156): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning voor kappen, aanleggen en bouwen, verbindingsweg met verkeersbrug inclusief fietstunnel, geen strijd met Wnb, tijdelijke uitweg bouwverkeer, archeologie/relativiteit, belangenafweging
* 29 april 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3523): Awb; invordering dwangsom, hennepplantage in verborgen kelder onder achtertuin, financiële draagkracht
* 29 april 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3005): Awb, Wnb; ontheffing, doden spreeuwen, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak, geen herstelbesluit
* 28 april 2022 (Rb Den Haag SGR 22/2482 en SGR 22/2456): Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, gewijzigd uitvoeren bouwvergunning woning, geen strijdigheid met uitwerkingsplan
* 26 april 2022 (Rb Limburg ROE 22/775): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik, zorg in pand/jongeren, strijd met bpl
* 26 april 2022 (Rb Den Haag SGR 21/2176, 21/193, 20/7382, 20/7234, 21/2675, 21/3175, 21/572 en 21/469): Awb, Hvw; vergunning omzetten van zelfstandige woning naar onzelfstandige woonruimte, noodzaak vergunningplicht voor categorie koopwoningen in het hogere segment, categorale afwijzing van omzettingsvergunningen voor 4 of meer personen voor de gehele stad, huisvestingsverordening, verbindendheid
* 26 april 2022 (Rb Noord-Holland HAA 21/3191): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik, horecafunctie in bakkerij, verkoopvloeroppervlak, divers
* 30 maart 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/1893): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, waardedaling, sloop-nieuwbouwregeling NCG
* 30 maart 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/2337): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, waardedaling, geen bijzondere omstandigheden
* 12 augustus 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2692): Awb, Wvw 1994; verkeersbesluit, twee laadpalen, parkeerdruk, plaatsingsleidraad
* 26 juli 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3007): Awb, Opiumwet, Gmw; vovo, handhaving, sluiting woning, drugs, bevoegdheid, noodzaak
* 22 juli 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/963): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, verwijderen chalet en steiger, geen vergunning, nieuw besluit, gewijzigde omstandigheden, motivering
* 19 juli 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2851en UTR 21/2914): Awb, Gmw; vovo, handhaving, dwangsom en verbod lachgas te verkopen (voorschrift exploitatievergunning), geen spoedeisend belang, niet evident onrechtmatig

 

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

* 18 mei 2022 (ABRvS 202105458/1/R1 en 202105523/1/R1): Awb, Wro, WGH; bpl/HGW, woningen, herontwikkeling kantorenlocatie, Chw, belanghebbenden, Wlv/LIB, Bag/saldering
16.1.  Op grond van artikel 1:2, tweede lid, gelezen in samenhang met het eerste lid en met artikel 8:1 van de Awb, kan een bestuursorgaan uitsluitend beroep instellen tegen een besluit als een aan hem toevertrouwd belang rechtstreeks betrokken is bij een besluit van een ander bestuursorgaan. Een belang is aan een bestuursorgaan toevertrouwd als een wettelijk voorschrift aan dit bestuursorgaan een bevoegdheid tot behartiging van dit belang toekent.
…………………………
16.3.  Het beroep van de minister is gelet op het voorgaande ontvankelijk, ongeacht of hij tot het publiek of het betrokken publiek in de zin van het Verdrag van Aarhus kan worden gerekend. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om in te gaan op de uitvoerige betogen van de raad, stichting DUWO, [partij A] en [partij B] dat de minister niet behoort tot het betrokken publiek in de zin van dat Verdrag.

Uit het voorgaande volgt dat beantwoording van de opgeworpen vraag over het Verdrag van Aarhus niet nodig is voor de oplossing van deze zaak. Gelet op de arresten van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982, Cilfit, ECLI:EU:C:1982:335, punt 10, en 6 oktober 2021, Consorzio Italian Management, ECLI:EU:C:2021:799, punt 34, bestaat dan ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
20.2.  Uit het voorgaande volgt dat een gemeentebestuur binnen de grenzen van de in het LIB aangegeven uitzonderingsmogelijkheden kan beslissen om geluidgevoelige gebouwen in het beperkingengebied LIB-4 toe te staan. De besluitgever heeft daarbij kleinschalige projecten voor ogen gehad en niet een grootschalig project als de toevoeging van 2.500 studentenwoningen, als door het plan mogelijk gemaakt. Bij de beoordeling of de raad in dit geval binnen de bedoelde grenzen van het LIB is gebleven, is echter de tekst van artikel 2.2.1c van het LIB het uitgangspunt.
22.4 …………………
Omdat het bestemmingsplan, door de dynamische verwijzing, toelaat dat de kamers voor extended stay een woonfunctie krijgen, staat het plan in zoverre geluidgevoelige gebouwen in het beperkingengebied LIB-4 toe. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is daarmee ten onrechte geen rekening gehouden. Daarbij acht de Afdeling ook van belang dat de planregels zelf niet een voldoende objectieve en concrete begrenzing bevatten, die voorkomt dat de kamers voor extended stay een woonfunctie krijgen. De woorden logies, anders dan in een woning en kortstondig verblijf, als opgenomen in artikel 1.66 van de planregels, zijn wat dat betreft ontoereikend. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is in zoverre in strijd met artikel 8.8, eerste lid, van de Wet luchtvaart.

22.5.  Het betoog van de minister slaagt op dit punt.
26.     Uit het voorgaande volgt dat de raad zich niet kan beroepen op de in artikel 2.2.1c, onder b, van het LIB opgenomen uitzondering. Het betoog van de minister slaagt ook op dit punt.
30.     Hieruit volgt dat de raad zich niet kan beroepen op een herbouw of vervanging van het onderwijsgebouw en het woonzorgcentrum. De in artikel 2.2.1c, onder a en c, van het LIB opgenomen uitzonderingen zijn in zoverre niet van toepassing. Ook op dit punt slaagt het betoog van de minister.
33.     Hieruit volgt dat de raad ten onrechte aanneemt dat door wijziging van de Bag ruimte is ontstaan waarmee gesaldeerd zou kunnen worden. Het betoog van de minister slaagt ook op dit punt.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202104168/1/R1): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, bouwstop, berging/veranda, Bor/niet vergunningvrij (Rb Noord-Holland 20/2563)
5.2.    Het Bor kent geen definitiebepaling van “perceel”. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 15 mei 2013 ECLI:NL:RVS:2013:CA0146, r.o. 2.1 en 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:587) is voor de beantwoording van de vraag of percelen als één perceel in de zin van het Bor moeten worden aangemerkt, de feitelijke actuele situatie van belang, waaronder de inrichting en wijze van gebruik van de gronden. Naar het oordeel van de Afdeling is de rechtbank terecht ervan uitgegaan dat het gehele vakantiepark, de gronden in het bestemmingsvlak met de bestemming “Recreatie – Verblijfsrecreatie terreinen”, bestaande uit de percelen met de kadastrale nummers 3388 en 3389 met daarop de stolpboerderij, alsmede nummers 3095, 3096, 3097 en 3098 met daarop de recreatiewoningen, moet worden aangemerkt als één perceel als bedoeld in het Bor. Het vakantievillapark, inclusief de stolpboerderij, onderscheidt zich namelijk in het landschap doordat het omheind is met struiken. Het vakantiepark is vanaf de Pontweg bereikbaar via de in-/uitrit die leidt naar de centrale parkeerplaats van het vakantiepark en via de in-/uitrit die leidt naar de stolpboerderij met daarin de receptie. En recreanten kunnen de receptie vanaf de parkeerplaats ook lopend via het vakantiepark bereiken (en omgekeerd).
5.3.    Vervolgens is de vraag aan de orde of de recreatiewoningen functioneel verbonden zijn met een hoofdgebouw op dit perceel. Gelet op de omschrijving van hoofdgebouw in artikel 1 van bijlage II van het Bor is een hoofdgebouw een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Gelet op artikel 37.1, aanhef, onder a en b, van de planregels zijn naar het oordeel van de Afdeling de recreatiewoningen, en dus niet de stolpboerderij, noodzakelijk voor verwezenlijking van de bestemming “Recreatie – verblijfsrecreatieve terreinen”. De rechtbank heeft dus ten onrechte de stolpboerderij als hoofdgebouw aangemerkt. Dat de stolpboerderij er als eerste stond en daarmee volgens partijen het oorspronkelijke hoofdgebouw was, maakt dat, wat daar ook van zij, gezien de omschrijving van hoofdgebouw in artikel 1 van bijlage II van het Bor, niet anders. De recreatiewoningen zijn daarom geen bijbehorende bouwwerken bij de stolpboerderij.

5.4.    Wat betekent dit nu voor het antwoord op de vraag of de losstaande berging met veranda vergunningvrij kan worden gebouwd? Daargelaten of deze zelf bijbehorende bouwwerken of een uitbreiding daarvan zijn, is de conclusie dat deze niet op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 3, onder f, onder 3o van bijlage II van het Bor vergunningvrij kan worden opgericht, omdat het maximum van 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, gezien de omvang van de stolpboerderij, al wordt gehaald. De Afdeling komt met het vorenstaande dan ook tot dezelfde conclusie als de rechtbank, zij het met verbetering van de gronden: de berging met veranda mocht niet met toepassing van artikel 2, onderdeel 3, van bijlage II van het Bor vergunningvrij worden opgericht. Gelet hierop was het college ten tijde van het besluit van 6 november 2019 bevoegd om handhavend op te treden tegen het bouwen van de berging/veranda zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202102561/1/R4): Awb, Wm; handhaving, bestuursdwang, verwijderen mest met restanten drugsafval, zorgplicht, overtreder, kostenverhaal
5.1.    Zoals [appellant] terecht aanvoert is het in beginsel niet voldoende dat iemand eigenaar is van een perceel om betrokkenheid vast te stellen en een overtreding toe te rekenen aan de eigenaar. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich toch terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] als overtreder kan worden aangemerkt omdat [appellant] geen maatregelen heeft getroffen om de lozing van drugsafval in de mestputten te voorkomen. Omdat [appellant] dit niet heeft voorkomen heeft hij niet voldaan aan de in artikel 10.1, eerste lid, van de Wm opgenomen zorgplicht.

Daarbij heeft het college van belang kunnen achten dat op het perceel van [appellant] in oktober 2019 een hennepkwekerij is aangetroffen, zodat van [appellant] vanaf dat moment een extra mate van oplettendheid verwacht mocht worden. Dat het afsluiten van de mestputten om logistieke redenen lastig is, vormt naar het oordeel van de Afdeling geen reden dat het [appellant] niet verweten kan worden dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de mestputten. Zoals [appellant] nader heeft toegelicht op de zitting was het perceel vrij toegankelijk en waren de daarop gelegen mestputten relatief eenvoudig te gebruiken. Deze vrije toegankelijkheid komt ook doordat [appellant] zijn mestputten heeft verhuurd aan derden die mest lozen in de mestkelders. Deze overeenkomst maakt ook dat [appellant] als professional op het gebied van mestverwerking de door derden aangeleverde mest in de mestputten mixt en dus ook betrokken is bij het gebruik van de mestputten. Juist in het geval dat het perceel en de mestputten voor een ieder toegankelijk zijn terwijl, zoals gezegd, al eerder een hennepkwekerij is aangetroffen op het perceel, kon van [appellant] gevraagd worden meer toezicht te houden op het gebruik van zijn perceel.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202101970/1A3): Awb, Wob; uitblijven besluit openbaarmaking van informatie, destructor, milieu-informatie (Rb Den Haag 20/7753)
5.1.    Artikel 19.1a, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet milieubeheer bepaalt dat onder milieu-informatie wordt verstaan alle informatie neergelegd in documenten, over de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen. Volgens de website van Rendac haalt het bedrijf via verschillende op maat gemaakte diensten kadavers en dierlijk restmateriaal op voor verwerking en vernietiging en wordt op die manier gezorgd voor verlaging van dierziekte- en volksgezondheidsrisico’s. Stichting Animal Rights heeft er daarnaast op gewezen dat kadavers en delen daarvan dierlijke bijproducten zijn als bedoeld in artikel 3.20 van de Regeling dierlijke producten en artikel 3, eerste lid, van de Verordening. In overweging 1 van de considerans van de Verordening staat: “Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten zijn een potentiële bron van risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid. (…) Uitbraken van ziekten kunnen ook negatieve gevolgen hebben voor het milieu, niet alleen door de problemen met de verwijdering, maar ook wat de biodiversiteit betreft.” Het voorgaande betekent niet dat alle informatie afkomstig van Rendac aangemerkt kan worden als milieu-informatie. Daarvoor is immers van belang dat die informatie iets zegt over de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van verontreiniging van de voedselketen. Het verzoek van Stichting Animal Rights richt zich op de openbaarmaking van documenten over samengevat het aanbieden van levende dieren tussen kadavers. Het verzoek heeft op zichzelf geen betrekking op dierziekte- en volksgezondheidsrisico’s. Maar het verzoek gaat wel over een activiteit die een uitwerking daarop kan hebben. Niet alleen dierlijke bijproducten zijn een potentiële bron van risico’s voor de volksgezondheid, maar ook levende dieren die zich tussen die dierlijke bijproducten bevinden.

Stichting Animal Rights heeft verwezen naar de website van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, waarop staat:

“Het bedrijf Rendac mag in Nederland als enige kadavers verwerken. Rendac zorgt ook voor het ophalen van kadavers bij bedrijven (…). Als een bedrijf met kadavers zich aan al deze eisen houdt, voorkomt het daarmee ook hinder en schade aan milieu en oppervlaktewater.”

Als een bedrijf levende dieren aanbiedt ter verwerking, dan houdt het zich niet aan de eisen en kan dat dus ook hinder en schade aan het milieu veroorzaken. Dat betekent dat het verzoek in zijn geheel over milieu-informatie gaat en dat de minister binnen twee weken een besluit had moeten nemen of op grond van artikel 6, zesde lid, aanhef en onder b, van de Wob kenbaar had moeten maken dat hij meer tijd nodig had voor het nemen van een besluit. In dat geval had hij nog vier weken langer de tijd. Hij heeft dat ten onrechte niet gedaan.
12.     Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202100031/1/R1): Awb, Waterwet; vergunning voor het onttrekken en injecteren van grondwater, frisdrankenfabriek, beleidsregel, overgansgrecht, bijzondere omstandigheden, evenredigheid (Rb Oost Brabant 19/1285 en 19/1366)
9.2.    De Afdeling stelt vast dat de Beleidsregel geen overgangsbepaling bevat voor ingediende aanvragen waarop ten tijde van de beleidswijziging nog niet was beslist. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de aanvraag van 9 augustus 2018 niet kan worden verleend bij toetsing aan de ten tijde van het besluit van 1 april 2019 geldende beleidsregel omdat al meer dan 250 miljoen m3 per jaar aan onttrekkingen is vergund en inwilliging van de aanvraag in strijd is met artikel 2, aanhef en onder f, van de Beleidsregel. Een aanvraag wordt in principe getoetst aan het beleid zoals dat geldt ten tijde van het besluit. Door de aanvraag van Refresco toch te toetsen aan de Beleidsregel zoals die gold ten tijde van de aanvraag, heeft het college toepassing willen geven aan artikel 4:84 van de Awb.
9.5   …………………..
Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat de weging van alle hiervoor genoemde feiten en bijzondere omstandigheden tezamen maakt dat het college in dit concrete geval heeft mogen oordelen dat handelen in overeenstemming met de Beleidsregel die gold ten tijde van het besluit van 1 april 2019, onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Het college mocht daarom afwijken van de Beleidsregel en de waterwetvergunning verlenen. De rechtbank wijst er op zichzelf terecht op dat het college niet heeft aangegeven wat concreet de beoogde reductie van de vergunde hoeveelheid is, terwijl het nieuwe beleid er juist op ziet dat de vergunde hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer mag bedragen dan 250 miljoen m3. Naar het oordeel van de Afdeling laat dit, gelet op het voorgaande, echter onverlet dat het college in dit specifieke geval het oude beleid nog mocht toepassen. De rechtbank heeft de waterwetvergunning dan ook ten onrechte vernietigd.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202006873/1/A3): Awb, Hvw; onttrekkingsvergunning, woningsplitsing, grondentrechter, van rechtswege verleend (Rb Den Haag 19/5387)
2.2   …………………
De Afdeling heeft er dus voor gekozen om de grondentrechter alleen te hanteren binnen het omgevingsrecht en niet langer daar buiten, ook niet in zaken over besluiten waarbij belangen van derden betrokken (kunnen) zijn. Omwille van de uitvoerbaarheid en hanteerbaarheid kiest de Afdeling dus voor een onderscheid tussen ‘omgevingsrechtelijke zaken’ enerzijds en alle andere zaken anderzijds. Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling van eveneens 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:362.

In deze zaak gaat het om een besluit dat is gebaseerd op de Huisvestingsverordening en de daaraan ten grondslag liggende Huisvestingswet. Het gaat daarom, gelet op de afbakening zoals weergegeven in de laatstgenoemde uitspraak, om een besluit dat niet behoort tot het omgevingsrecht, zodat aanleiding bestaat de grondentrechter in dit geval niet toe te passen.

Er gelden wel enige beperkingen voor het aanvoeren van nieuwe gronden in hoger beroep. Zo zullen gronden die uitdrukkelijk zijn prijsgegeven, buiten beschouwing worden gelaten als zij in hoger beroep (opnieuw) worden aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AU9486, en het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7213). Verder kan op een gegeven instemming met een door de rechter in eerste aanleg gekozen werkwijze in hoger beroep niet worden teruggekomen (uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1317).

Deze uitzonderingen doen zich in deze zaak naar het oordeel van de Afdeling niet voor. De Afdeling zal daarom hierna het betoog van [appellante] bespreken.

* 18 mei 2022 (ABRvS 202005126/1/R2): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, plaatsen airco-units, Bor/niet vergunningvrij, geluid, VNG-brochure, Activiteitenbesluit (Rb Limburg 19/2278)
3.2.    De Afdeling stelt vast dat op het perceel de bestemmingen “Wonen” en “Erf” rusten. De airco-units zijn geplaatst binnen de bestemming “Erf”. Op grond van artikel 42, vierde lid, van de planregels geldt voor bouwwerken, niet zijnde gebouwen, een maximale bouwhoogte van 2,5 m. De airco-units zijn deels 2,9 m hoog en deels 3,7 m hoog. De airco-units zijn in zoverre in strijd met het bestemmingsplan. Verder is het gebruik van gronden met de bestemming “Erf” voor airco-units in strijd met het bestemmingsplan. Dit betekent dat voor deze activiteit op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning nodig is.

Artikel 2 van bijlage II van het Bor bepaalt dat voor een aantal activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo geen omgevingsvergunning vereist is. Op grond van artikel 2, onderdeel 3, van bijlage II van het Bor kan dit het geval zijn voor een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied, mits aan de in dat artikel genoemde eisen wordt voldaan. De Afdeling laat in het midden de vraag of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de airco-units vallen onder de definitie van “bijbehorend bouwwerk” als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Bor, omdat niet in geschil is dat niet wordt voldaan aan de onder sub b en f genoemde eisen van artikel 2, onderdeel 3, van bijlage II van het Bor. Dit betekent dat de uitzondering op de vergunningplicht als bedoeld in dit artikel zich reeds om die redenen niet voordoet. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Verder zijn de airco-units hoger dan 1 m, zodat de uitzondering op de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2, onderdeel 21, van bijlage II van het Bor zich evenmin voordoet. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is de conclusie van de Afdeling dat de airco-units niet vergunningvrij zijn.

Het betoog slaagt.

* 11 mei 2022 (Rb Den Haag C/09/610496 / HA ZA 21-364): BW; geluidsoverlast van slagerij, Activiteitenbesluit, VVE/ontvankelijkheid, warm weer, koeling, geopende ramen en deuren, geen onrechtmatige geluidhinder
4.17.   Verder overweegt de rechtbank dat [de onderzoeker] terecht heeft opgemerkt dat de koelingsinstallatie extra werkt bij warme dagen en dat bewoners van de omliggende woningen juist op deze dagen de deuren en ramen geopend hebben. Hiertoe zijn zij genoodzaakt omdat de woningen uit de jaren dertig van de vorige eeuw dateren en om die reden niet over een mechanische ventilatie beschikken om de warmte te verdrijven. De normwaardes in het Activiteitenbesluiten gaan uit van een geluidswaardes bij gesloten ramen en deuren. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken, nu de omstandigheid dat de appartementen [II] en [II-A] alleen geventileerd kunnen worden door het openzetten van de ramen en deuren voor rekening en risico van de eigenaren/bewoners van de desbetreffende appartementen komt.

4.18.    De conclusie luidt dat de VvE er niet in geslaagd is te onderbouwen dat sprake is van geluidsoverlast veroorzaakt door de slagerij, in een mate die onrechtmatig is jegens de eigenaren of bewoners van de appartementen [II] en [II-A]. De vordering in conventie tot opheffing van onrechtmatige geluidsoverlast zou daarom, ook in het geval de vorderingen ingesteld zouden zijn door de juiste partijen, bij de huidige stand van het debat zijn afgewezen.

* 4 mei 2022 (Rb Noord-Holland HAA 20/555): Awb, Wabo, Nbw; intrekking vergunningen biovergassingsinstallatie, bevoegdheid, eerste vergunning met natuurtoestemming Nbw 1998, nadere beoordeling passende maatregelen
8.2   De Wnb, en het bepaalde in artikel 5.4 van de Wnb, is op 1 januari 2017 in werking getreden. Op grond van deze bepaling dient te worden beoordeeld of een bij of krachtens de Wnb verleende vergunning of ontheffing kan en/of moet worden ingetrokken.

8.3   Vast staat dat de vergunningen in 2012 en 2015 zijn verleend op grond van bepalingen uit de Wabo en de Natuurbeschermingswet 1998 en dus niet bij of krachtens het bepaalde in de pas later in werking getreden Wnb. In beginsel geeft artikel 5.4 dus geen bevoegdheid tot intrekking van de vergunningen.

8.4   Uit het overgangsrecht opgenomen in artikel 9.4, eerste lid, van de Wnb volgt dat vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 ook gelden als vergunningen in de zin van artikel 2.7 van de Wnb en daarmee als vergunningen in de zin van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb.

8.5    Vast staat echter dat de vergunningen waarvan om intrekking is verzocht geen vergunningen zijn als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet, maar omgevingsvergunningen in de zin van artikel 47 (en verder) van de Natuurbeschermingswet 1998 en dus vergunningen waarop de Wabo van toepassing is.

8.6   De Wabo kent een eigen intrekkingsbepaling, te weten artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De stelling van Mob dat de wetgever ook heeft beoogd omgevingsvergunningen met zogeheten aangehaakte natuurtoestemmingen onder het toepassingsbereik van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb te brengen, volgt de rechtbank daarom niet.

8.7   Gelet op het voorgaande is artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb niet van toepassing. Dit laat echter onverlet dat verweerder in voorkomend geval wel bevoegd is de vergunningen uit 2012 en 2015 in te trekken op grond van het bepaalde in artikel 2.33 van de Wabo.

  1. Vast staat dat verweerder een onjuiste intrekkingsgrondslag aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, zodat de afwijzing van het verzoek om intrekking van de vergunningen uit 2012 en 2015 niet berust op een juiste formele juridische grondslag. Het beroep is daarom gegrond zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank zal hierna in het kader van haar opdracht tot finale geschilbeslechting bezien of de rechtsgevolgen van het besluit tot afwijzing van het verzoek tot intrekking in stand kunnen blijven.STAB verzorgt de jurisprudentie voor STAB OGR updates

Marieke Kaajan, advocaat bij ENVIR Advocaten, schreef een annotatie bij de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2022  (ECLI:NL:RBROT:2022:2788) waarin het ging over de aanschrijvingsbevoegdheid op grond van artikel 2.4 van de Wnb. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot de conclusie dat verweerder geen aanleiding hoefde te zien om maatregelen te treffen om de stikstofdepositie vanwege Rotterdam The Hague Airport te beperken. Zie STAB OGR Updates.

Samenvattingen van jurisprudentie op STAB-site

Op de website van STAB wordt recente jurisprudentie ook samengevat.
De volgende uitspraken zijn deze week nieuw geplaatst:
Rb Noord-Holland 22 april 2022 Wnb-vergunning, artikel 2.4, eerste lid, onder a, van de Rnb, waarin de snelheidsverlaging tot 100 km/uur als bronmaatregel is opgenomen, is in strijd met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
vzr Rb Gelderland 3 mei 2022 Handhaving, niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van gemodificeerd bitumen voor de productie van asfalt niet is vergund
ABRvS 13 april 2022 Omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan, beroep ingesteld door concurrent. Dat een onderneming in enige mate nadeel kan ondervinden doordat de omzet en inkomsten dalen, acht de Afdeling niet langer afdoende om het relativiteitsvereiste niet tegen te werpen.
Rb Noord-Holland 6 april 2022 Wnb-vergunning circuit Zandvoort. Verweerder stelt, gelet op de ruime mogelijkheden in de referentiesituatie, terecht dat van een toename van de stikstofdepositie geen sprake is.
ABRvS 13 april 2022 Watervergunning, verwijzing naar beleidsregel is onvoldoende om nadelige gevolgen voor de chemische of ecologische kwaliteit uit te sluiten. Beoordelingssystematiek Handboek immissietoets.