Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* 20 juli 2022 (ABRvS 202201363/1/R1 en 202201363/2/R1): Awb, Wro; vovo en kortsluiten, herstructurering, campus, verkeer/verkeersveiligheid, bestaande verkeersproblemen
#
20 juli 2022 (ABRvS 201702992/2/A2): Awb, Wro; planschade, vervallen horeca/functiecombinaties, planvergelijking, overgangsrecht, huurprijs, dubbele gebruiksmogelijkheden, einduitspraak na tussenuitspraak (Rb Amsterdam 16/5755)
* 20 juli 2022 (ABRvS 201909253/1/A2): Awb, Waterwet; nadeelcompensatie, projectplan/wateroverlast, normaal ondernemersrisico, vermogensschade, compensatie in natura, redelijke termijn (Rb Oost-Brabant 18/2923)
# 20 juli 2022 (ABRvS 202003296/1/R3): Awb, Wro; bpl, laad- en loswal, plangrens, gebiedsbescherming, intern salderen, finale geschilbeslechting, representatieve invulling, representatieve bedrijfssituatie, bronvermogens, piekgeluiden
* 20 juli 2022 (ABRvS 202005584/1/R4): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, mest, op- en overslaan/bewerken, geurvoorschriften vergunning, maatwerkvoorschrift, NTA 9065:2012, meetonzekerheid/factor 2 (Rb Oost­Brabant 20/640 en 20/641)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202005652/3/R4): Awb, Wro; wijzigingsplan, verlengen termijn, hersteltermijn ongebruikt verstreken, einduitspraak na tussenuitspraak
* 20 juli 2022 (ABRvS 202006809/1/R4): Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, uitbreiding varkenshouderij, combiluchtwassers, beslissingsruimte/terughoudende toets, onderzoek WUR, vertrouwensbeginsel, geurrendement, evenredigheid (Rb Overijssel 19/1224)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202100756/1/R4 en 202100757/1/R4): Awb, Wro; bpl, HGW, bouw vijf woningen, planregels/recreatie, relativiteitsvereiste, zelf in de zaak voorzien
* 20 juli 2022 (ABRvS 202101607/1/A3): Awb, Gmw; handhaving, dwangsom, exploitatievergunning, APV, toetreden vennoot, gewijzigde exploitatie, rechtszekerheidsbeginsel (Rb Gelderland 19/4784)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202103133/1/R1): Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, aanbouw, wijzigen monument, redengevende omschrijving, advies, aantasting monumentale waarden (Rb Amsterdam 21/1432 en 21/1015)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202103221/1/R1): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, markiezen, vlaggen, reclame, uitleg APV, melding/omzetting aanvraag, geen overtreding (Rb Amsterdam 18/6927 en 19/657)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202103886/1/A2): Awb, Wvw 1994; verkeersbesluit, bebouwde kom, maximum snelheid, maximale geluidgrenswaarden, planologisch mogelijk maken woningbouw, CROW (Rb Gelderland 21/528)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202103973/1/R3): Awb, Wro; bpl, actueel planologisch-juridisch kader, concreet initiatief, toegekende bestemmingen, weidevogels, vollegrondsteelt, speelautomatenhal/niet als zodanig bestemd
* 20 juli 2022 (ABRvS 202103974/1/R1): Awb, Wbb; ernstige bodemverontreiniging, sanering, verspreiding grondwaterverontreiniging, beheerplan, Circulaire bodemsanering/stap 3
* 20 juli 2022 (ABRvS 202104542/1/R1): Awb, Wbb; instemmen evaluatieverslag, melden/verontreinigde grond, kadastrale inschrijving, restverontreiniging, mengmonsters/representatief beeld
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105098/1/R1): Awb, Waterwet; handhaving, dwangsom, waterbouwbedrijf, woonboot/stroomvoerend deel rijkswateren, concreet zicht op legalisatie/aanvraag, evenredigheid (Rb Zeeland-West-Brabant 21/1800 en 20/10233)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105215/1/R1): Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, recreatiewoning, bevoegd hoger beroep/ondermandaat, uitleg planregels/eensgezinshuizen, gebruikersovergangsrecht, woondoeleinden/duurzame karakter, proceskosten (Rb Noord-Holland 20/84)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105281/3/R3): Awb, Wro; wijzigingsplan, kwalitatieve behoefte, beplanting, beeldkwaliteitsplan, parkeren, voorwaardelijke verplichting, einduitspraak na tussenuitspraak
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105772/1/R1): Awb, Waterwet; weigering watervergunning, waterbouwbedrijf, woonboot, steiger, loopbrug, gastank, beleidsregels, stroomvoerende delen rijkswateren, evenredigheid, rechtszekerheids- en gelijkheidsbeginsel (Rb Zeeland-West-Brabant 21/2173 en 21/2376)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105834/1/R4): Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, vergroten bedrijfsruimte, vestigen zalencentrum, parkeren, beleidsregels, parkeerbalans, vertrouwensbeginsel (Rb Midden-Nederland 20/205)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202105881/1/R1): Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, short stay, beleid, gelijkheidsbeginsel (Rb Amsterdam 20/5827)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202106306/1/R1) Awb, Wabo; omgevingsvergunning, rechtswege, vergroten woning, bouwhoogte/bouwovergangsrecht, gelijkheidsbeginsel, evenredigheid (Rb Noord-Holland 20/3663)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202106333/1/R1): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, invordering, last onder dwangsom/bestuursdwang, uitzonderlijk geval, controleverslag, Brp, bijzondere omstandigheden, geen geluidsoverlast, financiële draagkracht (Rb Zeeland-West-Brabant 20/6071)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202106370/1/R1 en ABRvS 202106371/1/R1): Awb, Wbb; handhaving, wijze sanering, beukenhaag, afdekking
* 20 juli 2022 (ABRvS 202106409/1/R1): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, bouwen zonder vergunning, strijd bpl, uitbouw en verdieping woning, bijzondere omstandigheden (Rb Noord-Holland 21/2755 en 21/2756)
* 20 juli 2022 (ABRvS 202107805/1/R3): Awb, Wro; bpl, woningbouw, gemengd woon-werkgebied, vertrouwensbeginsel, misbruik van bevoegdheid, bouwhoogte, gelijkheidsbeginsel/Didam-arrest
* 20 juli 2022 (Rb Amsterdam AMS 22/2847): Awb, Wabo, Gmw; vovo, handhaving, dwangsom, strijd bpl, flitsbezorging/darkstore, detailhandel, bedrijven, hoogte dwangsom, zicht op legalisering, evenredigheid
* 20 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 22/2213): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning vellen boom, zinker, trillingen, alternatieven
* 19 juli 2022 (CBb 21/141): Awb; Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, geurgevoelig object, feitelijke situatie/bestemming
* 19 juli 2022 (ABRvS 202202162/2/R3): Awb, Wro; vovo, bpl/omgevingsvergunning, coördinatie, parkeeronderzoek, beleidsregels, capaciteitsvraag, parkeerbehoefte
* 18 juli 2022 (ABRvS 202202436/2/R3): Awb, Wro; vovo, bpl, winkelcentrum, rijwielzaak, bereikbaarheid, uitbreiding voetgangersgebied, plantoelichting, verkeersbesluit
* 18 juli 2022 (ABRvS 202203457/2/R3): Awb, Wabo, Gmw; vovo, handhaving, dwangsom, fokken honden/strijd bpl, agrarisch bedrijf, nevenactiviteiten, medewerking afwijken, concreet zicht op legalisatie, financieel belang (Rb Overijssel 22/739 en 22/759)
* 15 juli 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/3921): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen/strijd bpl/uitvoeren werk, zonnepark, nut en noodzaak, uitvoerbaarheid, flora en fauna
* 15 juli 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/4093): Awb, Msw; bestuurlijke boete, bevoegdheid rechtbank, eindvoorraad, matiging boete
* 15 juli 2022 (Rb Limburg ROE 22/1133, 22/1134 en 22/1327): Awb, Wabo; Gmw; vovo, handhaving, dwangsom, varkenshouderij, mestbe- en verwerkingsinstallatie, herhaald verzoek vovo, legaliserende vergunningaanvraag, m.e.r.-beoordeling
* 15 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/1852 en LEE 21/1853): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, waardedaling, uitleg cessiebepaling, Haviltex-norm
* 15 juli 2022 (Hof Amsterdam 23-003006-20): Sr, WED; EVOA, CCIC certificaat, arrest Hof van Justitie
# 14 juli 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 20/8093 WET): Awb; nadeelcompensatie, verkeersbesluit, snackbar, correctie omzetdaling, kapitalisatiefactor, normaal maatschappelijk risico, zelf in de zaak voorzien, kosten rechtsbijstand
* 14 juli 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 22/1952): Awb, Wabo; vovo, verzoek intrekken vergunningen, windpark, Nevele-arrest, belangenafweging
* 14 juli 2022 (Rb Noord-Holland HAA 21/3334): Awb, Wabo; omgevingsvergunning oprichten geitenhouderij, belanghebbende, gevolgen enige betekenis/2 km, vooringenomenheid, MER/indicatie gezondheidseffecten
* 13 juli 2022 (Rb Oost-Brabant C/01/366419 / HA ZA 21-10): BW; aansprakelijkheid Waterschap, wateroverlast, onrechtmatig handelen, geldende normen watersysteem, NBW-normen, adequate maatregelen
* 13 juli 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/3959): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, dakkapel, goede procesorde, belanghebbende, strijd bpl, gemeentelijk beleid
* 13 juli 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/5264 GEMWT): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, verzoek/niet-ontvankelijk, belanghebbende, principieel bezwaar
* 13 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 22/121): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, bewijsvermoeden, trillingssnelheid, gelijkheidsbeginsel
* 13 juli 2022 (Rb Noord-Nederland 22/1729): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning milieu en bouwen/strijd bpl, uitbreiden aantal dieren en ligboxen/legaliseren sleufsilo, emissiefactor, RAV, proefstal, provinciale omgevingsverordening, vvgb
* 13 juli 2022 (ABRvS 202202386/2/R1): Awb, Wro; vovo, bpl/omgevingsvergunning, coördinatie, realisatie brandweerpost, locatiekeuze, geluid/brandweersirene, VNG-brochure, uitstraling wijk, waardevermindering woningen, maatschappelijk draagvlak
* 13 juli 2022 (ABRvS 202202532/2/R4): Awb, Wro; vovo, wijzigingsplan, wijzigingsvoorwaarden, belangenafweging
* 12 juli 2022 (CBb 20/1006): Awb, Msw; fosfaatrechten, verzoek om herziening, Dienstenrichtlijn, Aanwijzingen voor de regelgeving, Verdrag van Aarhus, uov, voorstel wijziging Awb
* 12 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/3633 en 21/3634): Awb, Wnb; tegemoetkoming faunaschade, naleving taxatieprotocol, vergewisplicht, zelf in de zaak voorzien
* 12 juli 2020 (Rb Oost-Brabant SHE 22/1505 en SHE 22/1524): Awb, Gmw; vovo, evenementenvergunning, omgevingsvergunning, woon- en leefklimaat, afsluiting weg, grenswaarde binnenniveau
* 12 juli 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 22/2771): Awb, Gmw; vovo, evenementenvergunning, beachvolleybal, bestemmingsplan, geluidsoverlast, beleidsregels, voorschriften/strengere eisen
* 12 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/1649): Awb, Wabo; omgevingsvergunning snoeien boom, uitleg APV, lijst monumentale bomen, innemen top/watercypres, passeren gebrek
* 11 juli 2022 (Rb Limburg ROE 21/28): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en strijd bpl, realiseren zonnepark, omgevingsdialoog, alternatieven/zonnepanelen op daken, uitzicht, beschermde diersoorten/voorschriften
* 11 juli 2022 (Rb Limburg ROE 20/2842): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, veranderen winkel-/horecapand, belanghebbende, strijd bpl/overgangsrecht
* 11 juli 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3265): Awb, Waterwet; verzoek partieel herzien peilbesluit, bevoegdheid/algemeen bestuur, voorbereiding/dagelijks bestuur, onbevoegd/herroepen beslissing
* 8 juli 2022 (Rb Oost-Brabant SHE 22/821 T): Awb, Wabo; omgevingsvergunning kap bomen, beleidsregels Handboek Groen, individuele beoordeling, tussenuitspraak
* 8 juli 2022 (Rb Limburg ROE 20/3103 en ROE 20/3104): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom/invordering, bouwstop, woonwagen, procesbelang/verjaring, vertrouwensbeginsel
* 8 juli 2022 (Rb Limburg ROE 21/631): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen/strijd bpl/uitweg/reclame, tijdelijk realiseren supermarkt, belanghebbende, provinciale verordening, nieuwe stedelijke ontwikkeling, leegstand
* 8 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 22/1778): Awb, Wnb; vovo, ontheffing Wnb, geoorde fuut, vleermuizen, woningnood/andere bevredigende oplossing, belang volksgezondheid, grutto, mogelijk inschakelen STAB
* 7 juli 2022 (Rb Limburg ROE 22/1349): Awb, Wabo; vovo, tijdelijke omgevingsvergunning, huisvesten vluchtelingen, belanghebbende, omgevingsdialoog, belangenafweging, alternatieven, termijn vergunning
* 7 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 22/2009): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, bouwstop schuur, onderhoud/herbouw, zicht op legalisatie, ordemaatregel
* 7 juli 2022 (Rb Limburg ROE 22/896 en 22/897): Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning tijdelijk logiesgebouw, omgevingsdialoog, gebruik andere doeleinden, flora- en fauna, Natura 2000, relativiteitsvereiste
* 7 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/2384): Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, bouwstop, (ver)bouwwerkzaamheden, besluit/rechtsgevolg
* 6 juli 2022 (Rb Noord-Nederland C/18/209608 / HA ZA 21-224): BW; (ver)plaatsing zonnepanelen, onrechtmatige hinder, schittering, alternatief, publiekrecht
* 6 juli 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/3895): Awb, Mbw; mijnbouwschade, gaswinning, bewijsvermoeden, thermische werking, andere beoordeling schades
* 6 juli 2022 (Rb Limburg ROE 22/1183): Awb, Wabo, Gmw; vovo, handhaving, dwangsom, bouwwerken zonder omgevingsvergunning, melkverwerking tot room en lactoferrine, IPCC installatie, vvgb/begunstigingstermijn
* 4 juli 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2737 en UTR 21/2738): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen/strijd bpl/uitweg/reclame, herroepen, beleidsregels/bijzondere omstandigheden, provinciale verordening
* 29 juni 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/4032): Awb, Wvw 1994, verkeersbesluit, verplaatsing bushalte, verbetering doorstroming, hinder, evenredigheid, verkeersveiligheid, luchtkwaliteit, alternatief
* 28 juni 2022 (Rb Rotterdam ROT 21/3589): Awb, Gmw; exploitatievergunning, bekendmaking, verlenging/nieuwe aanvraag, akoestisch onderzoek, Activiteitenbesluit milieubeheer
* 28 juni 2022 (Rb Rotterdam ROT 20/5121): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouw twee woningen, nadere eisen bpl, exceptieve toetsing, buiten toepassing laten deel planregel
* 3 juni 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/2395): Awb; schadevergoeding, kappen van bomen, feitelijke handelingen/beslissingen, reikwijdte artikel 8:88 van de Awb
* 2 juni 2022 (Rb Overijssel AWB 22/708 en AWB 22/709): Awb, Wabo, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, carport, uitleg bpl, vergunningvrij bouwen, zicht op legalisatie, voorbereidingsbesluit/nieuw bpl, evenredigheid, illegale bebouwing. /precedentwerking
* 6 december 2021 (Rb Noord-Nederland C/19/136271 / KG ZA 21-88): BW; kort geding, geluid warmtepomp, onrechtmatige geluidsoverlast, publiekrechtelijke regelgeving
* 20 oktober 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/4075): Awb, Wabo, Gmw; vovo, handhaving, dwangsom, bewoning bedrijfsunit, belanghebbende/woonrecht, begunstigingstermijn
* 11 oktober 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2663): Awb, Wvw 1994; verkeersbesluit, parkeerplaatsen/opladen elektrisch voertuig, motivering/voorbereiding, beleid, richtlijnen MRAE, kenbaarheid afwegingskader
* 30 september 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3559): Awb, Wabo: vovo, omgevingsvergunning bouwen/strijd bpl, kruimelgevallenregeling, dakopbouw/bijbehorend bouwwerk, bezonning, welstand, vergunningvrij
*21 juli 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/1591-V): Awb; verzet, belanghebbende, aanvraag, verwezenlijken bouwplan, toestemming eigenaar

 

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

# 20 juli 2022 (ABRvS 202003296/1/R3): Awb, Wro; bpl, laad- en loswal, plangrens, gebiedsbescherming, intern salderen, finale geschilbeslechting, representatieve invulling, representatieve bedrijfssituatie, bronvermogens, piekgeluiden
7.4.    De Afdeling staat in de eerste plaats voor de vraag of de stikstofemissie die vervalt als gevolg van het beëindigen van het gebruik van de gasgestookte cv-ketel in de molen bij wijze van interne saldering kan worden ingezet voor het bepalen van de stikstofemissie van de laad- en loswal, dan wel moet worden gekwalificeerd als mitigerende maatregel. In het laatste geval kan deze maatregel niet worden betrokken in de voortoets. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, r.o. 7.1, moet onder beschermingsmaatregel of mitigerende maatregel worden verstaan: “maatregelen waarmee word beoogd de eventuele schadelijke gevolgen die rechtstreeks uit een plan of project voortvloeien te voorkomen of te verminderen, teneinde ervoor te zorgen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten”. Vaststaat dat de laad- en loswal en de molen, waarvan de woonfunctie wordt gewijzigd in een kantoorfunctie, zich beide in het plangebied van het voorliggende plan bevinden en op korte afstand van elkaar liggen. Dit is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van één ruimtelijke ontwikkeling. In de wijziging van de woonfunctie naar een kantoorfunctie in de molen ziet de Afdeling niet een zodanige ruimtelijke samenhang met de laad- en loswal dat de conclusie gerechtvaardigd is dat sprake is van één ruimtelijke ontwikkeling. Ervan uitgaande dat de laad- en loswal en de wijziging van de woonfunctie naar een kantoorfunctie in de molen als twee afzonderlijke ruimtelijke ontwikkelingen hebben te gelden, moet het uitschakelen van de gasgestookte cv-ketel in de molen worden aangemerkt als een mitigerende maatregel ten behoeve van de laad- en loswal. Deze maatregel is in de voortoets dan ook ten onrechte betrokken bij het vaststellen van de stikstofemissie van de laad- en loswal. Het betoog slaagt reeds daarom.

7.5.    Omdat niet is uitgesloten dat het plan significante gevolgen kan hebben voor het betrokken Natura 2000-gebied, heeft de raad zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat een passende beoordeling niet was vereist en dat kon worden volstaan met een voortoets. Om die reden dient het bestreden besluit wegens strijd met artikel 2.7, eerste lid, in samenhang met artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb te worden vernietigd.

* 20 juli 2022 (ABRvS 202006809/1/R4): Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, uitbreiding varkenshouderij, combiluchtwassers, beslissingsruimte/terughoudende toets, onderzoek WUR, vertrouwensbeginsel, geurrendement, evenredigheid (Rb Overijssel 19/1224)
2.3.    De staatssecretaris heeft beslissingsruimte bij het vaststellen van geuremissiefactoren. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452), terecht onderkend dat die beslissingsruimte volgt uit de technische complexiteit van, in dit geval, de vraag welk rendement passend is voor combiluchtwassers, en de bestuurlijk politieke afweging over het aanvaardbaar maatschappelijk risico van de blootstelling aan geurhinder. Uit voormelde uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2020 volgt dat de rechter daarbij niet de taak heeft om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. In tegenstelling tot dat wat [appellante] en POV stellen, volgt uit die uitspraak ook dat bij een dergelijke beslissingsruimte aanleiding bestaat voor een terughoudende toets. De rechtbank is terecht tot dat oordeel gekomen. Het betoog slaagt niet.
5.1.    De staatssecretaris heeft onder meer in de schriftelijke uiteenzetting gesteld dat het rendement van combiluchtwassers bij de wijziging van de Rgv uit voorzorg is gelijkgesteld aan het rendement van enkelvoudige luchtwassers. De mededeling over het voorzorgsbeginsel, waarnaar [appellante] en POV verwijzen, kan als leidraad worden gebruikt bij de motivering van een besluit op basis van het voorzorgsbeginsel, maar toetsing daaraan is geen verplichting. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1598, r.o. 4.5), is nader onderzoek vereist naar de werking van combiluchtwassers, de factoren die mogelijk van invloed zijn op het rendement en de wijze waarop het rendement van deze luchtwassers kan worden gemeten en verbeterd. Dat combiluchtwassers in de praktijk niet het rendement uit de Rgv halen, is – zoals hiervoor onder 4.2 is overwogen – door de StAB bevestigd in de procedure die heeft geleid tot de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 28 januari 2020 en van de Afdeling van 21 juli 2021. [appellante] en POV hebben niet aannemelijk gemaakt dat het grote verschil tussen het rendement van combiluchtwassers in de oude Rgv en het WUR-rapport te verklaren is door enkel het niet juist in werking hebben van de combiluchtwassers. Hierdoor is niet aannemelijk dat de oorzaak van het lage rendement te verhelpen is door naleving van de reeds bestaande regelgeving. De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris met het oog op een goed woon- en leefklimaat van omwonenden van veehouderijen heeft kunnen besluiten de geurreductiepercentages bij te stellen naar het niveau dat aantoonbaar minimaal in de praktijk kan worden gehaald. Zoals ook blijkt uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Rgv (Stcrt. 2018, nr. 39679), heeft de staatssecretaris hiermee willen voorkomen dat de geuremissie bij nieuwvestiging of uitbreiding van veehouderijen wordt berekend met te lage geuremissiefactoren, waardoor omwonenden aan een te hoge geurbelasting kunnen worden blootgesteld. Een te hoge geurbelasting kan voor omwonenden langdurig tot een slechter woon- en leefklimaat leiden. Gelet op het vorenstaande heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom de geuremissiefactoren in dit geval moesten worden aangepast. De wijziging van de Rgv heeft geen gevolgen voor de vergunningen waarover varkenshouderijen reeds beschikken. Ook indien de geurbelasting van die varkenshouderijen na wijziging van de Rgv de geurnorm uit artikel 3 van de Wgv overschrijdt, mogen zij overeenkomstig de reeds verleende vergunningen worden voortgezet zonder dat zij genoodzaakt zijn om geurreducerende maatregelen toe te passen. Verder blijkt uit de nota van toelichting dat de staatssecretaris bij de vaststelling van de wijziging van de Rgv heeft onderkend dat er minder uitbreidingsmogelijkheden zijn voor varkenshouderijen die beschikken over combiluchtwassers. De staatssecretaris heeft dit afgewogen tegen het belang van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Naar het oordeel van de Afdeling is van strijd met het evenredigheidsbeginsel geen sprake. Daarbij betrekt de Afdeling dat in de nota van toelichting staat dat de Rgv kan worden aangepast, zodra overtuigend en met waarborgen omkleed wordt aangetoond dat bepaalde luchtwassystemen beter kunnen presteren dan de huidige rendementen. Daarnaast heeft de staatssecretaris bij brief van 20 juli 2020 aan de rechtbank gewezen op de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019, waarop door [appellante] of andere varkenshouders vanwege de wijziging van de Rgv een beroep kan worden gedaan. Het betoog slaagt niet.

* 20 juli 2022 (ABRvS 202005584/1/R4): Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, mest, op- en overslaan/bewerken, geurvoorschriften vergunning, maatwerkvoorschrift, NTA 9065:2012, meetonzekerheid/factor 2 (Rb Oost­Brabant 20/640 en 20/641)
7.4.    In de toelichting bij het Activiteitenbesluit (Stbl. 2015, 337, p. 166) staat het volgende over artikel 2.8a: “Dit nieuwe artikel bevat het overgangsrecht voor geurvoorschriften uit de vergunning waarvoor nu afdeling 2.3 Lucht en geur gaat gelden. Dit overgangsrecht merkt de vergunningvoorschriften voor geur aan als maatwerkvoorschriften voor zover dit binnen de maatwerkmogelijkheid van afdeling 2.3 Lucht en geur valt. Voor de termijn van vijf jaar is gekozen mede wegens de inhoud van de inspraakreacties op het besluit. Een periode van drie jaar werd door het bevoegd gezag in dit geval te kort geacht voor het omzetten van vergunningvoorschriften in maatwerkvoorschriften.”

7.5.    Voor het antwoord op de vraag of vergunningvoorschriften op grond van artikel 2.8a van het Activiteitenbesluit tijdelijk als maatwerkvoorschriften moeten worden aangemerkt, is bepalend of het bevoegd gezag de bevoegdheid toekomt om ten aanzien van de milieugevolgen waarop die vergunningvoorschriften zien maatwerkvoorschriften te stellen. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat voorschrift 5.2.1, waarin de grenswaarde voor geuremissies is vervat, als een maatwerkvoorschrift dient te worden aangemerkt, omdat het college op grond van artikel 2.7a, vierde lid, bevoegd is om over geuremissies maatwerkvoorschriften vast te stellen. Anders dan [appellante] stelt, vereist artikel 2.8a niet dat het bevoegd gezag voorschriften 5.2.1 per 1 januari 2016 met toepassing van artikel 2.7a, vierde lid, als maatwerkvoorschrift had moeten kunnen vaststellen. In aanvulling op de hiervoor onder 7.2 weergegeven overwegingen van de rechtbank neemt de Afdeling hierbij in aanmerking dat voor de toepassing van artikel 2.7a, vierde lid, is vereist dat het bevoegd gezag met toepassing van het derde lid het aanvaardbaar niveau van geurhinder heeft bepaald en dat in de hiervoor onder 7.4 weergegeven toelichting een periode van drie jaar, gerekend vanaf de inwerkingtreding van artikel 2.8a, te kort is geacht om geurvoorschriften als bedoeld in die bepaling met toepassing van artikel 2.7a, vierde lid, in maatwerkvoorschriften om te zetten. Het betoog slaagt niet.

* 20 juli 2022 (ABRvS 201909253/1/A2): Awb, Waterwet; nadeelcompensatie, projectplan/wateroverlast, normaal ondernemersrisico, vermogensschade, compensatie in natura, redelijke termijn (Rb Oost-Brabant 18/2923)
40.     Niet in geschil is dat het dagelijks bestuur in de in deze uitspraak onder 28 en 29 bedoelde criteria in het geval van ondernemers die worden getroffen door het project Leegveld voor de vergoedbaarheid van schade geen aanleiding heeft gezien om een 2%-drempel toe te passen gedurende een nazorgperiode van 5 jaar. Dit volgt ook uit de uitspraak van 13 januari 2021. Het dagelijks bestuur heeft niet bestreden dat de situaties van ondernemers die risico lopen op vernattingsschade door de uitvoering van de projecten vergelijkbaar zijn. Het plan De Bult en het plan Leegveld zien beide op bestrijding van verdroging van natuurgebieden, die onderdeel uitmaken van hetzelfde natura 2000-gebied. In beide plannen zijn mitigerende maatregelen opgenomen om vernattingsschade op omliggende percelen te voorkomen. Het dagelijks bestuur heeft verder niet bestreden dat de ervaringen opgedaan in het geval van [appellante] mede aanleiding zijn geweest om bij de uitvoering van het plan Leegveld gedurende een nazorgperiode van 5 jaar uit te gaan van volledige schadeloosstelling in het geval mitigerende maatregelen niet voorkomen dat er extra vernattingsschade optreedt. Dat betekent dat het er voor moet worden gehouden dat het dagelijks bestuur is gewijzigd van inzicht en zich op het standpunt stelt dat de schade, zoals ook geleden door [appellante], niet ten dele onder het normaal ondernemersrisico valt. De Afdeling acht het aangewezen om ook in het geval van [appellante] toepassing van de 2%-drempel over de in deze procedure voorliggende jaren, die voorliggen, achterwege te laten. Dit klemt te meer, omdat de getroffen maatregelen in het geval van [appellante] eerste instantie niet hebben bijgedragen aan het voorkomen van wateroverlast, maar juist daaraan hebben bijgedragen.

* 14 juli 2022 (Rb Noord-Holland HAA 21/3334): Awb, Wabo; omgevingsvergunning oprichten geitenhouderij, belanghebbende, gevolgen enige betekenis/2 km, vooringenomenheid, MER/indicatie gezondheidseffecten
4.3.3 Vast staat dat alle bezwaarmakers die door verweerder ontvankelijk zijn geacht in hun bezwaren, wonen op een afstand van maximaal twee kilometer tot de beoogde geitenhouderij. De Afdeling heeft eerder overwogen dat omwonenden van een geitenhouderij in ieder geval worden aangemerkt als belanghebbenden bij een woonafstand van 650 meter. Bij dat oordeel heeft de Afdeling het rapport “Vragen en antwoorden geitenhouderij en gezondheid” van 13 april 2017 van het Kennisplatform Veehouderij en humane gezondheid betrokken alsmede de opvolgende rapporten “Veehouderij en gezondheid omwonenden (..)” van het RIVM uit 2016, 2017 en 2018. In laatstbedoeld rapport: “Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III”, staat onder meer dat er gezondheidsrisico’s bestaan wanneer wordt gewoond binnen een straal van twee kilometer van een geitenhouderij. Deze risico’s bestaan uit een verhoogde kans op longontsteking. Dit standpunt is herhaald in de GGD-richtlijn waarop verweerder heeft gewezen. Nu de door verweerder ontvankelijk geachte bezwaarmakers alle woonachtig zijn binnen een afstand van twee kilometer tot de beoogde geitenhouderij, is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden in de vorm van gezondheidsrisico’s. Het door eiseres genoemde rapport VGO 2021 noch de Kamerbrief waarop eiseres wijst maken dit anders. In het rapport VGO 2021 is – in lijn met eerdere bevindingen en in het verlengde daarvan ook in de Kamerbrief – geconcludeerd dat de kans op een longontsteking het meest verhoogd is bij wonen binnen een straal van 500 meter tot een geitenhouderij. Die conclusie doet echter niet af aan verweerders keuze de bezwaarmakers die binnen een straal van twee kilometer wonen van de beoogde geitenhouderij als belanghebbenden aan te merken. Het rapport geeft immers – eveneens in lijn met eerdere bevindingen – ook blijk van associaties tussen de aanwezigheid van geitenhouderijen binnen een straal van 1000m en 2000m van het woonadres en het vóórkomen van longontsteking in 2017-2019 bij inwoners van het onderzoeksgebied (in Noord-Brabant en Limburg). Gevolgen van enige betekenis kunnen vooralsnog binnen een straal van 1000 en 2000 meter niet worden uitgesloten. Het betoog van eiseres slaagt niet.
7.3.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder verwijzing naar het advies van de Omgevingsdienst van 17 mei 2021 en het daarin betrokken advies van de GGD Hollands Noorden van 16 maart 2021 de gevraagde omgevingsvergunning in bezwaar met een voldoende deugdelijke motivering geweigerd. Met eiseres en gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling is de rechtbank van oordeel dat de VGO-rapporten geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten bevatten. Uit jurisprudentie van de Afdeling, zie daarbij (ook) de uitspraken aangehaald in het hiervoor opgenomen toetsingskader, is evenwel geen aanwijzing te vinden dat het ontbreken van een algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht de beoordelingsruimte van verweerder zodanig beperkt dat het hem niet vrij staat om de omgevingsvergunning beperkte milieutoets te weigeren dan wel een MER-rapport te verlangen. Gelijk de rechtbank Noord-Nederland heeft overwogen in de uitspraak van 21 april 202112 neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat een andere lijn in de jurisprudentie (van de Afdeling) ertoe zou leiden dat het bevoegd gezag zou worden belemmerd om (effectief) invulling te geven aan het voorzorgbeginsel dat er in dit geval toe strekt omwonenden te beschermen tegen mogelijk negatieve gezondheidseffecten ten gevolge van de komst van een – zoals hier – geitenhouderij.

7.3.5 De rechtbank overweegt daarnaast dat het advies van de Omgevingsdienst van 17 mei 2021, de nadere toets aanmeldnotitie van 21 april 2021 en het advies van de GGD Hollands Noorden van 16 maart 2021 in lijn liggen met de VGO-rapporten en het landelijke standpunt van de GGD neergelegd in de GGD-richtlijn medische milieukunde Veehouderij en gezondheid. De rechtbank stelt verder vast dat juist de omstandigheid dat (nog) niet voldoende wetenschappelijk vaststaat of er een (direct) verband bestaat tussen het houden van grote aantallen geiten en het significant vaker voorkomen van longontstekingen – en mogelijk andere (luchtweg)aandoeningen – bij omwonenden van een geitenhouderij, reden is voor nader onderzoek. Het is in het kader van een MER (-beoordelingsplicht) weliswaar niet noodzakelijk om te onderzoeken of er een verband bestaat in meergenoemde zin, maar er zou, uitgaande van het bestaan van dat verband, kunnen worden onderzocht welke maatregelen kunnen worden getroffen om dit risico te beperken. Daarbij kunnen de resultaten van reeds in dat kader verricht onderzoek worden betrokken in de MER-rapportage. Ook de omstandigheid dat niet precies bekend is wat de oorzaak is van het significant hogere aantal longontstekingen in de omgeving van geitenhouderijen, kan in de MER worden betrokken, omdat daarin doorgaans (ook) onzekerheden worden beschreven.

* 28 juni 2022 (Rb Rotterdam ROT 20/5121): Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouw twee woningen, nadere eisen bpl, exceptieve toetsing, buiten toepassing laten deel planregel
6.1 Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, vergelijk de uitspraak van 16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:906) volgt dat de mogelijkheid om in een procedure die is gericht tegen een besluit omtrent (de weigering van) een omgevingsvergunning de gelding van de toepasselijke bestemmingsplanregeling aan de orde te stellen niet zover strekt dat deze regeling aan dezelfde toetsingsmaatstaf wordt onderworpen als de toetsingsmaatstaf die wordt gehanteerd in het kader van de beoordeling van beroepen tegen een vastgesteld bestemmingsplan. In geval in een eerstbedoelde procedure wordt aangevoerd dat de bestemmingsregeling in strijd is met een hogere regeling dient de bestemmingsregeling slechts onverbindend te worden geacht of buiten toepassing te worden gelaten, indien de bestemmingsregeling evident in strijd is met de hogere regeling, waarbij onder meer is vereist dat de hogere regelgeving zodanig concreet is dat deze zich voor toetsing daaraan bij wijze van exceptie leent. …………….

De gemeenteraad kan aan burgemeester en wethouders een bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen delegeren. Deze mogelijkheid om flexibiliteit in het bestemmingsplan in te bouwen moet worden ingekaderd door regels die bij dat plan zelf worden gegeven. Hierbij kan gedacht worden aan nadere eisen ten aanzien van de dakhelling bij karakteristieke bebouwing of aan de situering van een bouwwerk binnen een bouwblok (Kamerstukken II 2002/03, 28 916, nr. 3 MvT, pagina 96 en 97). ………..

De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen in artikel 15.3 van de planregels van het bestemmingsplan vindt haar grondslag dus in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wro. Voor het, bij wijze van exceptieve toetsing, buiten toepassing laten van een planregel wegens strijd met dit artikel is alleen plaats, indien de planregel evident in strijd is met de hogere regeling. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank voor de eerste volzin van de planregel niet gebleken. Dit deel van de planregel blijft binnen de mogelijkheid om nadere eisen te stellen binnen de bij het bestemmingsplan gegevens regels. Anders oordeelt de rechtbank over de tweede volzin: “alsmede ter plaatse van de overige gronden en bebouwing in het Beschermd Stadsgezicht”. Het bestemmingsplan bevat weliswaar een bevoegdheid voor verweerder om nadere eisen te stellen, maar die bevoegdheid sluit voor de overige gronden en bebouwing in het beschermd stadsgezicht niet aan bij de wel in het bestemmingsplan gestelde regels aangaande de betreffende onderwerpen. Evenmin is voldoende duidelijk in welke gevallen en onder welke omstandigheden verweerder gebruik kan maken van zijn bevoegdheid. Dit deel van de nadere eisenregeling is daarom naar het oordeel van de rechtbank evident in strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wro en moet buiten toepassing worden gelaten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013, rechtsoverweging 4.4., ECLI:NL:RVS:2013:CA0705).

STAB verzorgt de jurisprudentie voor STAB OGR updates

Martin van Harten schreef een annotatie bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1019. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat het door appellant ingediende hogerberoepschrift niet kan worden aangemerkt als incidenteel hogerberoepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In zijn annotatie geeft Van Harten eerst een korte beschrijving van het rechtsmiddel, waarna enkele formele aspecten worden aangestipt. Aan de hand van de uitspraak van 6 april 2022 wordt getoond op welke wijze de bestuursrechter beoordeelt of daadwerkelijk sprake is van een ontvankelijk incidenteel hoger beroep. Zie STAB OGR Updates.