Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* 17 augustus 2022 (ABRvS 202000932/4/R2): Awb, Wro; bebouwing, grondgebonden veehouderij, strijd met bpl, verstrijken hersteltermijn, einduitspraak na tussenuitspraak (Rb Zeeland­West­Brabant 18/6142)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202006446/1/R1): Awb, Chw, Wnb; Wnb-vergunning, realiseren en exploitatie windturbines, stikstofdepositie, relativiteitsvereiste, Aerius-berekening
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202007137/2/R3): Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, strijd met bpl, appartementencomplex, beschermd stadsgezicht, ruimtelijke onderbouwing, einduitspraak na tussenuitspraak (Rb Den Haag nr. 20/3572)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202100119/1/R2): Awb, Wro, Chw; tussenuitspraak, bpl verbrede reikwijdte, veegplannen, accommodatie bij paardenhouderij, delegatiebesluit, bevoegdheid college, beleidsregels, Verdrag van Aarhus, vormvrije m.e.r.-beoordeling, ondergeschiktheid, VNG-brochure (conclusie AG 202100119/3/R2)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202100303/​1/​R3): Awb, Wro; bpl, bebouwingsmogelijkheden, begrip voorgevel, overkapping
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202100369/​1/​R3): Awb, Wro; bpl, woonwijk, uitwerkingsplicht, plangrens, VNG-brochure, richtafstanden, woningbehoefte
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202100525/​1/​A2): Awb, Wns; schadevergoeding, onrechtmatig handelen, materiële en processuele connexiteit, ontvankelijkheid (Rb Limburg 20/1298)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202101745/​1/​R3, 202101746/​1/​R3 en 202101754/​1/​R3): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, luchtbehandelingskasten, horeca, welstand, ondergeschikte bouwdelen, procesbelang handhaving (Rb Den Haag18/5770, 19/5587 en 19/5940)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202102393/​1/​A3 en 202102390/​1/​A3): Awb, Gmw; terrasvergunning, woon- en leefklimaat
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202103391/1/R1): Awb, Wro; bpl, natuur, recreatie, mogelijkheid deelname project, agrarische uitbreidingsmogelijkheden, parkeeroverlast
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105104/​1/​R1): Awb, Wm; handhaving, bodem, uitvlakken grondwal, verontreinigde grond, kwaliteitsklasse, Besluit bodemkwaliteit, Activiteitenbesluit
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105563/​1/​R3): Awb, Wro; bpl, groenstrook, permanente bewoning, aan-huis-gebonden beroepen, deels einduitspraak deels tussenuitspraak
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105776/​1/​R2): Awb, Wabo, omgevingsvergunning, varkenshouderij, logiesverblijf, huisvesting arbeidsmigranten, geurhinder, goede ruimtelijke ordening (Rb Oost­Brabant 21/152)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105872/​1/​R1): Awb, Chw, Wnb, Waterwet; Wnb-vergunning, watervergunningen, windpark, termijnoverschrijding beroepen, belanghebbendheid, relativiteitsvereiste
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105906/1/R4): Awb, Wro, Wnb; bpl, omgevingsverordening, relativiteitsvereiste, geurhinder, mestopslag, kuilvoer, Activiteitenbesluit, geluidrapport, verkeer, ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, weidevogelgebied
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202106124/​1/​R1): Awb, Wm; aanwijzing locatie ORAC, woon- en leefklimaat, locatiekeuze
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202106311/1/R1): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, zonneakker, beleid locatiekeuze (Rb Noord-Holland 20/1954)
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202202275/2/R3): Awb, Wro; vovo, bpl, detailhandel, horeca
* 17 augustus 2022 (ABRvS 202203446/​2/​R4): Awb, Wro: vovo, bpl, woningbouw, verdeling kavels, belanghebbende, optierecht, inrichting gebied, vertrouwensbeginsel, parkeerplaatsen
* 16 augustus 2022 (CBb 20/1088): Awb; Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, voorwaarden, intern salderen, Besluit emissiearme huisvesting, huisvestingssystemen
* 12 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/3463) Awb, Wabo: vovo, omgevingsvergunning, kleinschalige catering
* 12 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/3817): Awb,  Waterschapswet, Waterwet; vovo, handhaving, keur, besluit dijkgraaf, droogte, onttrekkingsverbod, akkerbouwbedrijf, begrip oppervlaktewaterlichaam, evenredigheidsbeginsel
* 12 augustus 2022 (Rb Oost-Brabant SHE 21/117): Awb, Wm; handhaving, motorenzaak, detailhandel, recreatief medegebruik, geluidsoverlast, Activiteitenbesluit, geluid motoren van klanten, laden en lossen
* 12 augustus 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 22/2789): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning bouwen en strijd met bpl, noodopvang asielzoekers, natuur
* 11 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/2471, 21/2482): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, sportschool, parkeerbehoefte
* 10 augustus 2022 (ABRvS 202202999/2/R4): Awb, Wro, Wabo, Gmw; vovo, bpl, herontwikkeling, supermarkt, woningbouw, parkeerbehoefte, ondergrondse parkeerplaatsen, afname groen, voetbalkooi
* 10 augustus 2022 (ABRvS 202203612/2/R1): Awb, Wro; vovo, bpl, woonbestemming, uitzicht
* 10 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/3447 VV en 22/3450 VV): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning bouwen, hotel, keerwanden, investeringen
* 10 augustus 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/1768): Awb, BW; mijnbouwschade, verzakkingsschade, bewijsvermoeden, einduitspraak na tussenuitspraak
* 10 augustus (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/5342 WABOA): Awb, Wabo; vergunning van rechtswege, publicatie, dwangsom
* 8 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 21/5343 en 21/5344): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, arbeidsmigranten, relativiteitsvereiste
* 8 augustus 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/3428): Awb. Gmw; handhaving, ontvankelijkheid
* 4 augustus 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 22/2613): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, achtergevel, bouwhoogte, motivering
* 3 augustus 2022 (Rb Amsterdam C/13/710964 / HA ZA 21-1059): Awb, BW; schade door niet tijdige omgevingsvergunning, tijdigheid en behandeling zienswijze, causaal verband
* 3 augustus 2022 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2081): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, supermarkt, welstand, vvgb
* 2 augustus 2022 (Rb Den Haag SGR 21/6625): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, woningbouw, voorzieningenniveau
* 1 augustus 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/1394): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, camperplek, vertrouwensbeginsel
* 1 augustus 2022 (Rb Den Haag SGR 20/5644): Awb, Gmw; handhaving, erfafscheiding, plaats achtergevel
* 25 juli 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/1126): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, kamerverhuurpand, beleidsregels, bevoegdheid
* 20 juli 2022 (Rb Overijssel ZWO 21/1090, 21/1228, 21/1229 en 21/1230): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, mantelzorgwoning, bijbehorend bouwwerk, beleidsregels, erf
* 7 juli 2022 (Rb Noord-Holland HAA 22/2389 en HAA 22/2391): Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning, winkelunits en appartementen, welstand, parkeren, alternatieven
* 28 juni 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/2724 OPIUMWET VV en BRE 22/2725 OPIUMW): Awb, Gmw, Opiumwet;  vovo en kortsluiten, tijdelijk sluiten woning
* 27 juni 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/2430 GEMWT VV en BRE 22/2075 GEMWT): Awb, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, camping, strijd met bpl, permanente bewoning, huurbescherming, kwetsbare personen, rol gemeente, evenredigheid
* 22 juni 2022 (Rb Gelderland ARN 21/5677 en ARN 21/5679): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, wijzigen gebruik, opslag, geluid, vrachtverkeer, representatieve bedrijfssituatie
* 22 juni 2022 (Rb Gelderland ARN 22/2112): Awb, Gmw; handhaving, strijd met bpl, hoogte dwangsom, begunstigingstermijn
* 22 juni 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/2124 WABOA): Awb, Wabo, BW; vovo, omgevingsvergunning, woning, uitrit, kruimelregeling, privaatrechtelijke belemmering
* 21 juni 2022 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/2702 WABO VV): Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning, loods, spoedeisend belang, rechtsbescherming vergunninghouder
* 25 mei 2020 (Rb Zeeland-West-Brabant BRE 22/2092 OPIUMW VV en BRE 22/2093 OPIUMW): Awb, Gmw, Opiumwet; vovo en kortsluiten, sluiting woning, noodzaak, verwijtbaarheid, evenredigheid
* 19 mei 2022 (Rb Amsterdam AMS 21/4192): Awb, Wabo; intrekking omgevingsvergunning, onjuiste gegevens
* 19 mei 2022 (Rb Amsterdam AMS 20/1119 en AMS 20/3114): Awb; handhaving, ligplaatsvergunning, bedrijfsvaartuig, Verordening op het binnenwater 2010
* 21 april 2022 (Rb Noord-Holland HAA 22/1459): Awb, Gmw; vovo, handhaving, sportschool, overlast, begunstigingstermijn
* april 2022 (Rb Noord-Holland HAA 20/6205 en HAA 20/6333): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, mantelzorgwoning, zorgbehoefte
# 8 april 2022 (Rb Noord-Holland HAA 19/335 en HAA 18/2247): Awb, Wro; planschade, inpassingsplan, Westfrisiaweg, planvergelijking, taxatie, zichtlocatie, referentieobjecten, aanvangsrendement, afweging planologische voor- en nadelen
* 8 maart 2022 (Rb Noord-Holland HAA 21/367): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, dakopbouw, belanghebbende, welstand, vertrouwensbeginsel
* 3 maart 2022 (Rb Noord-Holland HAA 22/197): Awb, Gmw, Opiumwet; vovo, sluiting woning, evenredigheidstoets
* 23 november 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/4225): Awb, Gmw, Opiumwet; vovo, handhaving, sluiting woning, noodzaak, evenredigheid
* 16 november 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/2777): Awb, Wabo; nieuwe bob, omgevingsvergunning, aanleg poel, strijd met bpl, cultuurhistorische en landschappelijke waarden
* 4 november 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/2621): Awb, Gmw, Opiumwet; handhaving, sluiting woning, bevoegdheid
* 14 oktober 2021(Rb Midden-Nederland UTR 21/2789): Awb, Wet bag; verblijfsobjecten, toekenning huisnummers
* 11 oktober 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/1337): Awb; schadevergoeding, verhuiskostenvergoeding, bevoegdheid, redelijke termijn
* 1 oktober 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/1091): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, beheersverordening, feitelijke bouwhoogte, gelijkheidsbeginsel
* 28 september 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 21/3535): Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, bouwen en kappen, paardenhouderij, strijd met bpl
* 6 juli 2021 (Rb Amsterdam AMS 19/3653); Awb, Gmw, Dienstenwet; exploitatievergunning, bescherming grachten, volumebeleid, Dienstenrichtlijn, bevoegdheid intrekking
* 7 mei 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/3093): Awb, Wabo; omgevingsvergunning hekwerk, onvolledig bezwaarschrift, alleen digitaal dossier, bewijs
* 6 mei 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/3801): Awb, Wabo; omgevingsvergunning, bouwhoogte, peil
* 4 mei 2021 (Rb Midden-Nederland  UTR 21/1171): Awb, Gmw; vovo, weigering handhaving, wijzigingsbevoegdheid, beheersverordening, bos, camping
* 30 april 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/3429): Awb; dwangsom, herstel gebreken pand, bouwbesluit, terugbetalingsbesluit
* 30 april 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/3904): Awb, Wnb; intrekking jachtakte, bevoegdheid, schriftelijke waarschuwing
* 29 april 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/899-V): Awb; Verzet en einduitspraak, proceskosten, schadevergoeding
* 20 april 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/3966): Awb, Gmw; pv mondelinge uitspraak, handhaving, opslag, parkeren
* 22 maart 2021 (Rb Midden-Nederland UTR 20/685 en 20/965 t/m 20/967): Awb; ontvankelijkheid, identiteit eisers

# = betrokkenheid STAB

!  = (nog) niet gepubliceerd

* 17 augustus 2022 (ABRvS 202006446/1/R1): Awb, Chw, Wnb; omgevingsvergunning, realiseren en exploitatie windturbines, stikstofdepositie, relativiteitsvereiste, Aerius-berekening

13.1.  De aan het besluit ten grondslag gelegde AERIUS-berekening van 7 april 2020 is uitgevoerd met het op het moment van het nemen van het besluit van 14 oktober 2020 beschikbare versie AERIUS Calculator 2019A. Zoals hiervoor onder 11.2 is overwogen, betekent de omstandigheid dat AERIUS regelmatig wordt aangepast niet dat een bestuursorgaan zich bij de vaststelling van het besluit niet kan baseren op de versie van AERIUS die dan beschikbaar is. De vraag is vervolgens of de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS ook geschikt was voor het maken van de stikstofdepositieberekeningen. In de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105, heeft de Afdeling overwogen dat de rekengrens van 5 km voor de berekening van stikstofdepositie als gevolg van verkeer onvoldoende is gemotiveerd. Die situatie doet zich in dit geval echter niet voor, omdat het niet aannemelijk is dat het project leidt tot een toename van stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats die liggen op meer dan 5 km van de in dit geval relevante bronnen. Het college stelt dat voor het project geen stikstofdepositie berekend is op afstanden verder dan 4 km. Een andere rekengrens had hier volgens het college daarom geen verschil gemaakt. Op de zitting is over de op pagina 19 van de Ecologische beoordeling weergegeven kaart en de kaarten die als bijlage 5 bij het verweerschrift zijn gevoegd, nader toegelicht dat alleen op hexagonen binnen 5 km een toename van stikstofdeposities is gevonden. Omdat het niet aannemelijk is dat het project leidt tot een toename van stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats die liggen op meer dan 5 km van de in dit geval relevante bronnen, was de op het moment van het nemen van het besluit beschikbare versie van AERIUS in zoverre geschikt voor de berekeningen en mocht het college de versie 2019A gebruiken.

14.2.  De Afdeling volgt [appellante sub 1] en anderen, de stichting en [appellanten sub 3] echter in hun betoog dat de hoogte van de windturbines wel gevolgen zou kunnen hebben voor de beoordeling van de cumulatieve effecten op het punt van aanvaringsslachtoffers. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de Wnb-vergunning betrekking heeft op de realisatie van windturbines met een tiphoogte van 185 m, een rotordiameter van 120 m en een ashoogte 125 m. De Afdeling stelt vast dat in de onderzoeken wel van deze hoogten is uitgegaan, maar dat die hoogten niet is vermeld in de aanvraag en ook niet is vastgelegd in de verleende vergunning. Omdat de hoogte van de windturbines, anders dan bij de funderingen, invloed kan hebben op de mogelijke effecten als gevolg van het project, was het in dit geval nodig om de omvang van het project te borgen in het besluit. Gelet hierop is het besluit in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.

19.1.  In de uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1395, is de Afdeling ingegaan op de vraag of de windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling moeten worden aangemerkt als plan of programma waarvoor op grond van de SMB-richtlijn een milieubeoordeling is vereist. De Afdeling heeft die vraag, gelet op het Nevele-arrest, bevestigend beantwoord. Omdat voor de windturbinebepalingen geen milieubeoordeling is gemaakt, moeten die bepalingen, zo volgt uit de uitspraak van 30 juni 2021, buiten toepassing blijven. De windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling maken echter geen onderdeel uit van het in de Wnb opgenomen wettelijk beoordelingskader van de Wnb-vergunning. Dat volgt uit artikel 2.7 en verder van de Wnb. Dit betekent dat het college de Wnb-vergunning terecht niet vanwege het Nevele-arrest heeft geweigerd. Of de Wnb-vergunning als vergunning geldt in de zin van de Mer-richtlijn, wat daar ook van zij, is geen reden om daar anders over te oordelen.

* 17 augustus 2022 (ABRvS 202100119/1/R2): Awb, Wro, Chw; tussenuitspraak, bpl verbrede reikwijdte, veegplannen, accommodatie bij paardenhouderij, delegatiebesluit, bevoegdheid college, beleidsregels, Verdrag van Aarhus, vormvrije m.e.r.-beoordeling, ondergeschiktheid, VNG-brochure (conclusie AG 202100119/3/R2)
12.     De Afdeling onderschrijft de conclusie van de AG dat een  delegatiebesluit waarmee de bevoegdheid om een bestemmingsplan of een omgevingsplan vast te stellen door de gemeenteraad aan het college wordt gedelegeerd, een algemeen verbindend voorschrift is. Steun voor deze opvatting vindt de Afdeling in de totstandkomingsgeschiedenis van de Derde tranche Awb. Op blz. 181 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1993/1994, 23 7000, nr. 3, toelichting bij het latere artikel 10:19 Awb) waar, meer in het algemeen, wordt stilgestaan bij de aard van een delegatiebesluit en het volgende wordt opgemerkt: “Voor delegatie geldt, evenals voor mandaatverlening, dat de burger moet kunnen nagaan of de delegataris wel bevoegd is. Daarom verplicht dit artikel tot vermelding van de vindplaats van het delegatiebesluit. Bij regelgeving kan het overigens de voorkeur verdienen die vermelding in de toelichting op te nemen (vgl. Aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het delegatiebesluit zal, anders dan een besluit tot mandaatverlening, veelal moeten worden gepubliceerd in een officiële publicatie, nu een dergelijk besluit moet worden gekwalificeerd als een algemeen verbindend voorschrift.”

Dit brengt mee dat het delegatiebesluit bekend had moeten worden gemaakt op de wijze beschreven in artikel 139 en 140 van de Gemeentewet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van belang. In dit geval is dat niet gebeurd, zodat het delegatiebesluit moet worden geacht niet in werking te zijn getreden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL0733). In zoverre is sprake van een bevoegdheidsgebrek. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van Awb te passeren, omdat kan worden vastgesteld dat belanghebbenden niet door dit gebrek zijn benadeeld. Daarvoor is het volgende van belang. Vast staat dat de raad het delegatiebesluit in zijn vergadering van 28 maart 2018 heeft genomen en dat het delegatiebesluit vervolgens is gepubliceerd op de in artikel 3:42 van de Awb beschreven wijze. De inhoud van het delegatiebesluit is beschikbaar gesteld op de website van de gemeente, waarop ook het bestemmingsplan is te raadplegen, terwijl bij de bekendmaking van de bestreden bestemmingsplannen naar deze vindplaats is verwezen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben geen beroepsgrond over de bevoegdheid van het college en de kenbaarheid van het delegatiebesluit aangevoerd. Uit hun beroepschriften blijkt dat de inhoud van het delegatiebesluit bij hen bekend is en dat zij, net als de raad en het college, ervan uitgaan dat het delegatiebesluit in werking is getreden. De Afdeling ziet in dit gebrek dan ook geen reden voor vernietiging van het bestreden besluit. Dit neemt niet weg dat het delegatiebesluit wel alsnog overeenkomstig de Bekendmakingswet bekend moet worden gemaakt, ook met het oog op toekomstige besluitvorming.

  1. De Afdeling onderschrijft voorts de conclusie van de AG dat het primaat van de vaststelling van een planregeling bij de raad berust. Het is dus aan de raad om te besluiten over het al dan niet delegeren van de bevoegdheid om delen van het plan vast te stellen. Daarbij dient de raad die delen van het plan waarvoor het college het bevoegde orgaan is, te begrenzen. De vraag of in een concreet geval sprake is van delegatie van delen van het plan, kan daarbij niet op voorhand op de door de AG bedoelde categoriale wijze worden beantwoord, maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De raad dient in het delegatiebesluit de bevoegdheid van het college voldoende concreet en objectief te begrenzen. Op grond van het delegatiebesluit moet dus uit een oogpunt van rechtszekerheid duidelijk en kenbaar zijn voor de vaststelling van welke delen van het bestemmingsplan het college het bevoegde orgaan is. Daarbij kan de bevoegdheid ook worden begrensd door beleidsregels van de raad, mits de begrenzing van de bevoegdheid op grond van die beleidsregels voldoende concreet en objectief te bepalen is. De beantwoording van de vraag of in een concreet geval een delegatiebevoegdheid voldoende concreet en objectief is begrensd, hangt uiteindelijk af van de omstandigheden van dat geval.

Ook het college kan beleidsregels vaststellen. Daarbij moet het gaan om beleidsregels die zien op de vraag hoe die gedelegeerde bevoegdheid in een concreet geval door het college wordt gebruikt. Die beleidsregels moeten blijven binnen de grenzen die in het delegatiebesluit zijn gesteld bij de gedelegeerde bevoegdheid en de beleidsregels van de raad.
23.3.  Aangezien de nieuwe functie ondergeschikt aan de paardenhouderij dient te zijn, staat de Afdeling verder voor de beoordeling of het college zich op voorhand redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toegelaten mogelijkheden op de toegelaten, aan de paardenhouderij ondergeschikte wijze uitvoerbaar zijn. Ter zitting heeft het college daarover toegelicht dat het inzicht over de ondergeschiktheid is verkregen op grond van een ingediend bedrijfsplan. Dit bedrijfsplan bindt [partij] echter niet en de Afdeling kan deze motivering overigens ook niet beoordelen omdat dit bedrijfsplan geen onderdeel uitmaakt van de stukken. Een motivering, al dan niet aan de hand van het bedrijfsplan, dat bij realisatie van de toegelaten mogelijkheden wordt voldaan aan de voorwaarde van ondergeschiktheid, ontbreekt aldus. Het lag op de weg van het college om dit inzicht wel te bieden en daarbij te concretiseren aan de hand van welke criteria de ondergeschiktheid is beoordeeld. [partij] heeft weliswaar gewezen op de oppervlaktes van beide functies, maar op grond van de planregeling is dat niet de enige begrenzing van de vereiste ondergeschiktheid. Gelet hierop kan de Afdeling niet beoordelen of het college zich op voorhand redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het initiatief in volle omvang uitgevoerd kan worden en is het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb genomen.

* 17 augustus 2022 (ABRvS 202105872/1/R1): Awb, Chw, Wnb; Wnb-vergunning, windpark, termijnoverschrijding beroepen, belanghebbendheid, relativiteitsvereiste
11.2.  Met de uitspraak van de Afdeling van vandaag, ECLI:NL:RVS:2022:2334, is de Wnb-vergunning onherroepelijk geworden. Het betoog is erop gericht dat deze vergunning moet worden ingetrokken, omdat de windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling in strijd zijn met de SMB-richtlijn. In de uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1395, is de Afdeling ingegaan op de vraag of de windturbinebepalingen moeten worden aangemerkt als plan of programma waarvoor op grond van de SMB-richtlijn een milieubeoordeling is vereist. De Afdeling heeft die vraag, gelet op het Nevele-arrest, bevestigend beantwoord. Omdat voor de windturbinebepalingen geen milieubeoordeling is gemaakt, moeten die bepalingen, zo volgt uit de uitspraak van 30 juni 2021, buiten toepassing blijven. De windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling maken echter geen onderdeel uit van het in de Wnb opgenomen wettelijk beoordelingskader van de Wnb-vergunning. Zij maken ook geen onderdeel uit van het beoordelingskader van de verleende Wnb-vergunning. Aan dat besluit is de AERIUS-berekening van 7 april 2020 en de Ecologische beoordeling van 5 mei 2020 ten grondslag gelegd. Daarin is berekend of de aanleg van het windpark leidt tot een toename van stikstofdepositie. Vervolgens is beoordeeld of de toename leidt tot negatieve effecten op Natura 2000. De windturbinebepalingen in het  Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling hebben daar geen rol bij gespeeld. Dit betekent dat het college van gedeputeerde staten het verzoek om intrekking van de Wnb-vergunning van 14 oktober 2020 terecht heeft afgewezen.

12.2.  In artikel 6.22 van de Waterwet staat wanneer een vergunning wordt ingetrokken. Het betoog is erop gericht dat de watervergunningen moeten worden ingetrokken door de omstandigheid dat de windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling in strijd zijn met de SMB-richtlijn. Wat betreft de uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1395, wijst de Afdeling naar wat hierover onder 11.2 is vermeld. De windturbinebepalingen in Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling vormen geen toetsingskader voor de verlening van watervergunningen en ook niet van de in dit geval verleende watervergunningen. Het beroep op het Nevele-arrest kan dan ook niet slagen. Dit betekent dat het college van dijkgraaf en heemraden het verzoek om intrekking van de watervergunningen van 10 oktober 2019 terecht heeft afgewezen.

* 12 augustus 2020 (Rb Oost-Brabant SHE 21/117): Abw, Wm; handhaving, motorenzaak, detailhandel, recreatief medegebruik, geluidsoverlast, Activiteitenbesluit, geluid motoren van klanten, laden en lossen
6.5    Ook de rechtbank heeft nagedacht over de vraag of het geluid van de motoren van klanten valt onder de uitzondering in artikel 2.17, eerste lid onder b, van het Abm. Het is een uitzondering dus dit artikel moet beperkt worden uitgelegd. De rechtbank heeft hierover geen latere rechtspraak van de Afdeling gevonden dan de door verweerder genoemde uitspraak, vermoedelijk omdat het bezoekersverkeer van en naar een inrichting nooit meer geluid maakt dan de grenswaarde in het Abm. Wat hier verder ook van zij, de rechtbank beschouwt het bezoek van klanten op motoren op het terrein van het bedrijf niet als het laden of lossen van goederen of daaraan verwante activiteit. De uitzondering in het Abm betreft laden en lossen in eigenlijke zin (het daadwerkelijk en bedrijfsmatig laden of lossen). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het kopen en verkopen en repareren van motoren is te beschouwen als de bedrijfsmatige kernactiviteit van het bedrijf. Alleen als een klant wegrijdt op een net gekochte of gerepareerde motor of als een klant een motor aflevert ter reparatie, zou dit als ‘laden en lossen’ in eigenlijke zin kunnen worden beschouwd. Het overige (een bezoekende klant die alleen maar gaat kijken naar een nieuwe motor, of een klant die een los onderdeeltje gaat kopen of alleen gaat kijken maar niets gaat kopen), beschouwt de rechtbank niet als ‘laden en lossen’ omdat met een dergelijke uitleg de uitzondering in artikel 2.17, eerste lid onder b, van het Abm veel te veel wordt opgerekt.

 

* 10 augustus 2022 (Rb Noord-Nederland LEE 21/1768): Awb, BW; mijnbouwschade, verzakkingsschade, bewijsvermoeden, einduitspraak na tussenuitspraak
6.5.    Met Meiborg is de rechtbank van oordeel dat Everts niet inzichtelijk heeft gemaakt dat verschillende funderingswijzen als autonome oorzaak kan worden aangewezen. Uit het rapport van 8 maart 2022 blijkt niet hoe de uitbouw is gefundeerd en in welke mate deze wijze van funderen heeft bijgedragen aan het optreden van de verzakkingen. Op dit aspect is door Everts noch verweerder in het aanvullend verweer ingegaan. Everts heeft op pagina 5 van het rapport aangegeven dat de aanbouw niet interessant is voor het onderzoeken van het gedrag van de fundering van de originele woning. De fundering van de aanbouw is daarom niet onderzocht. Dat klemt, te meer nu verweerder zowel tijdens de besluitvormende fase als gedurende de beroepsprocedure onder meer alternatieve funderingswijzen als schadeoorzaak heeft gepresenteerd zonder die funderingen te onderzoeken. Nu niet het gehele pand van eiser door Everts is onderzocht, blijft op dit punt naar het oordeel van de rechtbank een gebrek bestaan in de motivering, alsmede in het gedane onderzoek. Uit het rapport van Everts is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk geworden dat voor de ontstane schade een autonome oorzaak kan worden aangewezen. Het argument van verweerder dat de ter plaatse opgetreden trillingssnelheden te laag zijn om zakkingsschade te veroorzaken en de ingenomen stelling dat Everts als autoriteit in zijn vakgebied moet worden gezien, zijn ieder afzonderlijk en in samenhang bezien onvoldoende om in dit geval het bewijsvermoeden weerlegd te achten. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen. De stellingen van Meiborg dat negatieve kleef niet optreedt bij een fundering op staal kan bij een nieuwe beslissing op bezwaar worden betrokken.

Het geconstateerde gebrek in de tussenuitspraak is naar het oordeel van de rechtbank in onvoldoende mate hersteld.

6.6.    Het standpunt van verweerder dat het door Meiborg gevoerde betoog in grote mate overeenkomt met aangevoerde argumenten in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de ABRvS van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1631), waarin de ABRvS het betoog van Meiborg grotendeels heeft verworpen, geeft in deze procedure geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. De rechtbank is -los van de in deze zaak ingenomen stellingen over de invloed van verticale drukgolven- tot het oordeel gekomen dat het door Everts uitgevoerde onderzoek onvolledig is geweest om met voldoende mate van zekerheid een uitsluitende, andere schadeoorzaak aan te wijzen. Dat de discussie over verticale drukgolven een gepasseerd station zou zijn, is in dit kader dan ook niet relevant.

* 6 juli 2021 (Rb Amsterdam AMS 19/3653); Awb, Gmw, Dienstenwet; exploitatievergunning, bescherming grachten, volumebeleid, Dienstenrichtlijn, bevoegdheid intrekking

  1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in beginsel bevoegd is om exploitatievergunningen in te trekken indien deze gedurende een periode van twaalf maanden niet gebruikt worden. Deze bevoegdheid, die voortvloeit uit de Verordening en de RPA 2013, komt de rechtbank niet onredelijk voor. Het is immers ongewenst om ongebruikte vergunningen op de plank te laten liggen. De rechtbank merkt verder op dat de bevoegdheid tot intrekking al langer bestaat. Dat verweerder hier voorheen niet of nauwelijks gebruik van heeft gemaakt, maakt nog niet dat verweerder niet bevoegd was om in te trekken. Of zone 2 vergunningen al dan niet schaars zijn, iets wat eiseres bestrijdt, doet er voor de bevoegdheid tot intrekking dan ook niet toe.13

19. Dat verweerder – in beginsel – bevoegd is om de vergunning in te trekken, maakt nog niet dat verweerder hiertoe ook in redelijkheid heeft kunnen overgaan. Gezien de grote onzekerheid die was ontstaan naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling en het feit dat pas in mei 2019, met het vaststellen van de Nota Varen – deel 1, duidelijk werd wat het beleid ging inhouden, kan eiseres niet tegengeworpen worden dat zij de vergunning niet eerder in gebruik heeft genomen of voor 29 mei 2018 geen reële onomkeerbare voorbereidingshandelingen heeft getroffen. Tot mei 2019 stond immers nog niet met zekerheid vast wat het beleid zou worden. Het is daarom onredelijk van verweerder om te eisen dat eiseres al in 2018 – kostbare – onomkeerbare voorbereidingshandelingen moest hebben getroffen terwijl het nieuwe beleid toen nog niet duidelijk was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen overgaan tot de intrekking van de vergunning. Dit betekent dat het bestreden besluit geen stand kan houden en ook het primaire besluit moet worden herroepen.