Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3155: Awb, Wro; bpl en parapluherziening zonering industrielawaai, Wnb, relativiteit, ladder voor duurzame verstedelijking, aantasting landschap
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3161: Awb, Wabo; melding in- en uitrit, bezwaar niet-ontvankelijk, belanghebbende, verwezenlijken aanvraag (Rb Gelderland 19/7331)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3140: Awb, Wabo; verzoek handhaving, overlast houtstook, artikel 7.22 Bouwbesluit 2012, gezondheid, bouwwerken, voorgevel, vergunningvrij (Rb Zeeland-West-Brabant 19/5386)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3160: Awb, Wro; wijzigingsplan, waterbassin ten behoeve kwekerij, waterhuishouding, woon- en leefklimaat
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3146: Awb, Wro; bpl en omgevingsvergunning, 17 woningen, akoestisch onderzoek, einduitspraak na tussenuitspraak
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3162: Awb, Wro; verzoek herziening bpl, detailhandel, Dienstenrichtlijn,
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3150: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, drie woonstudio’s, vergunning van rechtswege, aanvraag onvolledig, aanvullende gegevens, beslistermijn (Rb Overijssel 20/1539)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3154: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, milieu en afwijken bpl, melkrundveestal en sleufsilo’s, Verordening ruimte, verkeer, parkeren, bouw- en goothoogte, volksgezondheid (Rb Den Haag 18/189 en 18/297)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3142: Awb, Wro; planschade, inkomensschade, ijssalon, voorzienbaarheid, nieuw besluit, planvergelijking, ontheffingsmogelijkheden bouwvoorschriften (Rb Gelderland 19/5352)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3138: Awb, Wro; planschade, exploitatie onderneming, horeca- en winkelfunctie, voorzienbaarheid, nieuw besluit, planvergelijking, ontheffingsmogelijkheden bouwvoorschriften (RB Gelderland 19/5350)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3152: Awb, Wro; berstemmingsplan, herontwikkeling, sloop bestaande woningen, herbouw van 175 woningen, MER, samenhangend project
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3157: Awb, Wro; wijzigingsplan, bedrijfsbestemming wordt uit te werken woonbestemming, integrale herontwikkeling, wijzigingsvoorwaarden, belemmering bedrijfsvoering
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3158: Awb, Wm; handhaving, last onder dwangsom, afvoer opgeslagen mest, afvalstof, overtreder, begunstigingstermijn
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159: Awb, Wabo; inpassingsplan, partiële bouwvrijstelling Wnb, Porthos project, exceptieve toetsing
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3136: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, dakkapel, welstand (Rb Amsterdam 20/4227)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3151: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, onafhankelijkheid en onpartijdigheid IMG, bewijsvermoeden, herstelmethode, calculatiemodel, (Rb Noord-Nederland 21/1232)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3137: Awb, Wabo; verzoek handhaving, overlast houtstook, artikel 7.22 Bouwbesluit 2012 (Rb Zeeland-West-Brabant 20/10002)
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3153: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, bouwkundig splitsen en vergroten pand en plaatsen balkon, evidente privaatrechtelijke belemmering, bouwhoogte, welstand, Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning (Rb Amsterdam 21/608)
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 1 november 2022, ECLI:NL:CBB:2022:735: Awb; boetes, kantelen van containers met pluimvee, klep niet open, slachterij, Verordening inzake bescherming dieren bij het doden, besparen vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden, verwijtbaarheid
* ABRvS 31 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3105: Awb, Wnb; vernattingsmaatregelen Oostvaardersplassen, vovo, beheermaatregelen, belangenafweging (Rb Midden-Nederland 22/1616)
* Rechtbank Overijssel 31 oktober 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3152: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, verbouw kantoor tot zorgfunctie met beschermd wonen, bestemming “Maatschappelijk”, strijd met bpl, Wgh, relativiteitsvereiste
# Rechtbank Oost-Brabant 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4689, ECLI:NL:RBOBR:2022:4688 en ECLI:NL:RBOBR:2022:4690: Awb, Wnb; natuurvergunning, afwijkende emissiefactor op grond van 2.4 Wnb, reductiepercentage in provinciale omgevingsverordening, exceptieve toetsing, onzekerheid over emissiearm stalsysteem, onzekerheid over afwijkende emissiefactor, realisatieverplichting
* ABRvS 27 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3096: Awb, Wro; bpl, vovo, uitbreiding supermarkt, geluid, verkeerstoename
* Rechtbank Overijssel 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3112: Awb, Wob; openbaar maken informatie, vuurwerkramp, concepten, persoonlijke beleidsopvattingen, mogelijkheid bekend maken in niet tot persoon herleidbare vorm
* ABRvS 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3071: Awb, Wro; bpl, vovo, vijf woningen, voormalige agrarische berstemming, transformatiebeleid
* Rechtbank Overijssel 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3111: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, invordering, bouwen zonder vergunning, overtreder, vertrouwensbeginsel
* ABRvS 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3072: Awb, Wro; bpl, vovo, transformatie garagebedrijf tot appartementen, gebruiksmogelijkheden, parkeren, soortenbescherming Wnb
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 oktober 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6137: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, herroepen in bezwaar, transformatie kantoorgebouw tot appartementen, goede ruimtelijke ordening, wijziging van ondergeschikte aard, schadevergoeding
* Rechtbank Den Haag 19 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10795: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, vovo, fietspad met fietsbrug, aanlegvergunning, einduitspraak na tussenuitspraak
* Rechtbank Limburg 19 oktober 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:8051: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, verbouwen kantoren tot woningen, goede ruimtelijke ordening, kruimelgevallenregeling, splitsen bouwplan
* Rechtbank Den Haag 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10822: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, vovo en kortsluiten, terreinverharding op agrarische gronden, caravanstalling
* Rechtbank Den Haag 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10851: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, vovo, parkeren, planregel onverbindend, bezonning
* Rechtbank Oost-Brabant 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4502: Awb, Wnb; verzoek handhaving, rallycrosscircuit, referentiesituatie
* Rechtbank Oost-Brabant 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4501: Awb, Wabo; verzoek handhaving, rallycrosscircuit, Hinderwetvergunning 1993
* Rechtbank Noord-Nederland 14 oktober 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3898: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, weerlegging bewijsvermoeden, calculatiemodel
* Rechtbank Noord-Nederland 14 oktober 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3899: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, weerlegging bewijsvermoeden, herstelmethode
* Rechtbank Den Haag 13 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10789: Awb, Wabo; omgevingsvergunning rijksmonument, hekwerk, belang monumentenzorg, strijd met bpl
* Rechtbank Noord-Holland 29 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8651: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, invordering, informatietent, bouwwerk, plaatsgebonden karakter, ter plaatse duurzaam functioneren
* Rechtbank Amsterdam 20 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4589: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijken bpl, zeven nieuwbouwwoningen
* Rechtbank Midden-Nederland 23 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1149: Awb, Wabo; tijdelijke omgevingsvergunning, vovo, horecapaviljoen, niet evident onrechtmatig
* Rechtbank Midden-Nederland 10 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1098: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijken bpl, nieuw bedrijfsgebouw met bedrijfshallen en zelfstandige kantoorfunctie, strijd met provinciale ruimtelijke verordening, tussenuitspraak
* Rechtbank Midden-Nederland 3 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:832, 2022:827, 2022:831, 2022:830, 2022:828 en 2022:829: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, toelichting bestemmingsplan, vertrouwensbeginsel, redelijke termijn
# Rechtbank Midden-Nederland 23 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6411: Awb, Wabo; omgevingsvergunning milieu, ambtshalve wijziging, niet meer toestaan immobiliseren, noodzaak certificaat, Bbk, minimumeisen LAP 3, tussenuitspraak
* Rechtbank Midden-Nederland 21 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6427: Awb, Wabo; omgevingsvergunning op basis van verordening fysieke leefomgeving, stoeptegels, vergunning van rechtswege, geen wettelijke grondslag voor afwijkende voorbereidingsprocedure
* Rechtbank Midden-Nederland 28 september 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6413: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, exceptieve toetsing bpl,
* Rechtbank Noord-Nederland 5 februari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5736: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijken bpl, bebouwingsbeeld, goede ruimtelijke ordening, motivering
* Rechtbank Rotterdam 31 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2977: Awb, Wabo; handhaving, spoedeisende bestuursdwang, huisvesting arbeidsmigranten, toetsingsmoment, strijd met bpl en Bouwbesluit
# = betrokkenheid STAB
! = (nog) niet gepubliceerd en
Bijzondere overwegingen
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159: Awb, Wabo; inpassingsplan, partiële bouwvrijstelling Wnb, Porthos project, exceptieve toetsing
Inleiding en samenvatting van de uitspraak
(…) Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) over artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn volgt dat voorafgaand aan het uitvoeren van een project moet worden beoordeeld of het project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied (dit is de zogenoemde voortoets). Als significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt. Zowel bij een voortoets als bij een passende beoordeling moeten de gevolgen van het project voor de individuele Natura 2000-gebieden worden onderzocht. Dit is dus geen beoordeling op een ander, hoger schaalniveau.
In de rechtspraak van het Hof zijn ook voorwaarden gesteld over het meenemen van maatregelen in een voortoets of in een passende beoordeling. Bij het pakket aan maatregelen waarmee de wetgever de partiële bouwvrijstelling heeft onderbouwd, gaat het om zogenoemde ‘instandhoudings- en passende maatregelen’ als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Het belang van het treffen van zulke maatregelen kan uiteraard worden onderschreven. Om daarmee ook een regeling als de partiële bouwvrijstelling te kunnen onderbouwen, is echter nodig dat die maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat de verwachte voordelen daarvan vaststaan op het moment van het onderzoek. Bij het pakket aan maatregelen waarmee de wetgever de partiële bouwvrijstelling heeft onderbouwd, was dit niet het geval. Het overgrote deel van die maatregelen was namelijk nog niet daadwerkelijk uitgevoerd op het moment van het onderzoek. (…)
Exceptieve toetsing van de bouwvrijstelling
Zoals eerder in deze uitspraak is overwogen, is de bouwvrijstelling geregeld in artikel 2.9a van de Wnb en artikel 2.5 van het Bnb. Deze artikelen bevatten algemeen verbindende voorschriften.
Uit artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb volgt dat tegen een algemeen verbindend voorschrift geen beroep kan worden ingesteld.
Een rechter kan een algemeen verbindend voorschrift, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift gebaseerd is, wel indirect toetsen op rechtmatigheid. Dit wordt aangeduid met de term ‘exceptieve toetsing’. (…)
In dit geval is een beoordeling op een hoger schaalniveau uitgevoerd en is niet buiten twijfel dat significante effecten voor een of meer Natura 2000-gebieden kunnen optreden.
Toepassing van het toetsingskader op de bouwvrijstelling
(…) De Afdeling heeft zich beraden over de vraag of een generieke beoordeling zoals die hier aan de orde is wellicht toch op een hoger schaalniveau zou mogen plaatsvinden. De ministers hebben daarvoor verschillende argumenten aangedragen, die samenhangen met de specifieke kenmerken van bouwactiviteiten.
Gelet op het landelijke tekort aan woningen en gezien de noodzaak om klimaatmaatregelen uit te voeren en de energietransitie vorm te geven, heeft de Afdeling ook begrip voor een benadering zoals die in overweging 37.2 is weergegeven, waarbij enerzijds wordt ingezet op een robuust en effectief maatregelenpakket om de overbelasting met stikstof terug te dringen en de natuur te herstellen, maar waarbij anderzijds wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden.
In deze zaak ligt daarom de vraag voor of de argumenten die de ministers hebben gegeven, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de toets of ‘significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten’ in dit geval op een hoger schaalniveau mocht plaatsvinden.
Gelet op de rechtspraak van het Hof over artikel 6 van de Habitatrichtlijn, zoals die hiervoor is uiteengezet, kan de Afdeling deze vraag op dit moment – uitgaande van de regeling zoals die nu voorligt en zoals deze is onderbouwd – niet zelf met ‘ja’ beantwoorden.
En hoewel de algemene belangen in deze zaak zeer groot zijn, ziet de Afdeling op dit moment ook geen aanleiding om hierover prejudiciële vragen aan het Hof te stellen.
De reden hiervoor is gelegen in het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de bouwvrijstelling. Dat is dus de generieke voortoets die in de overwegingen 27.3 en 37.1 is bedoeld. Dit onderzoek toont namelijk niet aan dat het pakket aan maatregelen waarmee de bouwvrijstelling is onderbouwd, inderdaad zo robuust en effectief is als de ministers stellen.
Dat wordt in het vervolg van deze uitspraak toegelicht.
Beoordeling van het onderzoek
b. De robuustheid en effectiviteit van het maatregelenpakket
b.1 Om welke maatregelen gaat het?
De eerste pijler bestaat uit een extra pakket aan natuurmaatregelen. Hiermee wordt beoogd de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuurkwaliteit te verminderen en de natuur en biodiversiteit te verbeteren.
De tweede pijler in het structurele maatregelenpakket bestaat uit het inzetten op een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting. Daarmee wordt gedoeld op een betere ruimtelijke integratie van natuur met andere functies zoals landbouw, energieopwekking, woningbouw en infrastructuur. Het is de bedoeling om op die manier meer natuurinclusief areaal te ontwikkelen.
De derde pijler uit het structurele maatregelenpakket bestaat uit een pakket met nieuwe bronmaatregelen die zijn gericht op het terugdringen van de uitstoot van stikstof vanuit verschillende bronnen. (…)
A. Natuurmaatregelen
(…) Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de bouwvrijstelling blijkt dat het extra pakket aan natuurmaatregelen op dat moment nog concreet vorm moest krijgen. Zo is in de Memorie van Toelichting vermeld dat een groot deel van de natuurmaatregelen eerst nog moet worden uitgewerkt op gebiedsniveau en uiteindelijk zal moeten landen in de beheerplannen voor de individuele Natura 2000-gebieden (zie bijvoorbeeld de bladzijden 11, 13, 25 en 33).
De Afdeling stelt op grond van het voorgaande vast dat het pakket aan extra natuurmaatregelen nog niet was uitgevoerd ten tijde van het aan de bouwvrijstelling ten grondslag liggende onderzoek. De maatregelen, en de daarvan te verwachten voordelen, waren op dat moment zelfs nog niet concreet uitgewerkt. Gelet hierop stonden de verwachte voordelen van het pakket aan extra natuurmaatregelen ten tijde van het onderzoek niet vast. Daarom was ook niet gegarandeerd dat de maatregelen resultaat hebben voordat negatieve gevolgen optreden door het gebruik van de bouwvrijstelling. Daarmee is dus niet voldaan aan de voorwaarden die het Hof in de rechtspraak heeft gesteld (zie overweging 34.4, onder de punten c, e.1, e.2 en h).
De conclusie van het voorgaande is dat de positieve gevolgen van het pakket aan extra natuurmaatregelen, uitgaande van de voorwaarden die in de rechtspraak van het Hof zijn gesteld, niet in het onderzoek konden worden betrokken bij het bepalen van de staat van instandhouding van de natuurwaarden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.
B. Een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting
(…) De Afdeling stelt op grond van het voorgaande vast dat een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting nog niet was bereikt ten tijde van het aan de bouwvrijstelling ten grondslag liggende onderzoek. Deze maatregel was toen dus nog niet uitgevoerd. De manier waarop de ruimtelijke inrichting rondom Natura 2000-gebieden natuurinclusiever kan worden gemaakt, was op dat moment zelfs nog niet concreet uitgewerkt. (…)
C. Het pakket met nieuwe bronmaatregelen
(…) De Afdeling stelt vast dat de verwachtingen van de ministers over het pakket met nieuwe bronmaatregelen met vele onzekerheden zijn omgeven. (…)
Conclusie over de hiervoor genoemde maatregelen
Uit het voorgaande volgt dat het overgrote deel van de nieuwe bronmaatregelen ten tijde van het onderzoek nog niet daadwerkelijk was uitgevoerd. Alleen al daarom is niet voldaan aan de voorwaarden die het Hof in de rechtspraak heeft gesteld. Dit leidt tot de conclusie dat de verwachte voordelen van het pakket aan nieuwe bronmaatregelen, uitgaande van de huidige rechtspraak van het Hof, niet in het onderzoek konden worden betrokken bij het bepalen van de staat van instandhouding van de natuurwaarden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3152: Awb, Wro; berstemmingsplan, herontwikkeling, sloop bestaande woningen, herbouw van 175 woningen, MER, samenhangend project
Op basis van de voorliggende gedingstukken concludeert de Afdeling dat de ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt, samenhangt met de gehele herontwikkeling van de Tweebosbuurt. Dit volgt uit de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en Vestia, die ook ziet op de in dit plan voorziene ontwikkeling van de woonblokken R en P3. Ook is van belang dat de gehele herontwikkeling van de Tweebosbuurt, dus inclusief de ontwikkeling die met het plan wordt mogelijk gemaakt, plaatsvindt in één aaneengesloten gebied. Aan deze herontwikkeling liggen ook dezelfde ruimtelijke en stedenbouwkundige motieven ten grondslag. Verder wordt het project door één initiatiefnemer in samenwerking met de gemeente gerealiseerd, te weten Vestia, op basis van één integrale planning. Tot slot is ten behoeve van de gehele herontwikkeling een financiële haalbaarheidsstudie opgesteld. De raad heeft geen redenen aangedragen waarom desondanks geen sprake is van één samenhangend project. (…)
De herontwikkeling van de Tweebosbuurt, dus inclusief de ontwikkeling die met het plan wordt mogelijk gemaakt, ziet volgens de samenwerkingsovereenkomst op de sloop van 599 woningen, de renovatie van 95 woningen en de nieuwbouw van 374 woningen. Met de Bewonersvereniging en anderen is de Afdeling van oordeel dat deze herontwikkeling, gelet op de aard en de omvang ervan, moet worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in kolom I van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer.
Dat de ontwikkeling van de Tweebosbuurt al grotendeels mogelijk is op grond van onherroepelijke bestemmingsplannen, zoals de raad stelt, betekent niet dat er nooit een mer-(beoordelings-)plicht voor een later ruimtelijk besluit kan bestaan (vergelijk de uitspraak van 28 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA1675, onder 2.8). Het is niet gebleken dat voor een eerder ruimtelijk besluit dat voorziet in (een deel van) de herontwikkeling van de Tweebosbuurt, al een mer(-beoordeling) is verricht.
Weliswaar worden ook in het geval van de gehele herontwikkeling van de Tweebosbuurt de drempelwaarden in kolom 2 van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage niet overschreden, maar dat neemt niet weg dat op grond van artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit mer een zogenoemde vormvrije mer-beoordeling moet worden verricht. Het is niet gebleken dat voor een eerder ruimtelijk besluit dat voorziet in (een deel van) dit stedelijk ontwikkelingsproject zo’n mer-beoordeling is verricht of een MER is opgesteld. Ook voor het onderhavige plan is geen (vormvrije) mer-beoordeling verricht en is geen mer-beoordelingsbesluit, als bedoeld in paragraaf 7.6 van de Wet milieubeheer, genomen. Daarom is de Afdeling van oordeel dat niet is voldaan aan de in artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit mer neergelegde verplichting de daar genoemde artikelen uit de Wet milieubeheer toe te passen (vergelijk de uitspraken van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2453, onder 6.4 en 9 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2298, onder 7.3).
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3137: Awb, Wabo; verzoek handhaving, overlast houtstook, artikel 7.22 Bouwbesluit 2012 (Rb Zeeland-West-Brabant 20/10002)
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295, is artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012, gelet op de nota van toelichting bij dit artikel (Stb. 2011, 416, blz. 342-343), een restbepaling die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden. Uit artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 vloeit niet voort wanneer moet worden gesproken van overmatige hinder. Het is aan het college om dit in een concrete situatie vast te stellen.
[buurman] bestrijdt niet zijn houtkachel regelmatig te stoken, hoewel dit volgens zijn stelling minder gebeurt dan enkele jaren geleden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de controle op 2 maart 2020 of daarmee overlast wordt veroorzaakt, niet onder representatieve omstandigheden plaatsgevonden. Er is immers niet vastgesteld of die dag ook werd gestookt. Dat dat het geval was is ook niet waarschijnlijk omdat er die dag een negatief stookadvies was afgegeven en [buurman] stelt dan zijn kachel niet te gebruiken. Het college heeft daarom ten onrechte verdere controles achterwege gelaten. Gelet hierop heeft het college bij de voorbereiding van het besluit op het handhavingsverzoek onvoldoende kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaard. Dit betekent dat [appellant] terecht stelt dat het besluit van 5 november 2020 in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld. Dit is door de rechtbank niet onderkend. Het college zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen waarbij het de nodige kennis vergaart of sprake is van overmatige hinder in de zin van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012.
Voor zover [appellant] betoogt dat het college nader onderzoek had moeten doen naar de schadelijkheid van houtrook wijst de Afdeling op haar uitspraken van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:690, 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3005, en 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295, waarin is overwogen dat geen algemeen aanvaarde inzichten bestaan over beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. De Afdeling ziet nu geen aanleiding om op grond van wat [appellant] heeft aangevoerd anders te oordelen dan het in deze uitspraken heeft gedaan.
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3140: Awb, Wabo; verzoek handhaving, overlast houtstook, artikel 7.22 Bouwbesluit 2012, gezondheid, bouwwerken, voorgevel, vergunningvrij (Rb Zeeland-West-Brabant 19/5386)
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek van [appellant] met betrekking tot het gebruik van houtkachels, en zijn tegen de afwijzing van dat verzoek gemaakte bezwaar, hebben toezichthouders in de periode van 25 juli 2018 tot en met 1 februari 2019 vijf controles uitgevoerd op het perceel [locatie 1]. Deze controles vonden hoofdzakelijk plaats doordeweeks overdag. Daarbij is geen rekening gehouden met het feit dat door [appellant] is aangegeven dat de geuroverlast met name wordt waargenomen aan het eind van de werkdag en in het weekeinde. De Afdeling ziet geen grond om aan de juistheid van die mededeling van [appellant] te twijfelen, mede omdat dit niet door andere partijen is betwist. Bij geen van de controles is geconstateerd dat de kachels waar [appellant] van stelt hinder te ondervinden, in gebruik waren. Ook is door toezichthouders niet verzocht aan [persoon A] en [persoon B] om in die kachels te stoken, zodat zij hadden kunnen waarnemen of dan sprake was van het voor de omgeving op hinderlijke wijze verspreiden van rook. Nu dit allemaal niet is gebeurd geven de controles geen representatief beeld van de gevolgen van het gebruik van de houtkachel(s) en de door [appellant] gestelde hinder.
* ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3161: Awb, Wabo; melding in- en uitrit, bezwaar niet-ontvankelijk, belanghebbende, verwezenlijken aanvraag (Rb Gelderland 19/7331)
De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2717, waarin is overwogen dat degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek, maar dit anders is als aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. In dat geval is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn verzoek om een vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Deze lijn in de rechtspraak geldt niet alleen voor aanvragen van omgevingsvergunningen voor een bouwwerk. In de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2020, ECLI:NL:RVS:2021:846, is de lijn doorgetrokken naar andersoortige vergunningen. In de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:198, is dit uitgemaakt voor voorzieningen op gronden van de Staat en in de uitspraak van 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3048, voor het vellen van een houtopstand.
Een melding is geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat de melder juist niet wil dat het bestuursorgaan een besluit neemt over de melding. Dat betekent immers dat de aanleg van de in- en uitrit wordt verboden of er voorschriften aan worden verbonden, terwijl het niet nemen van een besluit betekent dat het gemelde plan verwezenlijkt mag worden. De melding uit artikel 2:12, eerste lid, van de APV is verder echter vergelijkbaar met een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Een melder wil iets verwezenlijken en heeft daar op basis van wet- of regelgeving al dan niet uitdrukkelijke toestemming voor nodig van een bestuursorgaan, zoals een aanvraag ook gericht is op toestemming van een bestuursorgaan om iets te verwezenlijken. In beide situaties kan het in voorkomende gevallen zo zijn dat aannemelijk is dat datgene waar toestemming voor wordt gezocht niet verwezenlijkt kan worden. Gelet op het bovenstaande is de rechtspraak onder 5.3 van overeenkomstige toepassing op een melding voor – in dit geval – het maken van een uitweg.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat aannemelijk was dat de parkeerplaats met in- en uitrit niet kan worden verwezenlijkt. Het was op voorhand duidelijk dat de gemeente geen toestemming heeft gegeven en wil geven voor gebruik van de grond als parkeerplaats met in- en uitrit. De gemeente is eigenaar van het stuk grond. In brieven van de gemeente van 22 juli en 25 juli 2019 en de brief van de Woningstichting van 26 juli 2019, dus voordat [appellanten] de melding deden op 31 juli 2019, is aan hen duidelijk gemaakt dat zij die toestemming niet zouden krijgen en de werkzaamheden moesten worden gestopt. Eerder is op 26 februari en 8 maart 2019 tijdens bezoeken van de gemeente ter plaatse al duidelijk gemaakt dat de geplaatste schutting verwijderd moest worden en verdere werkzaamheden op de grond moesten worden stopgezet.
# Rechtbank Oost-Brabant 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4689, ECLI:NL:RBOBR:2022:4688 en ECLI:NL:RBOBR:2022:4690: Wab, Wnb; natuurvergunning, afwijkende emissiefactor op grond van 2.4 Wnb, reductiepercentage in provinciale omgevingsverordening, exceptieve toetsing, onzekerheid over emissiearm stalsysteem, onzekerheid over afwijkende emissiefactor, realisatieverplichting
Bijlage 2 bij de IOV kan alleen worden toegepast bij besluiten op basis van de Wnb. De grondslag voor dit afwijkend algemeen verbindend voorschrift is gelegen in artikel 2.4, derde lid van de Wnb. In Afdeling 2.7 van de IOV en bijlage 2 van de IOV staan regels bij of krachtens de Wnb. De rechtbank kan de IOV in dit verband exceptief toetsen als het bestreden besluit hierop is gebaseerd. De betreffende regels worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder aan hogere regelgeving, in dit geval de Wnb en de Habitatrichtlijn. Verder kunnen aan de inhoud of de wijze van de totstandkoming van een algemeen verbindend voorschrift zodanige gebreken kleven dat dit voorschrift om die reden niet kan dienen als grondslag voor daarop in concrete gevallen te nemen beslissingen.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2557) over hetzelfde stalsysteem. Met de toepassing van de Rav-emissiefactor voor het emissiearme stalsysteem A1.13 is de emissie uit deze stal niet met de vereiste zekerheid vastgesteld. Daardoor is niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de aangevraagde wijziging van de melkveehouderij ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Het gevolg van deze conclusie is dat het project daarom vergunningplichtig is en passend beoordeeld zal moeten worden.
Het college is bij het nemen van het bestreden besluit en het berekenen van de ammoniakemissie van jongvee van 0 tot 2 jaar in ligboxen in emissiearme stallen uitgegaan van de afwijkende emissiefactor in bijlage 2 van de IOV. Met toepassing van deze afwijkende reductiefactor neemt de ammoniakemissie volgens het college niet toe en dus is geen sprake van toename van stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De emissiefactor voor jongvee in ligboxen in emissiearme stallen in de IOV is gebaseerd op een factsheet en een informatieblad “verzilverde maatregel jongvee op een emissiearme vloer” van het project “Proeftuin Natura 2000” (Overijssel). De Proeftuin neemt aan dat het reductiepercentage voor jongvee dat gehuisvest is in een emissiearm huisvestingssysteem dat voor melkvee is ontworpen, hetzelfde is als het reductiepercentage dat gehanteerd wordt voor melkvee. Ten behoeve van deze factsheet zijn geen metingen verricht. (…)
De StAB acht de hierboven geschetste aanname van de Proeftuin in beginsel niet onlogisch. (…)
De StAB plaatst vervolgens echter wel een aantal kanttekeningen.
De belangrijkste kanttekening is dat zowel de Proeftuin als het WUR-rapport aan het toepassen van het reductiepercentage op de emissiefactor voor jongvee in een emissiearme stal, nadrukkelijk de voorwaarde verbinden om het jongvee op te splitsen in twee leeftijdscategorieën (van 0-1 jaar en van 1- 2 jaar). In beide rapporten is namelijk per leeftijdscategorie een andere emissiefactor vastgesteld. De StAB merkt op dat deze voorwaarde niet is overgenomen in de IOV. Hierin wordt het reductiepercentage vanwege de emissiearme stalvloer toegepast op de algemene emissiefactor voor jongvee in de Rav. Omdat de IOV de mogelijkheid biedt om niet al het jongvee emissiearm te huisvesten, kan dit volgens de StAB in de praktijk leiden tot een onjuiste berekening van de totale emissie van het jongvee binnen een bedrijf. (…)
Gelet op de bovenstaande kanttekeningen, is de rechtbank van oordeel dat het college in het bestreden besluit de emissie van jongvee gehouden in de betreffende emissiearme stallen niet met de vereiste zekerheid heeft vastgesteld door alleen te verwijzen naar de (afwijkende) emissiefactor voor jongvee in een emissiearme stal, in bijlage 2 van de IOV. Daarom staat niet vast dat geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden en kunnen significante gevolgen niet zonder passende beoordeling worden uitgesloten.
In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat het college de reductie en de emissiefactor voor jongvee in de emissiearme stal A1.13 in bijlage 2 van de IOV buiten toepassing moet laten.
STAB verzorgt de jurisprudentie voor STAB OGR updates
Coline Norde, advocaat bij La Gro Geelkerken Advocaten, schreef een annotatie bij de uitspraken van de Afdeling van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:362 en ECLI:NL:RVS:2022:363). In deze uitspraken oordeelde de Afdeling dat de grondentrechter in hoger beroep niet langer zal worden toegepast, met uitzondering van omgevingsrechtelijke zaken. In de noot wordt ingegaan op de vraag of nu voldoende duidelijk is wanneer de grondentrechter geldt.
Samenvattingen van jurisprudentie op STAB-site
Op de website van STAB wordt recente jurisprudentie ook samengevat.
De volgende uitspraken zijn deze week nieuw geplaatst:
ABRvS 12 oktober 2022 Wnb-vergunning, beweiden van vee, salderen met referentiesituatie voor bemesten
Rb Oost-Brabant 6 oktober 2022 Omgevingsvergunning milieu, bestaande rechten, aangescherpte eis in Beh, toetsing aan bbt
Vzr rb Limburg 4 oktober 2022 Ontheffing Wnb voor doden konijnen, geen aanzienlijke milieueffecten, toepassen uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet verplicht
.