De aard en omvang van de (geluids)overlast rechtvaardigt een intensieve toetsing van de belangenafweging van het college; deze afweging heeft niet tot een evenwichtige uitkomst geleid. Rechtbank weigert (mede hierom) de omgevingsvergunning.
Casus
Het college van burgemeester en wethouders van Soest (het college) heeft een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan plaatsen en gebruiken van een ‘kjoep’ voor een periode van tien jaar. Een ‘kjoep’ is een mobiele hangplek voor jongeren met een dak en twee of meer wanden. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De termijn waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend is met het bestreden besluit teruggebracht naar zeven jaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De VNG-brochure kent geen categorie voor een jongerenhangplek. In de ruimtelijke onderbouwing is de kjoep daarom gelijkgesteld aan een middelbare school. Partijen zijn het erover eens dat aan deze richtafstand wordt voldaan. Eiser vindt een kjoep echter niet vergelijkbaar met een middelbare school en vindt dat van een grotere afstand uit had moeten worden gegaan. Daarnaast gaat de rechtbank in haar uitspraak in op de belangenafweging die door het college is gemaakt.
Rechtsvragen
1. Kan voor de kjoep worden volstaan met een toetsing aan de richtafstand voor middelbare scholen in de VNG-brochure?
2. Heeft de belangenafweging van het college tot een evenwichtige uitkomst geleid?
Uitspraak
1. Het college mag alleen met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan afwijken als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de beoordeling van de vraag of daaraan met de plaatsing van de kjoep wordt voldaan, is het college uitgegaan van de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de VNG-brochure). De VNG-brochure kent voor hangplekken voor jongeren geen aparte indeling met richtafstanden. De kjoep is in de ruimtelijke onderbouwing door de gemeente daarom gelijkgesteld met een middelbare school, waarvoor op grond van de VNG-brochure de grootste richtafstand 30 m tot gevoelige objecten bedraagt, vanwege geluidsaspecten. Uit de VNG-brochure volgt dat de richtafstand wordt gemeten tussen de kjoep en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of vergunningsvrij mogelijk is.
Op de zitting is vastgesteld dat partijen het er inmiddels over eens zijn dat wordt voldaan aan deze richtafstand van 30 m: de afstand tot de woning bedraagt zo’n 42 m en de afstand tot de grens van de bestemming ‘Wonen’ zo’n 32 m. Eiser vindt een kjoep echter niet vergelijkbaar met een middelbare school en vindt dat van een grotere afstand uit had moeten worden gegaan.
De rechtbank volgt hem daarin. De VNG-brochure is een hulpmiddel om te gebruiken om te motiveren dat een omgevingsvergunning kan worden verleend, maar geeft geen harde criteria. Als, zoals in dit geval, de te vergunnen functie (de kjoep) niet in de brochure voorkomt, vraagt dat iets extra van de motivering bij de omgevingsvergunning. Dat het geluid dat afkomstig is van de kjoep van vergelijkbare aard is als het geluid dat het schoolplein van een middelbare school veroorzaakt kan zo zijn, maar dat geldt alleen op momenten waarop zo’n schoolplein ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Dat zal vooral het geval zijn tijdens en rondom schooltijden, maar in veel mindere mate in de avonduren. Het college heeft er op de zitting wel op gewezen dat schoolpleinen vaak buiten de schooltijden ook worden gebruikt als ontmoetingsplek, maar dat vindt de rechtbank niet hetzelfde als het gebruik van de kjoep. Die is immers speciaal als hangplek bedoeld, terwijl niet zonder meer voorstelbaar is dat hangjeugd een schoolplein ’s avonds ook op die manier gebruikt. Veel schoolpleinen zijn afgesloten, en als dat niet zo is zal eerder sprake zijn van incidenteel gebruik.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de plaatsing van de kjoep in dit geval, waarbij hangjeugd in de avonduren op zo’n 42 m van de woning van eiser aanwezig kan zijn, past binnen een goede ruimtelijke ordening. Dat wordt voldaan aan de richtafstand voor middelbare scholen uit de VNG-brochure is daarvoor in het licht van het voorgaande niet genoeg: er is een verdere motivering nodig die op de specifieke functie van de kjoep in deze situatie is toegespitst.
2. De beoordeling van de vraag of het verlenen van de omgevingsvergunning voor de kjoep tot een evenredige uitkomst leidt voor belanghebbenden, gebeurt op de grondslag van het evenredigheidsbeginsel. Dat beginsel is door de Afdeling eerder dit jaar verder uitgewerkt in de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285). De rechtbank past die uitwerking nu toe op deze zaak.
Het gaat hier om een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Zo’n besluit wordt verleend na een aanvraag, die in dit geval door de gemeente zelf is gedaan. Het college is vervolgens gebonden aan die aanvraag, maar heeft wel de discretionaire bevoegdheid om de gevraagde vergunning wel of niet te verlenen. Bij de toetsing van zo’n besluit aan het evenredigheidsbeginsel moet naar het oordeel van de rechtbank vooral worden gekeken naar de vraag of het besluit tot een evenwichtige uitkomst leidt. De vraag is dan of de afwijkende activiteit die met de omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is voor een belanghebbende. De rechtbank beoordeelt hierbij de aard en het gewicht van de bij het besluit betrokken belangen en de ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het fundamentele rechten van eiser en zijn gezin aantast.
Overlast hoort bij een kjoep
De rechtbank vindt bovendien dat de overlast die de kjoep veroorzaakt, betrokken kan worden in de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid, omdat de kjoep als jongerenontmoetingsplaats naar zijn aard gepaard zal gaan met overlast in meer of mindere mate. Enige vorm van overlast hoort nu eenmaal bij een dergelijke ontmoetingsplaats en moet daarom door de bestuursrechter beoordeeld kunnen worden bij de toetsing van een omgevingsvergunning. Het gaat hier dan ook niet om de vrees voor overlast, maar om de overlast die bij een kjoep hoort. Het ruimtelijk toestaan van een kjoep verschilt in zoverre van toestemmingen voor andere ruimtelijke activiteiten waarbij overlast niet zonder meer een gegeven is. Voor die gevallen geldt de vaste lijn in de rechtspraak waar het college op heeft gewezen, die erop neerkomt dat overlast een kwestie van handhaving is. Die lijn volgt de rechtbank dus niet voor de kjoep.
Te veel overlast, te weinig handhaving en inbreuk woongenot
Het respecteren van iemands woongenot is een fundamenteel recht, dat wordt beschermd in artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze bepaling gaat ook over milieukwesties en er kan bescherming aan worden ontleend als milieuoverlast – zoals geluidsoverlast – een directe en serieuze impact heeft op de kwaliteit van leven. Gelet op de aard en omvang van de (geluids)overlast door de kjoep rechtvaardigt dit dat de rechtbank de belangenafweging intensief toetst.
De rechtbank oordeelt dat die belangenafweging van het college niet tot een evenwichtige uitkomst heeft geleid. Het belang dat met het verlenen van de omgevingsvergunning is gediend, is het algemene belang dat de gemeente heeft bij concentratie van hangjongeren en de mogelijkheid die dat geeft om zicht op hen en op overlast te hebben en te houden. Dat is een gerechtvaardigd belang, maar daartegenover staat de aanzienlijke overlast die de kjoep voor eiser en zijn gezin veroorzaakt door de vergunning voor deze locatie. Voor de mate waarin dat gebeurt, gaat de rechtbank uit van wat de echtgenote en de zoon van eiser op de zitting hebben geschetst. Dat de overlast zich in deze vorm voordoet, is aannemelijk en is door het college en door de gemeente ook niet betwist. Deze overlast voor eiser en zijn gezin pakt onevenwichtig uit als deze wordt afgezet tegen de voordelen die de plaatsing van de kjoep op deze locatie de samenleving in Soest als geheel biedt. De door het college en de gemeente gehanteerde lijn komt er in feite op neer dat alleen eiser en zijn gezin de dupe worden van de als noodzakelijk gevoelde behoefte om hangjeugd op een plek in Soest te concentreren.
De rechtbank weegt hierbij mee dat handhaving van de openbare orde bij de kjoep problematisch is. Enerzijds omdat er juridisch alleen de mogelijkheid is om pas vanaf elf uur ’s avonds handhavend op te treden tegen overlast gevende jeugd: dat komt erop neer dat eiser en zijn gezin eerder op de avond overlast voor lief moeten nemen. Anderzijds omdat ook na elf uur ’s avonds handhaving niet altijd kan worden opgepakt: als de boa’s ’s avonds niet werken is het maar afwachten of en wanneer de politie een overlastmelding oppakt. Het is aannemelijk en begrijpelijk dat daar gemakkelijk enige tijd overheen kan gaan als de politie meerdere en spoedeisender meldingen heeft. In de tussentijd zit eiser met zijn gezin ook ’s avonds laat of ’s nachts met (geluids)overlast.
Hoe nu verder?
De gebreken in de beslissing op bezwaar zijn niet te herstellen. Het is in het licht van de hiervoor gegeven beoordeling niet mogelijk om een kjoep op de aangevraagde locatie op deze afstand van het perceel van eiser te vergunnen op een wijze die in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en die niet tot een onevenredige uitkomst voor eiser leidt. Kortom, de aangevraagde kjoep staat te dicht op eisers woning en er moet een andere plek worden gezocht. De rechtbank kan en zal daarom zelf een eindbeslissing nemen door de gevraagde omgevingsvergunning alsnog te weigeren.
Rechtelijke Instantie : Rechtbank Midden-Nederland
Datum Uitspraak : 17-10-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBMNE:2022:4146
Ruud Veenhof