Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* ABRvS 4 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:23: Awb, Gmw; plaatsen oracs, kenbaarheid beoordelingscriteria locaties, geschiktheid locatie, verkeer, uitzicht, geluidoverlast, alternatieven
* ABRvS 4 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:24: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, legaliseren kamerverhuur, oppervlaktematen, maatvoering, meetresultaten, leefbaarheidsadvies
* ABRvS 3 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2: Awb, Wro; vovo, appartementencomplex, parkeren, parkeerkencijfers CROW, parkeerdrukmetingen, verkeersgeneratie, schaduwhinder, geluidsbelasting warmtepompen
* ABRvS 2 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1: Awb, Wro, Wnb; vovo, wijzigingsplan, melkveehouder, melkrundveestal, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling
* Rechtbank Noord-Holland 30 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11739: Awb, WVW; verkeersbesluiten, Grand Prix/formule 1-autoraces, bereikbaarheid strandpaviljoen, nadeelcompensatieregeling, evenredigheid
* Rechtbank Noord-Holland 30 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11740: Awb, Gmw, Zondagswet; evenementenvergunning, Grand Prix autoraces, bereikbaarheid strandpaviljoen, ontvankelijkheid
* Rechtbank Noord-Nederland 30 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4964 en Rechtbank Noord-Nederland 29 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4958: Awb; vovo, evenementenvergunning, handhaving, randactiviteiten, carbidschieten, geluidsoverlast, gezondheidsgevaar, connexiteitsvereiste in handhavingsprocedure
* ABRvS 29 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4009: Awb, Gmw; vovo, dwangsom, herplanting, kapwerkzaamheden
* Rechtbank Rotterdam 29 december 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11421: Awb; nadeelcompensatie langdurige rioolwerkzaamheden, aftrek besparing op personeelskosten, naijl-periode
* ABRvS 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4006: Awb, Gmw; vovo, plaatsingsplan oracs, verkeersveiligheid, woongenot
* ABRvS 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4007: Awb, Gmw; vovo, oracs, verkeersveiligheid, parkeren, alternatieven
* ABRvS 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4005: Awb, Gmw; vovo, oracs, woongenot
* Rechtbank Noord-Nederland 28 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4928: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning plaatsen 50 tijdelijke woningen, stedelijk ontwikkelingsproject, Bor, Besluit mer
* Rechtbank Limburg 27 december 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:10476: Awb, Wabo; aanvraag legalisatie bewoning recreatiewoning, weigering, handhaving, voorwaarden persoonsgebonden omgevingsvergunning, Bouwbesluit 2012
* Rechtbank Noord-Nederland 27 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4922: Awb, TwG, BW; zettingsschade, stal, trillingssnelheden motiveringsgebrek, bewijsvermoeden
* Rechtbank Overijssel 27 december 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3973: Wet luchtvaart; termijn tijdelijke ontheffing, specifieke signatuur van Twente Airport, gebruik grote vliegtuigen, veiligheidsbelang, permanente ontheffing, aanleg runway turn pads
* Rechtbank Rotterdam 23 december 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11314: Awb, WVW; verkeersbesluit, verkeersveiligheid, afsluiting met hekken, beoordelingsruimte, alternatieven
* Rechtbank Noord-Nederland 23 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4919; Awb, TwG; schadevergoeding, eigenaarschap
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7973: Awb, Gmw; handhaving, strijd met bpl, teelt sedum in containers, niet grondgebonden agrarisch gebruik, bevoegdheid
* Rechtbank Noord-Nederland 23 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4870: Awb, Wabo; omgevingsvergunning sloop tankstation, verwijdering verharding, ontmoetingsplaats, belanghebbende, provinciale verordening, onttrekking parkeerplaatsen aan openbaarheid
* Rechtbank Oost-Brabant 23 december 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5675: Awb, Gmw; handhaving, dwangsombesluit, prieel, nieuw bpl, vergunningvrij, overtreding
* Rechtbank Limburg 23 december 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:10435: Awb, Gmw; vovo, intrekking  procescertificaat, handhaving, asbestverwijdering
* Rechtbank Gelderland 23 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7327: Awb, Awb; vovo en kortsluiten, handhaving, omgevingsvergunning, plaatsing en bewoning chalet, mantelzorg, bouwen over erfgrens, toetsing aan bpl
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7967: Awb, Wabo; intrekking instemming maken uitweg, beleidsregels
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7968: Awb, Wm; wijzigen maatwerkvoorschriften, containeroverslagbedrijf, geluid¸ Activiteitenbesluit, deugdelijkheid akoestisch onderzoek
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7882: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, handhaving, weigering omgevingsvergunning, tomatenkwekerij, aanvraag tijdelijke seizoenshuisvesting, arbeidsmigranten, belangenafweging, motiveringsgebrek
* Rechtbank Gelderland 21 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7126: Awb, Wabo; handhaving, invorderingsbesluit, permanente bewoning recreatiewoning, strijd met bpl, evenredigheidsbeginsel
* Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4918: Awb, TwG; schadevergoeding, arbitrale uitspraak, hardheidsclausule
* Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4921: Awb, TwG; schadevergoeding, termijn behandeling aanvraag, ontvankelijkheid
* Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4929: Awb, TwG; schadevergoeding, inschakelen deskundige, equality of arms, dakconstructie garage
* Rechtbank Oost-Brabant 21 december 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5753: Awb, Wnb; vovo, ontheffing, verplaatsen roekennesten, overlast, gezondheidsrisico’s, staat van instandhouding
* Rechtbank Oost-Brabant 21 december 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5590: Awb, Wnb; uitbreiden veehouderij, positieve weigering, beoordeling scenario’s, Rav-emissiefactoren, emissiearme stallen, ammoniakemissie
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7856: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, ontvankelijkheid, belanghebbende bij project, toestemming grondeigenaar
* Rechtbank Rotterdam 19 december 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11425: Awb; aanwijzingsbesluit, ligplaatsen woonschepen, beleid, motiveringsgebrek
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7852: Awb, Wabo; afwijzing aanvraag omgevingsvergunning, zonnepark, strijd met bpl, goede ruimtelijke ordening, motiveringsgebrek, aardkundige waarden, maatschappelijk draagvlak, noodzaak en meerwaarde
* Rechtbank Oost-Brabant 19 december 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5754: Awb, Wm, Wabo; vovo, dwangsom, semi mobiele puinbreekinstallatie, handhaving, opgelegde last, evenredigheidsbeginsel
* Rechtbank Midden-Nederland 16 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5410: Awb, Wabo; weigering revisievergunning, onthouden goedkeuring uitgangspuntendocument, toetsing vereisten van PGS, brandveiligheid, opslag ethanol,  beschermingsniveau 1, verpakte gevaarlijke stoffen
* Parket bij de Hoge Raad 9 december 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1149: BW; ligplaats woonschip, openbaar water, overheidsprivaatrecht, overgangsrecht bestemmingsplan, wegbestemd gebruik, vordering verwijdering o.g.v. eigendomsrecht, publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemming, betekenis planologische bestemming
* Rechtbank Gelderland 9 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6863: Awb; handhaving en invorderingsbesluit, begunstigingstermijn voor asbestsanering, urgentie, bedrijfseconomisch belang
* Rechtbank Gelderland 9 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7329: Awb, Wabo;
weigering intrekking milieuvergunning, bevoegdheid
* Rechtbank Noord-Holland 11 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10209: Awb, Wm; afwijzing verzoek om handhaving, akoestisch onderzoek, Activiteitenregeling, bronvermogen windturbine, fabrikantgegevens, melding, onderzoeksplicht, stiltegebied
* Rechtbank Amsterdam 25 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6097: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, dakterras, daklandschap beschermd stadsgezicht, gelijkheidsbeginsel

 

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

* ABRvS 2 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1: Awb, Wro, Wnb; vovo, wijzigingsplan, melkveehouder, melkrundveestal, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling
5.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan weliswaar meer mogelijk maakt dan de stal en het aantal dieren waarvoor het college van gedeputeerde staten aan [partij] een Wnb-vergunning heeft verleend, maar dat geen noodzaak bestaat om de gevolgen van deze ruimere mogelijkheden voor Natura 2000-gebieden via het planologisch spoor te regelen. Het college heeft daarbij in aanmerking genomen dat aan de verleende Wnb-vergunning voorschriften zijn verbonden waarmee onder meer het maximum aantal te houden dieren en het type stalsysteem zijn geborgd. Aangezien de Wnb-vergunning van recente datum is en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van het vergunde project, bestaat er geen aanleiding om in het kader van de voorbereiding van het wijzigingsplan een voortoets of passende beoordeling te maken, aldus het college.

Gelet op de door de ZMF naar voren gebrachte gronden en wat daarover op de zitting is besproken, is de voorzieningenrechter er op voorhand niet van overtuigd geraakt dat het wijzigingsplan in de bodemprocedure stand zal houden. Vast staat dat in het kader van dit wijzigingsplan geen passende beoordeling is gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat wanneer het wijzigingsplan voorziet in een zogenoemde één-op-één inpassing van het project waarvoor al een natuurvergunning is verleend, de gevolgen hiervan voor Natura 2000-gebieden niet hoeven te worden onderzocht als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb. Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling van 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1185, overweging 5.7. In de verleende onherroepelijke Wnb-vergunning van 9 september 2021 zijn voorschriften opgenomen waaraan het vergunde project moet voldoen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de begrenzing uit de natuurvergunning niet in de planregels van het wijzigingsplan zijn vastgelegd, zodat met het wijzigingsplan niet is verzekerd dat alleen de ontwikkelingen en maximaal de stikstofuitstoot mogen plaats vinden die zijn toegestaan op grond van de Wnb-vergunning. Dat betekent dat in het plan niet een “één-op-één inpassing” van het op grond van de Wnb-vergunning vergunde gebruik is opgenomen en het plan daarom niet voorziet in een herhaling of voortzetting van een project waarvan reeds eerder een passende beoordeling is gemaakt. Gelet hierop heeft het college zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte op het standpunt gesteld dat voor het wijzigingsplan geen passende beoordeling van de gevolgen voor Natura 2000-gebieden was vereist.

* Rechtbank Overijssel 27 december 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3973: Wet luchtvaart; termijn tijdelijke ontheffing, specifieke signatuur van Twente Airport, gebruik grote vliegtuigen, veiligheidsbelang, permanente ontheffing, aanleg runway turn pads

6.3.2 De eis dat een luchthaven die wordt gebruikt voor luchtvaartuigen met de codeletters D en E moet beschikken over runway turn pads is gesteld met het oog op de veiligheid op luchthavens. Verweerder heeft benadrukt dat deze eis wordt gesteld aan alle luchthavens, nationaal en internationaal, en dat in het bijzonder uniformiteit van de regels van groot belang is voor het waarborgen van het veilig gebruik van luchthavens. In het belang van de veiligheid is het bijvoorbeeld noodzakelijk dat het voor piloten duidelijk is wat zij kunnen verwachten op een luchthaven.

6.3.3 Verweerder kan op grond van artikel 8a1, tweede lid, van de Wlv ontheffing verlenen van de verplichting om aan deze regel te voldoen. Aan deze bevoegdheid zijn twee cumulatieve voorwaarden verbonden. Verweerder is alleen bevoegd om een ontheffing te verlenen als de regel in redelijkheid geen toepassing kan vinden als gevolg van bijzondere omstandigheden. Ook als aan die voorwaarde is voldaan, kan verweerder alleen ontheffing verlenen als de veiligheid van de luchthaven en het luchthavenverkeer daardoor niet in gevaar worden gebracht.

 6.3.4 De rechtbank is het met verweerder eens dat artikel 8a.1, tweede lid, van de Wlv zo moet worden gelezen dat alleen een ontheffing kan worden verleend als het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan een regel te voldoen. Voor dit standpunt vindt zij steun in de memorie van toelichting. Daarin staat dat het in bepaalde gevallen noodzakelijk kan zijn dat van een regel ontheffing wordt verleend. Als voorbeeld wordt in de memorie van toelichting het geval genoemd dat de fysieke gesteldheid van een luchthaven vraagt om een gebiedsspecifieke aanpassing van een vliegveiligheidsregel, bijvoorbeeld omdat een waterpartij of een taxibaan in de nabijheid van een start- of landingsbaan is gelegen. Hieruit leidt de rechtbank af dat het er niet om gaat of het naleven van de regel in redelijkheid van de exploitant van de luchthaven kan worden gevergd, maar of het in redelijkheid mogelijk is om aan die regel te voldoen.

6.3.5 De rechtbank is het ook met verweerder eens dat de door eiseres genoemde omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 8a.1, tweede lid, van de Wlv. De specifieke signatuur van Twente Airport en de kosten en tijd die gemoeid zijn met de aanleg van runway turn pads staan er immers niet aan in de weg dat die runway turn pads kunnen worden aangelegd. Ook als de stelling van eiseres dat runway turn pads door de specifieke signatuur van Twente Airport niet nodig zijn en geen toegevoegde waarde hebben juist is, volgt daaruit niet dat het in redelijkheid niet mogelijk is om runway turn pads aan te leggen. De kosten en de tijd die gemoeid zijn met het aanleggen van runway turn pads, maken het aanleggen van die voorziening evenmin onmogelijk. Daarbij is van belang dat het hier, anders dan in de procedure met zaaknummer ZWO 21/618, niet gaat om een tijdelijke ontheffing voor enkele specifieke vliegtuigen, maar om een permanente ontheffing voor een onbekend aantal vliegtuigen waarvan ook het type onbekend is. Daardoor speelt de factor tijd in deze procedure geen rol bij het beantwoorden van de vraag of de vereiste runway turn pads in redelijkheid kunnen worden aangelegd.

Nu geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 8a.1, tweede lid, van de Wlv, komt verweerder niet toe aan een afweging van de door eiseres aangevoerde (financiële) belangen.

* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7856: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, ontvankelijkheid, belanghebbende bij project, toestemming grondeigenaar
5.1 Eisers voeren aan dat het uitgangspunt is dat de aanvrager belanghebbende is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt1. Het college stelt ten onrechte de voorwaarde dat de grondeigenaar eerst toestemming moet verlenen. Deze voorwaarde volgt niet uit de aangehaalde jurisprudentie. Uit de verklaringen van of namens de eigenaren blijkt ook niet dat zij (expliciet) geen toestemming geven of zich verzetten tegen het bouwplan.

5.3 Partijen verschillen van mening of [naam grondeigenaar 2] instemt met de plannen en dus of aannemelijk is dat de plannen gerealiseerd kunnen worden. Naar vaste rechtspraak2 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) geldt op basis van de in artikel 1:2, eerste lid in samenhang met artikel 1:3, derde lid, van de Awb opgenomen definities van respectievelijk “belanghebbende” en “aanvraag” als hoofdregel dat een aanvrager van een vergunning wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op zijn verzoek. Als aannemelijk is dat een bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, is degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwwerk echter geen belanghebbende en is zijn verzoek geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.

5.4 Naar het oordeel van de rechtbank volgt de door het college gestelde voorwaarde – dat de grondeigenaren expliciet toestemming geven voor de verwezenlijking van de plannen – niet uit wetgeving of jurisprudentie. Pas als een andere partij dan de eigenaar de aanvraag indient en de eigenaar daar (expliciet) tegen protesteert, kan aannemelijk zijn dat het plan niet gerealiseerd kan worden. Deze situatie doet zich hier niet voor. Het perceel heeft twee eigenaren, waarvan tenminste één eigenaar ( [naam grondeigenaar 1] ) de plannen onvoorwaardelijk en expliciet steunt. [naam bedrijf] reageert weliswaar namens de andere eigenaar ( [naam grondeigenaar 2] ), maar uit de verklaring van [naam bedrijf] volgt niet dat [naam grondeigenaar 2] zich expliciet verzet tegen de plannen, zoals het college ter zitting ook heeft erkend. Er zijn verder geen aanknopingspunten om aan te nemen dat grondeigenaar [naam grondeigenaar 2] geen toestemming verleent of dat de bouwplannen niet verwezenlijkt kunnen worden. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat een aanvrager van een vergunning wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op zijn verzoek.

* Rechtbank Gelderland 9 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7329: Awb, Wabo;

weigering intrekking milieuvergunning, bevoegdheid

  1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het college wel bevoegd was om de milieuvergunning op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wabo in te trekken. (…)

8.2. De rechtbank begrijpt de jurisprudentie van de Afdeling met betrekking tot artikel 2.33, tweede lid, van de Wabo zo dat de bevoegdheid tot intrekking van de omgevingsvergunning pas ontstaat nadat 6 maanden c.q. 3 jaar zijn verstreken nadat de betreffende omgevingsvergunning onherroepelijk is worden. Als er beroep tegen de omgevingsvergunning is ingesteld ligt het voor de hand dat vergunninghouder geen risico loopt op intrekking van zijn vergunning omdat hij deze procedure afwacht en niet op eigen risico al start met activiteiten. Pas wanneer hij na afronding van de beroepsprocedures na het verstrijken van bovengenoemde periodes geen handelingen verricht met gebruikmaking van zijn vergunning loopt hij risico op intrekking.

Daarnaast stelt de rechtbank vast dat in dit geval, anders dan vergunninghouder heeft aangegeven, geen sprake is van gefaseerde vergunningverlening als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo, maar van een deelvergunning.

8.3. De vervolgvraag is of bij intrekking van een deelvergunning moet worden uitgegaan van het onherroepelijk worden van het eerste deel van de omgevingsvergunning (de milieuvergunning) of van het onherroepelijk worden van het tweede deel van de omgevingsvergunning (de bouwvergunning).

De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van artikel 2.33, tweede lid, onder a, waarin wordt verwezen naar gebruikmaking van de vergunning, volgt dat de bevoegdheid tot intrekking van de milieuvergunning pas ontstaat nadat de met de milieuvergunning samenhangende bouwvergunning onherroepelijk is geworden. Vergunninghouder zal de geitenhouderij immers enkel kunnen realiseren, en daarmee handelingen verrichten ter gebruikmaking van zijn milieuvergunning, met gebruikmaking van de bouwvergunning.

Een andere uitleg zou ook betekenen dat in een geval als deze, waar eiser 2 beroep heeft ingesteld tegen de bouwvergunning voor de geitenhouderij, tegelijk met deze beroepsprocedure tegen de bouwvergunning ook al kan worden geprocedeerd over de intrekking van de aan de bouwvergunning voorafgaande milieuvergunning. Dit acht de rechtbank ongewenst.

Tegen de van rechtswege verleende bouwvergunning is door eiser 2 een bezwaarschrift ingediend. Daardoor is de bouwvergunning pas in werking getreden op 17 februari 2021. Omdat eiser vervolgens bij de rechtbank beroep heeft ingesteld en er nog geen uitspraak is gedaan op dit beroep, is de bouwvergunning nog steeds niet onherroepelijk. Omdat de bouwvergunning niet onherroepelijk is, bestond ten tijde van het bestreden besluit nog geen bevoegdheid tot intrekking van de milieuvergunning.

* Rechtbank Midden-Nederland 16 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5410: Awb, Wabo; weigering revisievergunning, onthouden goedkeuring uitgangspuntendocument, toetsing vereisten van PGS, brandveiligheid, opslag ethanol,  beschermingsniveau 1, verpakte gevaarlijke stoffen
53. Bij de beoordeling van een aanvraag om (revisie van) een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting moet het college in acht nemen dat daarin ten minste de voor die inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moet het college rekening houden met BBT-conclusies en bij ministeriële regeling aangewezen informatiedocumenten. De PGS 15 is zo’n aangewezen informatiedocument.

  1. In principe moet het college voor de beste beschikbare technieken rekening houden met de vereisten uit de PGS 15. In dit geval betekent dit dat in beginsel beschermingsniveau 1 niet vereist is. Maar in de rechtspraak is bepaald dat het zo kan zijn dat locatiespecifieke omstandigheden vergen dat in het belang van de bescherming van het milieu verdergaande technieken dan de in aanmerking komende technieken (hier: een lager beschermingsniveau uit de PGS 15) worden toegepast. Daarbij heeft het bevoegd gezag een zekere beoordelingsruimte.
  2. Uit de tekst van de PGS 15 blijkt dat ervan is uitgegaan dat in een opslag ook niet meer gevaarlijke stoffen aanwezig zijn dan wat er opgeslagen wordt. In de Galenicaruimte is echter naast de maximaal 10.000 kg ethanol die wordt opgeslagen in de quarantainehouders nog een grote hoeveelheid ethanol aanwezig in de procesinstallaties. In totaal kan binnen het productieproces van Pembroek in de Galenicaruimte tot wel 130.000 liter ethanol aanwezig zijn, waarvan dus maar een klein gedeelte als opslag in de zin van de PGS 15 moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een locatiespecifieke omstandigheid waarvan het gelet op de aard van het productieproces en de omvang van de aanwezige ethanol voor de hand ligt dat op basis daarvan redelijkerwijs strengere brandveiligheidseisen worden geëist.
  3. In hoofdstuk 4 van de PGS 15 is beschreven dat voor opslagen groter dan 10.000 kg verdergaande voorzieningen met betrekking tot brandbestrijding noodzakelijk zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan het college zich redelijkerwijs op het standpunt stellen dat ook bij een opslag van niet meer dan 10.000 kg aan ethanol, waarbij wel tot 130.000 liter ethanol aanwezig kan zijn, die verdergaande voorzieningen ook vereist zijn.
  4. Het uitgangspunt van beschermingsniveau 1 is namelijk dat voor de meest risicovolle gevaarlijke stoffen, zoals ethanol, het snel detecteren en blussen van brand in het beginstadium van belang is. Daarom volstaat een automatische brandmeldinstallatie niet, maar is een automatische brandblusinstallatie vereist. Gezien de grote hoeveelheden ethanol die in de Galenicaruimte aanwezig kunnen zijn mag het college van dat beschermingsniveau uitgaan. Pembroek heeft gewezen op het lage risico op brand doordat er weinig ontstekingsbronnen zijn, de kans op lekkages van ethanol klein is, er in de ruimte relatief weinig handelingen verricht worden en ’s nachts de stroom in de ruimte wordt afgesloten. De rechtbank ziet echter niet in waarom dat voor een opslag waarin wel meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen worden opgeslagen anders zou zijn, en daarvoor is in de PGS 15 dit beschermingsniveau noodzakelijk geacht.

* Rechtbank Noord-Nederland 27 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4922: Awb, TwG, BW; zettingsschade, trillingssnelheden motiveringsgebrek, bewijsvermoeden
7.2. De rechtbank overweegt dat het IMG, bij schade die naar zijn aard mijnbouwschade kan zijn, in alle gevallen eerst een andere uitsluitende oorzaak dient aan te wijzen. Pas wanneer deze andere uitsluitende oorzaak is aangewezen kan, als tweede stap, worden gekeken naar trillingssnelheden en de schademechanismen die aan deze snelheden gerelateerd zijn. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit, door verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, eerst wordt gewezen op de opgetreden trillingssnelheden en daarnaast summier wordt gewezen op de onvoldoende draagkracht van de ondergrond waardoor de schade zou zijn ontstaan. De onvoldoende draagkracht ontstaat, volgens het advies, door inklinking van klei en oxidatie van veen. In beroep heeft Dobbe toegelicht dat er geen sprake kan zijn van veenoxidatie. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en de beroepsgrond slaagt.

7.4. In deze procedure heeft het IMG toegevoegd dat er functiegericht beheer van het waterpeil wordt uitgevoerd op de locatie van de stal. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen om vast te stellen dat specifiek deze schade daardoor is ontstaan. Ook dat de schade zou zijn ontstaan omdat de stal op een gedempte vijver is gebouwd is niet nader toegelicht. Daarbij is niet meegenomen dat de stal op een kelder is gebouwd en of dit gevolgen heeft voor (de schade aan) de stal. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dat de gebrekkige motivering in deze procedure niet is hersteld waardoor het bewijsvermoeden niet weerlegd is.

* Rechtbank Noord-Holland 11 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10209: Awb, Wm; afwijzing verzoek om handhaving, akoestisch onderzoek, Activiteitenregeling, bronvermogen windturbine, fabrikantgegevens, melding, onderzoeksplicht, stiltegebied

5.3.2 In artikel 3.14 van de Activiteitenregeling is geregeld op welke manier het bronvermogen van een windturbine moet worden bepaald. Indien de gegevens over het, van de windsnelheid afhankelijke, bronvermogen van een windturbine niet of niet volledig beschikbaar zijn, wordt het bronvermogen bepaald volgens de standaardmeetmethode die is opgenomen in paragraaf 2 van het reken- en meetvoorschrift.

In de toelichting bij artikel 3.14d (Staatscourant nummer 19592, 23 december 2010) is daarover het volgende vermeld: “Artikel 3.14 d, eerste lid, stelt de methode verplicht waarmee het bronvermogen van de windturbine wordt gemeten. Doorgaans zullen bij grotere windturbines de gegevens van de fabrikant toereikend zijn om de berekening op basis van hoofdstuk 3 uit te voeren. Dit onderdeel stelt de fabrikanten ook in staat zich ervan te vergewissen dat de correcte gegevens worden verstrekt. Het tweede lid is bedoeld voor het uitvoeren van een handhavingsmeting. Omdat alleen getoetst hoeft te worden of het bronvermogen voldoet aan de opgaven van de fabrikant of andere gegevens die in het akoestisch onderzoek zijn gebruikt, kan volstaan worden met een steekproef-achtige opzet.”

5.3.3 De rechtbank is, gelet op voornoemde toelichting, van oordeel dat een bestuursorgaan bij de beoordeling van een akoestisch onderzoek dat is ingediend bij een melding op grond van het Activiteitenbesluit doorgaans mag uitgaan van de (juistheid van de) daarin vermelde fabrikantgegevens over het bronvermogen. Onder fabrikantgegevens over het bronvermogen verstaat de rechtbank het door de fabrikant gegarandeerde bronvermogen van een windturbine en niet tevens de daaraan ten grondslag liggende gegevens van bijvoorbeeld overeenkomstig NEN-EN-IEC-61400 deel 11 verrichte geluidsmetingen van hetzelfde type turbine op proefvelden. Die laatstgenoemde gegevens hoeven doorgaans dan ook niet in een akoestisch onderzoek dat bij een melding wordt ingediend te worden vermeld. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat een verregaande onderzoeksplicht voor een bestuursorgaan naar de totstandkoming van een in een akoestisch onderzoek genoemd en door de fabrikant gegarandeerd bronvermogen van een windturbine niet past bij het karakter van een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Zo een melding is immers een kennisgeving aan het bevoegd gezag en heeft daarmee een informatief karakter.

* Rechtbank Oost-Brabant 19 december 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5754: Awb, Wm, Wabo; vovo, dwangsom, semi mobiele puinbreekinstallatie, handhaving, opgelegde last, evenredigheidsbeginsel

4.7 Op dit moment staat er een semi mobiele puinbreekinstallatie. Als verzoekster moet voldoen aan de last onder dwangsom, moet deze installatie worden verwijderd en moet ook het aanwezige materiaal op het terrein worden verwijderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het niet noodzakelijk (en daarmee niet zonder meer evenredig) om een zo ver strekkende last onder dwangsom op te leggen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat volledige verwijdering van de installatie en het materiaal op dit moment noodzakelijk is in het licht van de omstandigheden van het geval en waarom niet kan worden volstaan met een minder verstrekkende last.

4.11 Het college betwijfelt of een beroep op het evenredigheidsbeginsel zo ver kan gaan dat hij niet meer handhavend kan optreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beginselplicht tot handhaving het college niet ontslaat van de verplichting om in iedere zaak goed te kijken naar de omstandigheden van het geval en of handhavend optreden noodzakelijk en evenwichtig is in het licht van die omstandigheden. In dit geval wordt door een ‘bevriezen’ van de feitelijke situatie het gestelde doel van het college bereikt: er treden geen milieugevolgen voor de omgeving op zonder dat het college de kans heeft gehad de milieugevolgen eerst te beoordelen. Het is minder evenwichtig om verzoekster te gelasten de puinbreker en het materiaal weg te halen terwijl er een kans is dat verzoekster hiervoor een toereikende omgevingsvergunning krijgt. Om dezelfde reden gaat het te ver om verzoekster zomaar haar gang te laten gaan.