Verweerder heeft ten onrechte een termijn tot 2031 gegund om overlast veroorzakende lampen bij een tennisbaan te vervangen.

Casus

Afwijzing van een verzoek om maatwerkvoorschriften aan een tennisclub op te leggen vanwege de lichthinder die eisers ervaren. Deze uitspraak is het vervolg op de tussenspraak van 19 juni 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:2337). In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen (hierna: het bestreden besluit 3). In dit besluit staat het volgende:

‘Wij besluiten om het gevraagde maatwerk op grond van artikel 8:42, lid 3, van de Wet milieubeheer en artikel 2.1 lid 4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer:
– (…)
– ten aanzien van de verlichting van de banen 3 tot en met 5 zullen wij aan de tennisvereniging maatwerkvoorschriften opleggen dat zij op een natuurlijk moment over moeten gaan tot het vervangen van de lampen met als finale datum 1 november 2031.’

Het is niet meer in geschil dat voor eisers sprake is van onaanvaardbare lichthinder door de verlichting van de banen 3 tot en met 5 en dat om die reden maatwerkvoorschriften moeten worden opgelegd. Eisers vinden het echter onaanvaardbaar dat de tennisclub een termijn van tien jaar krijgt om de lichtmasten aan te passen.

Rechtsvragen

1. Heeft verweerder het stellen van maatwerkvoorschriften voor de banen 3 tot en met 5 met het bestreden besluit 3 geweigerd of toegewezen (voor de toekomst)?
2. Heeft verweerder de tennisbaan in redelijkheid een uiterste termijn van 1 november 2031 kunnen gunnen om de lampen bij de lichtmasten bij deze banen te vervangen?

Uitspraak

1. Gelet op de formulering in het bestreden besluit 3, vindt de rechtbank dat dit niet anders uitgelegd kan worden dan dat op dit moment geweigerd wordt om maatwerkvoorschriften ten aanzien van de banen 3 tot en met 5 te stellen. Daarmee handhaaft verweerder het primaire besluit waarbij het verzoek om maatwerkvoorschriften te stellen is afgewezen. Op de zitting heeft verweerder ook erkend dat met het herstelbesluit niets is gewijzigd ten opzichte van het primaire besluit.

2. Bij de beoordeling van het maatwerkvoorschrift stelt de rechtbank het volgende voorop. Het stellen van maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een bevoegdheid van verweerder. Bij het nemen van een beslissing om al dan niet maatwerkvoorschriften te stellen heeft verweerder dus beleidsruimte. Concreet moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid het beoogde maatwerkvoorschrift aan de tennisclub kan opleggen.
Bij de banen 3 tot en met 5 is sprake van onaanvaardbare lichthinder en daarvoor is het stellen van een maatwerkvoorschrift nodig. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de uiterste termijn van 1 november 2031 om de lampen bij de lichtmasten bij deze banen te vervangen te lang is. De verwijzing in het bestreden besluit 3 naar de nieuwste Richtlijn Lichthinder, waarin staat dat voor bestaande installaties een overgangssituatie aan de orde is, vindt de rechtbank geen reden om de tennisclub een zeer ruime termijn te gunnen waardoor eisers mogelijk nog jaren onaanvaardbare lichthinder moeten dulden. Deze richtlijn is geen recht waar de rechtbank aan toetst en aan de overgangsbepaling die hierin staat komt dus niet de betekenis toe die verweerder daaraan toekent. Weliswaar zou vervangen eerder aan de orde kunnen komen als de lampen kapotgaan, maar onzeker is of dit (natuurlijke) moment zich zal gaan voordoen voor 1 november 2031. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit 3 of op de zitting geen kenbare afweging gemaakt tussen de belangen van eisers bij het voorkomen van onaanvaardbare lichthinder en de financiële belangen van de tennisclub.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Midden-Nederland
Datum Uitspraak : 08-06-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RBMNE:2021:2982
Jelle van de Poel