Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:77: Awb, Wro; bpl, palingkwekerij, geuronderzoek, einduitspraak na tussenuitspraak
# ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:96: Awb, TwG; mijnbouwschade, bewijsvermoeden, deskundigheid STAB en door STAB ingeschakelde deskundige, andere uitsluitende oorzaak, amplificatiefactoren, funderingsproblemen, trillingswaarden, einduitspraak na tussenuitspraak (Rb Noord-Nederland 19/3399)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:88: Awb, Wro; m.e.r.-beoordelingsbesluit,  rechtstreeks in belangen geraakt, ontvankelijkheid
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:78: Awb, Wro; bpl, kindcentrum, alternatieven, geluidhinder, verkeershinder, bereikbaarheid hulpdiensten, flora en fauna, vertrouwensbeginsel
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:91: Awb, wabo; omgevingsvergunning bouw en afwijken bpl, keukenuitbouw en overkapping, evidente privaatrechtelijke belemmering, gemeentelijk monument (Rb Den Haag 19/7928)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:80: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouw en afwijken bpl, herbouw woning, aanduiding ‘karakteristiek’ (Rb Oost-Brabant 21/364)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:89: Awb, Wabo; omgevingsvergunning milieu, verzoek intrekking (Rb Oost-Brabant 20/1303)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:84: Awb, TwG; mijnbouwschade, beroep niet-ontvankelijk, verschoonbare termijnoverschrijding, afhaalbericht (Rb Noord-Nederland 21/1251)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:90: Awb, Wro; bpl, 89 woningen, ladder voor duurzame verstedelijking, bestaand stedelijk gebied, afstand tot caravanpark, bestuurlijke lus
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:76: Awb, Wabo; handhaving, omgevingsvergunning afwijken bpl, huisvesting arbeidsmigranten, strijd met bpl, ontvankelijkheid beroep, geen bezwaar, VNG-brochure, geluid (Rb Zeeland-West-Brabant 20/10272)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:95: Awb, TwG; mijnbouwschade, waardedaling, verdeling, economisch eigendom, ex-partner (Rb Noord-Nederland  21/588)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:97: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, antenne-installatie, afwegingskader antenneplaatsing, straling (Rb Zeeland-West-Brabant 20/10331)
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:82: Awb, Wro; bpl, woningen, bedrijven en kantoren op voormalige bedrijfslocatie, buitenspeelruimte kinderdagverblijf
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:94: Awb, Wro; bpl, hogere grenswaarden, omgevingsvergunning, coördinatieregeling, herontwikkeling scheepswerf tot jachthaven en woningen, Verdrag van Granada, beschermd stadsgezicht, hoogbouwbeleid, hoogbouweffectrapportage, MER, geluidhinder
* ABRvS 11 januari 2023: Awb, Wro; planschade, normaal maatschappelijk risico, lijn der verwachtingen, zelf in de zaak voorzien (Rb Zeeland-West-Brabant 21/1426 en 21/142)
* Rechtbank Noord-Nederland 10 januari 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:39: Awb, Wnb; verzoek handhaving, distributiecentrum, belanghebbende
* Rechtbank Midden-Nederland 10 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:27: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, buiten behandeling, aanleg steiger, eerder uitspraak rechtbank
* ABRvS 9 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:60: Awb, Wro; bpl, 79 woningen, vovo, trapveldje, bomen, belangenafweging
* ABRvS 6 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:47: Awb, EVOA; overbrenging bodemassen, vovo, PFAS
* ABRvS 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:26: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, vovo en kortsluiten, mandaat, groenstrook, bouwwerken, evenredigheid, toezegging, détournement de pouvoir (Rb Gelderland 22/3650 en 22/3629)
* Rechtbank Gelderland 6 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:42: Awb, Wnb; handhaving, mountainbikepad, vliegend hert, belanghebbende
* Rechtbank Overijssel 4 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:20: Awb; Wabo; handhaving, last onder dwangsom, voorwaardelijke verplichting, realiseringsverplichting, vovo, uitstelvergunning
Rechtbank Noord-Holland 3 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:7: Awb, Wabo; handhaving, geluidvoorschrift, Circuit Park Zandvoort, overtreding, overdrachtsverzwakking, tijdsverloop, in stand laten rechtsgevolgen
* Rechtbank Gelderland 3 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, bewoning verdieping, timmerwerkzaamheden, gevelbeplating, welstandsexces, procesbelang, vaststellen feiten en omstandigheden, bewijslast
* Rechtbank Noord-Nederland 3 januari 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:28: Awb, TwG; mijnbouwschade, schade aan varkensstal, bewijsvermoeden, autonome oorzaak, trillingssnelheid, advies deskundigen
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:8095: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, creëren benedenwoning, strijd met bpl
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:8016: Awb, Wabo; handhaving, omgevingsvergunning, bijgebouwen
* Rechtbank Den Haag 27 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14211: Awb, Wabo; omgevingsvergunning milieu, akoestisch onderzoek, einduitspraak na tussenuitspraak
* Rechtbank Noord-Holland 27 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11940: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, hobbymatig gebruik, bedrijfsverzamelgebouw, woon- en leefklimaat, akoestisch onderzoek
* Rechtbank Gelderland 27 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7325: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, transportbedrijf, strijd met bpl, vovo en kortsluiten, evenredigheid
Rechtbank Limburg 22 december 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:10388: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, Besluit emissiearme huisvesting, vovo en kortsluiten, uitvoering en inrichting, feitelijk gebruik
* Rechtbank Den Haag 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14578: Awb, Wabo; handhaving, omgevingsvergunning opslaan bouwstoffen, Afsluitdijk, overtreding, afvalstof
* Rechtbank Den Haag 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14577: Awb, Waterwet; handhaving, Afsluitdijk, overtreding, afvalstof
* Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 30 november 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:196: Awb; bouwvergunning, termijnoverschrijding bezwaar, verwijtbaarheid
Rechtbank Noord-Holland 29 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10690: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, m.e.r.-beoordelingsbesluit, zonnepark, participatie, relativiteit, materiële norm, formele beginselen van behoorlijk bestuur
* Rechtbank Noord-Nederland 22 november 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4992: Awb, TwG; mijnbouwschade, waardedaling, peildatum
* Rechtbank Amsterdam 16 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6621: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, diepte panden, dakterrassen, balkons, bezonning
* Rechtbank Noord-Nederland 4 november 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4993: AwB, TwG; mijnbouwschade, waardedaling, WOZ-waarde, afwijken van beleid
* Rechtbank Amsterdam 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6120: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, aanbouw bij hotel, bouwovergangsrecht, gedeeltelijke vernieuwing
* Rechtbank Amsterdam 17 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6314: Awb; ligplaatsvergunning woonboot, Verordening op het binnenwater 2010, verhouding tot Wabo
* Rechtbank Midden-Nederland 12 augustus 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3241: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, invordering, onduidelijkheid last, plan van aanpak  archeologische begeleiding
* Rechtbank Midden-Nederland 8 augustus 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3355: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, verzoek intrekking, verwijderen asbest
* Rechtbank Midden-Nederland 11 juli 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3356: Awb, Wabo; handhaving, tuinhuis op legakker, strijd met beheersverordening, wijziging na fotomoment, evenredigheid

 

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

# ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:96: Awb, TwG; mijnbouwschade, bewijsvermoeden, deskundigheid STAB en door STAB ingeschakelde deskundige, andere uitsluitende oorzaak, amplificatiefactoren, funderingsproblemen, trillingswaarden, einduitspraak na tussenuitspraak (Rb Noord-Nederland 19/3399)
Deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de STAB
De Afdeling heeft het onderzoek opgedragen aan de STAB, een onafhankelijke en onpartijdige gerechtelijke deskundige, die op basis van expertise adviseert. Iedere STAB adviseur volgt de opleiding tot gerechtelijk deskundige en staat ingeschreven bij het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen. De CV’s van D.R. Kooistra en I.J. van der Wal, de mede-opstellers van het verslag, staan op de website van de STAB. De STAB kan externe deskundigen bij adviesopdrachten betrekken. Deze deskundigen zijn niet in dienst van de STAB maar werken in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de STAB. In dit geval heeft de STAB voor expertise op het gebied van mijnbouwschade de geotechnisch deskundige B. van Zegbroeck en de bouwkundige J. Moens ingeschakeld. Moens is ingeschreven in het register van de Belgische Kamer van Deskundigen gelast met Gerechtelijke en Scheidsrechterlijke Opdrachten. Van Zegbroeck is geotechnisch deskundige, projectmanager civiele werken en professor geotechnical engineering, soil mechanics and bridges and tunnels bij de Universiteit van Hasselt en president department geology (i.e. net soil mechanics). De CV’s van Van Zegbroeck en van Moens zijn opgenomen in bijlage 1 van het verslag van de STAB.

De Afdeling volgt, in aanmerking genomen de CV’s van deze deskundigen, niet het betoog van [appellant] dat de door de STAB ingeschakelde Belgische deskundigen niet bekwaam of ongeschikt zijn om te beoordelen of aan de schades aantoonbaar en uitsluitend andere oorzaken dan mijnbouwschade ten grondslag liggen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat Van Zegbroeck en Moens onvoldoende deskundig zijn om de door de Afdeling gestelde vragen te beantwoorden. Hetgeen [appellant] heeft gesteld over het gebrek aan kennis van en ervaring met de specifieke situatie in Groningen, is daartoe onvoldoende. Met de enkele stelling dat Moens geen bijdrage heeft geleverd aan het verslag en dat daardoor de vereiste bouwkundige deskundigheid ontbreekt, heeft [appellant] evenmin aannemelijk gemaakt dat de Afdeling alleen daarom al niet mag afgaan op het verslag. De betrokken deskundigen hebben het verslag gezamenlijk geschreven. Daarmee onderschrijft Moens de in het verslag getrokken bouwkundige observaties en conclusies en is hij daarvoor (mede)verantwoordelijk. Dat de STAB bij deze Belgische deskundigen is uitgekomen vindt – naast in hun deskundigheid- mede zijn oorzaak in het feit dat deze deskundigen niet eerder bij dit dossier betrokken zijn geweest.

Gebruik trillingwaarden
De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de STAB de trillingwaarden niet mag betrekken bij de beantwoording van de vraag of het bewijsvermoeden is weerlegd ten aanzien van de schade aan de fundering. De STAB heeft eerst bepaald of aan de schade aantoonbaar uitsluitend een andere oorzaak of andere oorzaken dan mijnbouwactiviteiten ten grondslag liggen. De STAB heeft vastgesteld dat de schade aan de fundering zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door een andere uitsluitende oorzaak dan mijnbouwactiviteiten. Dit is een voldoende grote mate van zekerheid voor de weerlegging van het bewijsvermoeden. Vervolgens is de STAB, ter versterking van de mate van zekerheid van die andere oorzaak, aanvullend nagegaan of de schade veroorzaakt kan zijn door trillingen als gevolg van aardbevingen. De Afdeling acht dit aanvaardbaar. Vergelijk de uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631 (r.o. 88) en de uitspraak van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2232 waaruit volgt dat het Instituut de sterkte van trillingen mag betrekken om met zekerheid te concluderen dat trillingen als gevolg van bevingen zo gering zijn geweest dat daardoor de schade (door zetting en/of overbelasting) niet kan zijn ontstaan of verergerd. Hiermee wordt het criterium dat de schade uitsluitend moet zijn veroorzaakt door een andere [autonome] oorzaak op aanvaardbare wijze nader ingevuld.

De STAB heeft in dit geval bij het nader invullen van het criterium niet van de door het Instituut gehanteerde methode gebruik gemaakt, zoals onder meer beschreven in de uitspraak van 8 juni 2022, maar heeft internationaal erkende modellen en rekenmethodes gebruikt. Zij is daarbij uitgegaan van conservatieve aannames. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat die methodes niet aanvaardbaar zijn, onjuist zijn toegepast of dat er grond was om daarvan af te wijken.

Aantoonbare uitsluitende oorzaak
Het bewijsvermoeden wordt niet reeds verkeerd toegepast door meerdere mogelijke, andere dan mijnbouwgerelateerde oorzaken van een schade te noemen.
Een deskundige kan een andere oorzaak dan mijnbouwactiviteiten aanwijzen. Een deskundige mag ook meerdere, al dan niet samenhangende oorzaken voor het ontstaan van schade aanwijzen die mijnbouwactiviteiten als oorzaak uitsluiten. Indien aangetoond is dat een van de genoemde oorzaken de schade evident heeft veroorzaakt, is voldaan aan het criterium dat (met hoge mate van zekerheid) aannemelijk is dat de schade niet door bodembeweging is ontstaan. Als er meerdere mogelijke oorzaken zijn waaronder ook bodembeweging door mijnbouwactiviteiten, dan is het bewijsvermoeden niet weerlegd. Zie de tussenuitspraak en de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631, r.o. 50.

* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:90: Awb, Wro; bpl, 89 woningen, ladder voor duurzame verstedelijking, bestaand stedelijk gebied, afstand tot caravanpark, bestuurlijke lus
De Afdeling is van oordeel dat het plangebied buiten bestaand stedelijk gebied ligt. Bij beantwoording van de vraag of een plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt, moet volgens rechtspraak van de Afdeling worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied al een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of dat het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De Afdeling wijst daarvoor naar 10.1 van haar uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724. In het plangebied was in het voorgaande bestemmingsplan “Dorp III 2012” geen stedenbouwkundig samenstel van bebouwing mogelijk ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca. Ook kan het plangebied op grond van dat plan niet worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Het voorgaande plan maakte in het plangebied namelijk alleen een agrarisch bedrijf, zoals een glastuinbouwbedrijf mogelijk. Agrarische functies, zoals glastuinbouw, zijn geen stedelijke ontwikkelingen.

Als een gebied op grond van de planologische mogelijkheden niet als bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, kunnen omstandigheden als bijvoorbeeld de situering van het plangebied aansluitend aan bebouwing er in beginsel niet toe leiden dat een gebied toch als bestaand stedelijk gebied moet worden aangemerkt. Daarvoor wijst de Afdeling naar 10.2 van haar uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724. De Afdeling ziet geen aanleiding om in dit geval een uitzondering te maken op dit uitgangspunt. Het plangebied wordt namelijk niet aan alle zijden omsloten door bestaand stedelijk gebied. Aan één zijde grenst het plangebied immers aan gronden met een agrarische bestemming. De Afdeling wijst ter vergelijking naar 8.1 van haar uitspraak van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2896.

* ABRvS 6 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:47: Awb, EVOA; overbrenging bodemassen, vovo, PFAS
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat de elementen als bedoeld in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Kra niet zijn gespecificeerd in de aan Heros verleende omgevingsvergunning. De staatssecretaris stelt in het besluit van 7 december 2022 weliswaar dat lozingsnormen voor PFAS in de vigerende omgevingsvergunning ontbreken, maar uit artikel 23, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Kra volgt niet rechtstreeks dat dergelijke normen in een vergunning als hier aan de orde moeten zijn opgenomen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris ten onrechte bezwaar gemaakt tegen de overbrenging als bedoeld in de kennisgeving op grond van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de EVOA.

* Rechtbank Gelderland 3 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, bewoning verdieping, timmerwerkzaamheden, gevelbeplating, welstandsexces, procesbelang, vaststellen feiten en omstandigheden, bewijslast

De rechtbank stelt voorop dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, het op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht op de weg van het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan is om feiten en omstandigheden te verzamelen om vast te stellen of sprake is van een overtreding. Uit artikel 3:2 Awb volgt dat het onderzoek naar de feiten op een zorgvuldige wijze moet plaatsvinden. Uit artikel 3:46 Awb volgt dat een besluit, dus ook een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, dient te berusten op een deugdelijke motivering. De rechtbank leidt uit artikel 3:2 Awb, in samenhang gelezen met artikel 3:46 Awb, af dat de door het college vastgestelde feiten en omstandigheden op basis waarvan wordt vastgesteld dat er sprake is van een overtreding, op een duidelijke en controleerbare wijze dienen te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Hoewel in het bestuursrecht een vrije bewijsleer geldt, zal het college, gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, moeten aantonen dat door een overtreder een overtreding is gepleegd, voordat het bevoegd is een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen.

De rechtbank oordeelt dat het college in het voorliggende geval de feiten en omstandigheden op basis waarvan is vastgesteld dat er sprake is van overtredingen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

* Rechtbank Den Haag 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14578: Awb, Wavo; handhaving, omgevingsvergunning opslaan bouwstoffen, Afsluitdijk, overtreding, afvalstof
Tussen partijen is in geschil wie als de houder van de stoffen gezien moet worden: eiseres of RWS. Uit de jurisprudentie van het Hof en de systematiek en de bedoeling van regelgeving omtrent afvalstoffen volgt dat voor beantwoording van de vraag of sprake is van afvalstoffen met name van belang is wie de bezitter van de stof is en wat het moment van de feitelijke levering van die stoffen is. De bouwstoffen en de grond komen vrij bij de bouw- en renovatiewerkzaamheden van eiseres aan de Afsluitdijk. Totdat deze stoffen vrijkomen is RWS niet alleen de juridische eigenaar ervan, maar heeft zij naar het oordeel van de rechtbank ook de feitelijke macht over de stoffen. RWS biedt de vrijgekomen stoffen aan eiseres aan, zodat eiseres pas op dat moment de feitelijke macht erover verkrijgt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat RWS de houder van de stoffen is op het moment dat ze vrijkomen en worden aangeboden aan eiseres. Gelet op deze omstandigheden moet vanuit het perspectief van RWS worden bezien of de bouwstoffen en grond afvalstoffen zijn. Dat de feitelijke levering van de stoffen aan eiseres door eiseres zelf plaatsvindt wanneer zij de stoffen bij de werkzaamheden vrijmaakt en er tot dat moment nog geen individuele hoeveelheden stoffen kunnen worden onderscheiden, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.

Eiseres heeft betoogd dat de vrijgekomen stoffen binnen het project worden hergebruikt en dat circulair gebruik van de stoffen de intentie en het uitgangspunt is, ook van RWS. Van het zich ontdoen van die stoffen is volgens eiseres dus geen sprake. Uit de hiervoor beschreven jurisprudentie van het Hof volgt dat hergebruik voldoende zeker moet zijn. Volgens de rechtbank is dat niet aannemelijk gemaakt. Uit het door eiseres overgelegde deel van de tussen haar en RWS gesloten Design, build, finance, and maintain-overeenkomst (overeenkomst) volgt slechts dat eiseres dient te zorgen dat vrijkomende materialen die niet binnen Gebied RWS en Gebied Derden worden hergebruikt dan wel buiten Gebied RWS en Gebied Derden worden hergebruikt, worden afgegeven aan een erkende inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen. Gelet hierop is onder andere niet duidelijk wat er precies binnen het project wordt hergebruikt, onder welke voorwaarden, om hoeveel en welke stoffen het daarbij zou gaan, welke samenstelling deze stoffen moeten hebben, en hoe lang deze stoffen uiterlijk mogen worden opgeslagen voordat ze moeten worden hergebruikt (of ingezameld). Op basis van de overeenkomst staat het eiseres bovendien vrij om de stoffen ook aan derden aan te bieden of elders te (her)gebruiken. De intentie om de stoffen binnen het project te hergebruiken is al met al dus te vrijblijvend om van voldoende zekerheid van hergebruik te kunnen spreken. Verder dienen de bouwstoffen een bewerking te ondergaan voordat deze voor hergebruik geschikt zijn; de basaltstenen en de vlijlagen moeten eerst worden bewerkt met een mobiele puinbreker en het asfaltgranulaat moet eerst worden verwerkt in een asfaltmolen. Ook dat maakt hergebruik van de stoffen onvoldoende zeker, zo blijkt uit de aangehaalde jurisprudentie van het Hof. Dat (bouw)stoffen commerciële waarde (kunnen) hebben dan wel worden opgehaald met het oog op hergebruik, maakt dit niet anders, nu uit jurisprudentie van het Hof volgt dat ook onder die omstandigheden een voorwerp of stof onder het begrip afvalstof kan vallen.8 Doorslaggevend hier blijft dat de zekerheid van het hergebruik niet aannemelijk is gemaakt.

Gelet op deze omstandigheden en rekening houdend met de verplichting om het begrip afvalstoffen ruim uit te leggen, moet ervan worden uitgegaan dat de stoffen voor RWS op het moment dat deze vrijkomen een last zijn. Dit betekent dat RWS zich van de stoffen ontdoet door (de eigendom van) deze stoffen aan eiseres over te dragen. De rechtbank concludeert daarom dat de bouwstoffen en de grond die eiseres op de werklocaties in depot heeft gebracht afvalstoffen zijn.

Rechtbank Limburg 22 december 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:10388: Awb, Wabo; handhaving, last onder dwangsom, Besluit emissiearme huisvesting, vovo en kortsluiten, uitvoering en inrichting, feitelijk gebruik
Uit het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat het Beh gericht is op de uitvoering en de inrichting van huisvestingssystemen en niet op het feitelijke gebruik en de feitelijke inzet van de verschillende huisvestingssystemen op een bepaald (controle)moment. Het brengt ook mee dat de hele inrichting, of wel: het geheel van de inrichting, moet voldoen aan het Beh. Als, op basis van theoretische berekening, voldoende compensatie kan worden bereikt voor traditionele stallen dan mogen die, met bepaalde aantallen dierplaatsen, in strijd met het voorschrift van BBT gebruikt worden zolang de totale berekende maximale emissiewaarden voor de gehele inrichting niet worden overschreden.

De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat artikel 5.1 van het Beh weliswaar een handhavingsgrond kan bieden, maar alleen als het gaat om het inrichten en de uitvoering van de stallen en de dierplaatsen. Bij de verlening van de omgevingsvergunning aan eiser op 10 mei 2021 is doorslaggevend geweest dat stal B werd uitgerust met een luchtwasser BWL 2007.05.V7, zodat, via het principe van interne saldering, de stallen A en C, met traditionele stalsystemen, ook nog in hun uitvoering gebruikt konden (blijven) worden op de grondslag van interne saldering (en met een bepaald vergund aantal dierplaatsen). Verweerder heeft hieruit afgeleid dat de stallen A en C enkel in gebruik mogen zijn als (tegelijkertijd) ook stal B bezet, in gebruik en in werking is. Daarvoor ziet de voorzieningenrechter in het Beh evenwel geen grondslag. Het Beh verplicht tot een bepaalde inrichting en uitvoering van de huisvestingssystemen, en laat de mogelijkheid open ook traditionele stallen te blijven gebruiken. Dat het feitelijke gebruik van traditionele stallen beperkt is tot de tijd dat ook de stal B met BBT in gebruik is, leest de voorzieningenrechter niet in het Beh, noch in de toelichting. Anders dan verweerder en de belanghebbende menen, acht de voorzieningenrechter het gebruik van de stallen A en/of C met bezetting van de vergunde aantallen dierplaatsen, zonder gelijktijdig gebruik van stal B, niet illegaal, althans niet in strijd met artikel 5.1 van het Beh (zolang de totale vergunde emissie van de inrichting niet wordt overschreden).

Rechtbank Noord-Holland 29 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10690: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, m.e.r.-beoordelingsbesluit, zonnepark, participatie, relativiteit, materiële norm, formele beginselen van behoorlijk bestuur
Eisers betogen dat het participatieproces niet conform het beleid heeft plaatsgevonden (…)

Niet aannemelijk is dat het voorziene zonnepark ter plaatse effect zal hebben op de woon- en leefomgeving van eisers. In de eerste plaats gelet op de afstanden waarop eisers van het projectgebied wonen, te weten tussen de circa 620 en 1.000 meter. Daarnaast hebben eisers sub 3 en 4 geen zicht op het zonnepark vanwege tussenliggende woningen, bomen en bebouwing. Eisers sub 1 en 2 hebben, naar ter zitting is komen vast te staan, weliswaar in enige mate zicht op het zonnepark, maar dit zicht is, gelet op de grote afstand tot het zonnepark en de beperkte hoogte daarvan, verwaarloosbaar te noemen met het oog op de woon- en leefomgeving van deze eisers. Verder blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat de zonnepanelen zelf geen uitstraling van geluid of andere effecten op de omgeving hebben, dat in verband met het geluid van de transformatoren een richtafstand van 50 meter tot woningen geldt en dat de extra verharding tussen Zwanenburg en Schiphol niet leidt tot een hogere geluidsbelasting die hoorbaar is voor het menselijk oor. Voorts blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat het zonnepark geen gevaarveroorzakende functie betreft en dat het geen negatieve effecten heeft op de luchtkwaliteit.

Het voorgaande betekent dat voor zover eisers zich beroepen op materiële normen deze niet strekken tot bescherming van hun belangen. Het vorenstaande leidt ertoe dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit en het besluit van 28 juli 2022 op basis van gronden die zien op materiële normen, zodat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

Eisers beroepsgronden zien gelet op rechtsoverweging 4.1 [onder meer beroepsgrond participatieproces] ook op beweerdelijke schending door verweerder van in beleidsstukken opgenomen procedure normen of formele beginselen van behoorlijk bestuur. Voor de inroepbaarheid van schending daarvan is het beschermingsbereik van de onderliggende materiële norm bepalend. De schending van procedurele normen of formele beginselen van behoorlijk bestuur kan bij de toepassing van artikel 8:69a van de Awb niet los worden gezien van de materiële normen. Aan deze procedurele normen of formele rechtsbeginselen komt in zoverre geen zelfstandige betekenis toe. Wanneer de schending van ingeroepen materiële normen niet tot vernietiging van een besluit kan leiden, geldt dat ook voor de door eisers gestelde schending van procedurele normen of formele beginselen van behoorlijk bestuur. Ook aan een beoordeling van die gronden komt de rechtbank daarom niet toe.

Samenvattingen van jurisprudentie op STAB-site

Op de website van STAB wordt recente jurisprudentie ook samengevat.
De volgende uitspraken zijn deze week nieuw geplaatst:
ABRvS 21 december 2022 Bestemmingsplan, MER-plicht, klein gebied in de zin van artikel 3 van het Besluit m.e.r., passende beoordeling Wnb

ABRvS 21 december 2022 Handhaving, vergunningplicht Wnb, beweiden en bemesten, intern salderen, vaststellen referentiesituatie

Rb Midden-Nederland 8 juni 2021 Maatwerkvoorschriften, lichthinder van tennisbaan, termijn voor vervangen lampen