Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:166: Awb, Wvw 1994; verkeersbesluit, geluidsrapportage (Rb Midden-Nederland 21/1178)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:156: Awb, TwG; mijnbouwschade, waardedaling woning, WOZ
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:194: Awb, Wro; bpl, appartementencomplex, woon- en structuurvisie, verkeer, dassenburcht, BEA, parkeren, vleermuizen
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:170 , ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:158 en ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:157: Awb, Wm; spoedeisende bestuursdwang, afval naast container, afvalstoffenverordening, overtreder
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:165: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, staken permanente bewoning recreatiewoning, strijd met bpl (Rb Gelderland 21/1209)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:164: Awb, Wabo, Waterwet; omgevingsvergunning milieu/lozingsvergunning, mestverwerkingsinstallatie, m.e.r.-beoordeling, volksgezondheid/membraanreactors, nageschakelde techniek, Wnb/relativiteit , lozing zware metalen/BBT, voorzorgsparameters (Rb Limburg 19/3449 en 19/3453)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:172: Awb, Wro; bpl, woningen, woon- en leefklimaat, bezonning/TNO-norm, parkeren/CROW
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:192: Awb, Wro, Wgh; bpl/HGW, techniekcampus, mogelijke beperking bedrijfsactiviteiten
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:163: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor plaatsen rolluik/handhaving, dwangsom/invordering, welstand, bevoegdheid vovo-rechter, relatie bpl (Rb Den Haag 21/3160, 21/3161, 21/3162 en 21/3431)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:159: Awb, Wabo; handhaving, verbouwwerkzaamheden in een loods, beoogd gebruik/bpl (Rb Gelderland 20/125)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:182: Awb, Wro; (facet)bpl, supermarkten, Dienstenrichtlijn/noodzakelijkheid/evenredigheid, wijzigingsbevoegdheid
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:173: Awb, Wro; bpl, verstrijking ongebruikte termijn, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:162: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, staken huisvesting personen in recreatiewoning, strijd met bpl (Rb Gelderland 21/567)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:184: Awb, Wob; verzoek om (milieu)informatie, COVRA, Aarhus, relatie bestuursorgaan, arresten HvJ (Rb Amsterdam 19/4138)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:179: Awb, Waterwet; handhaving, zanddepot, Keur, overgangsrecht, motivering, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak (Rb Gelderland 19/6173)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:183: Awb, Wro; bpl, herontwikkeling gronden, woon- en natuurfunctie in plaats van glastuinbouw, ruimte voor ruimte, verkeer, geluid, woon- en leefklimaat
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:174: Awb, Wro; bpl, ruimte-voor-ruimte woning, omgevingsdialoog, structuurvisie, zichtlijnen, woon- en leefklimaat
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:200: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom/invordering, staken exploitatie van parkeerterrein, strijd met bpl, bewijslast (Rb Oost-Brabant 20/2654 en 20/3258)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:181: Awb, Wm, Gmw; handhaving, dwangsommen/invordering, champignonmest/bodembedreigende activiteit, vloeistofdichte voorziening, Activiteitenbesluit/-regeling, verjaring/evaluatiewet, gelijkwaardige alternatieven/motivering
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:187: Awb, Waterwet; handhaving, verzoek tot ingrepen in en langs rivier Gulp, KRW, belanghebbende/concreet verzoek, herstelbesluit, motivering (Rb Limburg 20/755)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:171: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik, woning/kamerverhuur, bevoegdheid vovo-rechter, strijd met bpl, beleidsregels (Rb Oost-Brabant 20/1807 en 20/1808)
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:185: Awb, Wabo: omgevingsvergunning voor bouwen, afwijken bpl en wijzigen rijksmonument, crematiefaciliteit, hoofdgebouw ontbreekt, geen bijbehorend bouwwerk/Bor, bevoegdheid, advies RCE, herstelbesluit, vvgb, stedelijke ontwikkeling/Ladder, luchtkwaliteit, VNG-brochure, Activiteitenbesluit/-regeling (Rb Midden-Nederland 19/5076)
# ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:167: Awb, Wro; bpl, woningen, stikstofdepositie, Natura 2000-gebied, referentiesituatie, kassen/koude en/of warme teelt, m.e.r.-plicht, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak
# ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:180: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen, aan-/opbouw woning, NEN 8700, Bouwbesluit, aannemelijkheidstoets, gegevens bij aanvraag (Rb Den Haag 18/5562)
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:25, College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:28, College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:29 en College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:31: Awb, Wet dieren, kostenverhaal, hercontroles van regels
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:24: Awb, Wet dieren; handhaving, bestuursdwangbesluit, opgelegde maatregelen
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:19: Awb, Wet dieren; handhaving, bestuursdwangbesluit, opgelegde maatregelen, kostenverhaal bestuursdwang
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:17: Awb, Wet dieren; handhaving, bestuursdwangbesluit, jongvee, welzijn
* Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:281: Sr, Wm; ontvankelijkheid OM, strafrechtelijke immuniteit, Pikmeer II-arrest, riolering geen exclusieve bestuurstaak van gemeente
* ABRvS 13 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:113: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, woning, bevoegdheid, beeldkwaliteit (Rb Limburg 22/1616 en 22/1737)
* ABRvS 13 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:112: Awb, EVOA; vovo, overbrenging afvalstoffen, PFAS, hoogte temperatuur draaitrommeloven
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:49: Awb, Wro; vovo, bpl, woning, beperking bedrijfsvoering, provinciale omgevingsverordening, waardevolle openheid, motivering
* ABRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:99: Awb, Wabo; vovo, aanlegvergunningen voor dempen en aanleggen van diverse sloten en/of watergangen en egaliseren en draineren van percelen, toetsingsmaatstaf (Rb Oost-Brabant 22/352 en 22/353)
* Rechtbank Oost-Brabant 10 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:125: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, uitbreiding supermarkt, BVO, parkeren/behoefte, motivering, tussenuitspraak
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:104: Awb, Gmw;. weigering woning aan te wijzen als monument, architecturale en cultuurhistorische waarde
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:142: Awb, Gmw; handhaving, dwangsom, exploitatie terras zonder vergunning, bevoegdheid, COVID, willekeur
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:112: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen, afwijken bpl en milieu, varkenshouderij, weigering vvgb, motivering
* Rechtbank Limburg 4 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:29: Awb, Wabo; intrekking bouw- en sloopvergunning, werkzaamheden aan woning, overschrijding termijn, bevoegdheid, zorgvuldige belangenafweging
* Rechtbank Limburg 4 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:31: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, verbouwing schuur tot woning, woningsplitsing, beleidsregel, gelijkheidsbeginsel, motivering
* Rechtbank Den Haag 28 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14236: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor slopen, bouwen en afwijken bpl, vervangen en vergroten van aanbouw aan achterzijde van woning, kruimelgeval, bevoegdheid, lichtinval
* Rechtbank Noord-Holland 28 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11907: Awb, Wabo; handhaving, houden van paarden/paardenbak, herhaald verzoek, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, Bouwbesluit, geen overmatige hinder
#! Rechtbank Den Haag 22 december 2022: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, omgevingsvergunning voor padelbanen, geluid, Activiteitenbesluit, representatieve bedrijfssituatie, Handleiding, bedrijfsduurcorrectie, handhavingsstrategie, licht, NSVV
#! Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2022: Awb, Wm; aanpassing maatwerkvoorschriften, energiemaatregelen, Activiteitenbesluit, gevolgen bedrijfsvoering, motivering
* Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:11024: Awb, Gmw; bestuurlijke boete, papierafval naast container, afvalstoffenverordening, overtreder
* Rechtbank Den Haag 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14593: Awb, Wabo; afkeuring bouwveiligheidsplan, Afsluitdijk, procesbelang, Bouwbesluit, Landelijke richtlijn bouw- en sloopveiligheid, motivering
* Rechtbank Den Haag 16 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14649: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik, cultureel centrum/dansschool in bedrijfspand, strijd met bpl, motivering
* Rechtbank Amsterdam 9 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7363: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, opbouw, beleidsregels, stedenbouwkundige zone, definitie bpl
* Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10527: Awb, Gmw; bestuurlijke boete, papierafval naast container, afvalstoffenverordening, overtreder
* Rechtbank Den Haag 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13273: BW; overheidsaansprakelijkheid, fosfaatrechten, CBb, causaliteit, relativiteit
* Rechtbank Amsterdam 11 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7192: Awb, AWR; leges omgevingsvergunning, bouwkosten, aanneemsom, extra kosten
# = betrokkenheid STAB
! = (nog) niet gepubliceerd
Bijzondere overwegingen
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:194: Awb, Wro; bpl, appartementencomplex, woon- en structuurvisie, verkeer, dassenburcht, BEA, parkeren, vleermuizen
11.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1386, onder 5.1), komen de vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en, zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet niet af aan het uitgangspunt dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoering van het plan in de weg staat.
Daarbij overweegt de Afdeling, zoals zij eerder heeft gedaan (uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1457, onder 6.2-6.4), dat foerageergebieden in beginsel niet worden beschermd via het soortenbeschermingsregime van de Wnb, zoals ook al het geval was onder het daarvoor geldende regime van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling over artikel 11 van de Ffw, op grond waarvan het verboden was om voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te vernielen of te verstoren, golden op dit uitgangspunt twee uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft gevallen waarbij een foerageergebied samenvalt met een vaste voortplantings- of rustplaats. De tweede uitzondering betreft gevallen waarbij essentiële foerageergebieden die niet samenvallen met een vaste voortplantings- of rustplaats, zodanig worden aangetast dat daardoor de functionaliteit van de vaste voortplantings- of rustplaatsen van de betrokken diersoort wordt aangetast. Onder een essentieel foerageergebied wordt daarbij verstaan: een foerageergebied dat van wezenlijk belang is voor het functioneren van de voortplantings- of rustplaats wanneer er geen alternatieve foerageergebieden zijn om eventuele aantasting daarvan op te vangen.
11.3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 7 juli 2021 ook overwogen dat zij bovenstaande interpretatie volgt ten aanzien van het in artikel 3.10, eerste lid, onder b, van de Wnb neergelegde verbod.
11.6. De Afdeling is van oordeel dat geen van de overgelegde ecologische onderzoeken, dus ook niet de overgelegde contra-expertise, aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat het plangebied voldoet aan de onder 11.2 genoemde uitzonderingen. Daarbij is van belang dat er bij het veldonderzoek slechts twee graafsporen zijn gevonden en de territoriumgrootte van de dassen tientallen hectaren bedraagt, terwijl de oppervlakte van het plangebied slechts ongeveer 3.184 m² bedraagt. De Afdeling ziet in wat is aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op voorhand had moeten aannemen dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb in dit geval aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:184: Awb, Wob; verzoek om (milieu)informatie, COVRA, Aarhus, relatie bestuursorgaan, arresten HvJ (Rb Amsterdam 19/4138)
6. COVRA voert een openbare dienst uit met betrekking tot het milieu waarvoor de overheid, meer in het bijzonder de minister van I&W, verantwoordelijk is, onder meer op grond van de EURATOM-richtlijn. Artikel 3, eerste lid, van de Wob moet daarom verdrags- en richtlijnconform worden uitgelegd aan de hand van het arrest Fish Legal en Shirley van het Hof van Justitie.
Volgens het Hof van Justitie is de wijze waarop een bestuursorgaan een beslissende invloed kan uitoefenen op de uitvoering van de milieutaken van een entiteit niet van belang. In deze zaak is daarom niet doorslaggevend dat de overheid geen directe zeggenschap heeft over het dagelijks beheer van COVRA. Het gaat om de vraag of van beslissende invloed sprake is. Uit de statuten van COVRA blijkt dat via het enig aandeelhouderschap van de Staat de overheid, meer in het bijzonder de minister van Financiën, directe invloed heeft op de benoeming en het ontslag van leidinggevende en toezichthoudende organen en dat bepaalde (ingrijpende) besluiten ter goedkeuring aan de overheid moeten worden voorgelegd. De overheid heeft ook bevoegdheden op het gebied van het financiële beleid van COVRA. Dat zijn punten die het Hof van belang acht.
Verder kan de overheid besluiten tot een andere, meer directe vorm van sturing dan een staatsdeelneming als zij dat nodig acht in verband met het voortbestaan van COVRA en de borging van de aan haar opgedragen taken, omdat het openbare belang gewaarborgd dient te blijven. COVRA is in zoverre niet alleen uitvoerder maar ook afhankelijk van het beleid van de overheid inzake radioactief afval. Ook het gegeven dat door COVRA uitgevoerd onderzoek van belang is voor het Nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen, dat Nederland verplicht is op te stellen, geeft blijk van de bijzondere positie die COVRA inneemt in het beleid van de overheid inzake radioactief afval.
Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat COVRA niet op daadwerkelijk autonome wijze kan bepalen hoe zij de haar toebedeelde milieutaken uitvoert. COVRA is dus een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzaam bedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob. De rechtbank is ten onrechte tot een ander oordeel gekomen.
Het betoog slaagt.
11. Uit het arrest Fish Legal en Shirley, punten 80-82, kan worden afgeleid dat COVRA alleen een overheidsinstantie is in de zin van artikel 2, tweede lid, onder c, van Richtlijn 2003/4/EG voor zover zij bij het verrichten van haar openbare diensten op het gebied van het milieu werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de ministers van I&W en Financiën. Die ministers hoeven dan ook alleen te beslissen over de openbaarmaking van de milieu-informatie waarover COVRA in het kader van de verrichting van die openbare dienst beschikt. De ministers zijn niet gehouden om milieu-informatie te verstrekken die geen verband houdt met het verlenen van die openbare dienst.
* ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:181: Awb, Wm, Gmw; handhaving, dwangsommen/invordering, champignonmest/bodembedreigende activiteit, vloeistofdichte voorziening, Activiteitenbesluit/-regeling, verjaring/evaluatiewet, gelijkwaardige alternatieven/motivering
5.4. Met betrekking tot de toepassing van artikel 5:35, tweede lid, van de Awb, overweegt de Afdeling als volgt. Deze bepaling is per 1 april 2021 in werking getreden als onderdeel van de Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb. Het overgangsrecht van deze wet is te vinden in Artikel II van die wet. Hierin staat: “Op een beschikking tot invordering van een dwangsom die is gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip.” De reikwijdte van Artikel II is beperkt, want dit artikel ziet alleen op het recht dat van toepassing is op een beschikking tot invordering. Artikel II ziet om die reden niet op artikel 5:35, tweede lid, van de Awb. Dit artikellid heeft betrekking op een rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom en niet op een beschikking tot invordering. Nu de Evaluatiewet geen ander bijzonder overgangsrecht bevat, is artikel 5:35, tweede lid, van de Awb per 1 april 2021 met onmiddellijke ingang in werking getreden.
5.5. In dit geval is de schorsing geëindigd op 27 januari 2021. De dwangsom is verbeurd binnen tien weken na 27 januari 2021, te weten op 7 april 2021. De verjaring van deze dwangsom is door het college gestuit op 17 januari 2022. Door deze stuiting zou de bevoegdheid tot invordering van die dwangsom pas op 17 januari 2023 verjaren. Gelet op de omstandigheid dat al voor die datum het beroep bij de Afdeling aanhangig is gemaakt, wordt de verjaringstermijn verlengd tot het moment dat onherroepelijk op het beroep is beslist. Het betoog slaagt niet.
* Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:281: Sr, Wm; ontvankelijkheid OM, strafrechtelijke immuniteit, Pikmeer II-arrest, riolering geen exclusieve bestuurstaak van gemeente
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wm) luidt:
- De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in artikel 3.4 van de Waterwet.
Artikel 10.33, tweede lid, van de Wm luidt:
- In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een gemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt.
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wm luidt – voor zover hier van belang – :
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast.
Uit voormeld tweede lid van artikel 10.33 van de Wet milieubeheer en de definitie van het begrip ‘openbaar vuilwaterriool’, zoals omschreven in voormeld eerste lid van artikel 1.1 van de Wm, volgt dat ook andere rechtspersonen dan de gemeente met de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater en het beheer van de riolering kunnen worden belast.
…
Verder zijn gemeenten, op grond van de Wm, belast met de zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatige transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen hun grondgebied gelegen percelen (art. 10.33 Wm). De zorgplicht omvat twee elementen:
- de aanleg van riolering en vervolgens
- een adequaat beheer van deze voorzieningen.
Het hof is van oordeel dat uit het hiervoor weergegeven wettelijk systeem en de hiervoor weergegeven parlementaire behandeling volgt dat het beheer van de riolering geen exclusieve bestuurstaak is van een gemeente, zo ook niet van de [verdachte]. Dat brengt mee dat aan verdachte geen strafrechtelijke immuniteit toekomt. Daarom acht het hof het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van de [verdachte] als verdachte. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.
* ABRvS 13 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:112: Awb, EVOA; vovo, overbrenging afvalstoffen, PFAS, hoogte temperatuur draaitrommeloven
6. Deze voorlopigevoorzieningsprocedure leent zich niet voor een inhoudelijke beoordeling van de hiervoor vermelde standpunten van de staatssecretaris en Indaver IWS en andere kwesties die hen in deze procedure verdeeld houden. De beslissing op het verzoek wordt daarom met name gebaseerd op een belangenafweging. Die afweging valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit in het voordeel van Indaver IWS. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
- Niet in geschil is dat PFAS-houdend afval in de inrichting wordt verbrand bij een gemiddelde temperatuur van 1040 °C en dat dit is toegestaan op grond van de voor de inrichting verleende vergunning. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat artikel 51, eerste lid, van de Rie niet de mogelijkheid biedt om bij vergunning een lagere temperatuur toe te staan dan genoemd in artikel 50, tweede lid, van die richtlijn. Volgens de staatssecretaris ligt in het eerste lid van artikel 51 besloten dat, wat de temperatuur betreft, alleen van het vierde lid van artikel 50 mag worden afgeweken. Maar de voorzieningenrechter twijfelt aan de juistheid van deze uitleg van de staatssecretaris. Verder heeft Indaver IWS erop gewezen dat voor een deel van de afvalstoffen die zij wil overbrengen in artikel 50, tweede lid, van de Rie een minimale temperatuur van slechts 850 °C is genoemd, zodat het verbrandingsproces in de inrichting in zoverre dus in overeenstemming is met dat artikellid. Gelet op de door Indaver IWS gegeven beschrijving van de werking van de DTO’s, is de voorzieningenrechter er verder niet van overtuigd dat de verbrandingstemperatuur in de DTO’s van de inrichting van 1040 °C onvoldoende is en dat met de DTO’s niet de beste beschikbare technieken worden toegepast. De notitie van het RIVM maakt dit voor de voorzieningenrechter niet anders, onder meer omdat die notitie niet gebaseerd is op onderzoek naar de specifieke wijze waarop in de inrichting met toepassing van DTO’s PFAS-houdend afval wordt verwerkt. Verder heeft de staatssecretaris weliswaar gesteld dat de inrichting een bron is van verhoogde concentraties PFAS in de omgeving, de Schelde en de Westerschelde, maar ook dit is door Indaver IWS gemotiveerd bestreden. De voorzieningenrechter kan niet uitsluiten dat nader onderzoek in het kader van de bezwaarprocedure uitwijst dat de standpunten van de staatssecretaris juist zijn, maar Indaver IWS heeft daarover in ieder geval voldoende twijfel gezaaid om haar het voordeel van die twijfel te geven. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook nog dat de staatssecretaris jarenlang wel toestemming heeft gegeven voor de overbrenging van PFAS-houdend afval naar de inrichting.
- Gelet op het voorgaande, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:112: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen, afwijken bpl en milieu, varkenshouderij, weigering vvgb, motivering
7.4 De rechtbank stelt voorop dat de gemeenteraad in de zienswijzefase voornemens was om de vvgb te verlenen en dat eiser verschillende stukken en rapporten heeft overgelegd van deskundigen die onderbouwen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de inhoud van die stukken mocht van de gemeenteraad worden verwacht dat zij haar conclusie dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening extra zorgvuldig en deugdelijk motiveert en met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad om de hierna genoemde redenen niet aan die verzwaarde motiveringsplicht voldaan en getuigt het weigeren van de vvgb niet van een zorgvuldige belangenafweging. De gemeenteraad heeft de vvgb daarom in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel geweigerd.
7.5 De rechtbank is van oordeel dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat de aanzienlijke milieuwinst onvoldoende is aangetoond en dat het initiatief niet zal leiden tot een beter woon- en leefklimaat voor de omgeving. De gemeenteraad volstaat met die conclusie en heeft zijn standpunt op geen enkele wijze met objectieve of verifieerbare gegevens onderbouwd, terwijl het standpunt haaks staat op het eerdere voornemen tot het verlenen van de vvgb én de door eiser overgelegde ruimtelijke onderbouwing en m.e.r.-beoordeling. In haar voornemen nam de gemeenteraad het standpunt in dat de aanvraag leidt tot een aanzienlijke afname van geurhinder op de meest nabijgelegen woningen, dat ten aanzien van het akoestisch rapport positief is geadviseerd door de omgevingsdienst en dat met de verlening van de omgevingsvergunning per saldo een aanzienlijke milieuwinst wordt bereikt. In de overgelegde m.e.r.- beoordeling en de ruimtelijke onderbouwing heeft een deskundig te achten bedrijf op agrarisch gebied (ZLTO) o.a. geconcludeerd dat ter plaatse van nabijgelegen geurgevoelige objecten wordt voldaan aan de geurnorm, dat de ammoniakemissie afneemt met 288,4 kg, dat sprake is van een daling in fijnstofemissie en dat verschillende huidige geluidsbronnen verdwijnen.8 De rechtbank acht niet navolgbaar dat de gemeenteraad zonder nadere motivering afwijkt van het voornemen en de door eiser overgelegde stukken zonder inhoudelijke motivering en onderbouwing negeert. De gemeenteraad stelt terecht dat in de praktijk twijfels zijn gerezen over de effectiviteit van luchtwassers, maar heeft, gelet op het feit dat in de berekeningen is uitgegaan van een effectiviteit van de luchtwassers van 45%, een inmiddels algemeen aanvaard minimum, ook dat standpunt op geen enkele wijze onderbouwd.
7.6 Daarnaast heeft de gemeenteraad ook niet onderbouwd dat onvoldoende dialoog heeft plaatsgevonden met de omgeving. De gemeenteraad heeft niet gemotiveerd waarom zij vindt dat het ontbreken van een dialoog tot gevolg heeft dat sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. Daarnaast staat in de ruimtelijke onderbouwing9 dat omwonenden in een straal van circa 500 meter van het bedrijf zijn uitgenodigd op een bijeenkomst waarin eiser zijn plannen heeft toegelicht en bevat bijlage 3 bij die ruimtelijke onderbouwing een verslag van deze bijeenkomst. De gemeenteraad heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt waarom zij die dialoog onvoldoende heeft geacht. De enkele omstandigheid dat de omgevingsdialoog er niet toe heeft geleid dat er geen bezwaren (meer) zijn geuit tegen de plannen van aanvrager is daartoe niet voldoende.
7.7 Verder heeft de gemeenteraad niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij de belangen van eiser hebben meegewogen. De gemeenteraad volstaat met het standpunt dat het maatschappelijk belang boven het individuele belang van de ondernemer gaat maar heeft dat niet uitgewerkt en onderbouwd, terwijl in een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwvaanvragen van 30 november 2017 wordt bevestigd dat de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Uit de weigering van de vvgb blijkt niet dat of op welke wijze de gemeenteraad daarmee rekening heeft gehouden.
7.8 De gemeenteraad stelt zich daarnaast door middel van verschillende argumenten op het standpunt dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, omdat het gevaar bestaat dat Natura 2000-gebied de Brabantse Wal aangetast zal worden als gevolg van het initiatief. Uit de uitspraak van de ABRvS van 23 december 202010 kan worden afgeleid dat het beschermen van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden aangemerkt kan worden als een ruimtelijk relevant belang, dat meegenomen mag worden bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank is echter van oordeel dat de gemeenteraad ook dit standpunt onvoldoende met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. Daarnaast stellen zij zich ten onrechte op het standpunt dat het bedrijf door de uitbreiding van het bouwvlak dichterbij het Natura 2000-gebied komt te liggen. Zoals eiser terecht stelt wordt het bouwblok niet in de richting van dat gebied uitgebreid.
STAB verzorgt de jurisprudentie voor STAB OGR updates
Jan-Eelco Dijk, advocaat bij Vos & Vennoten Advocaten, schreef een annotatie bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3886).
Deze uitspraak betreft een verzoek om handhaving dat zag op een veehouderij die zonder vergunning op grond van de Wnb beweidde en bemestte. De annotator gaat met name in op de vergunningplicht voor beweiden en bemesten en de criteria die de Afdeling noemt om de referentiesituatie voor beweiden en bemesten te bepalen. Vervolgens licht hij toe wat dat in dit geval betekent voor het verzoek om handhaving. Zie STAB OGR updates