Het Besluit emissiearme huisvesting is gericht op de uitvoering en de inrichting van huisvestingssystemen en niet op het feitelijke gebruik ervan.
Casus
Het college heeft, naar aanleiding van een verzoek van de buren, een handhavingsbesluit genomen wegens overtreding van een aantal voorschriften uit de omgevingsvergunning van de varkenshouderij.
Bij de verlening van de omgevingsvergunning aan eiser is doorslaggevend geweest dat stal B werd uitgerust met een luchtwasser BWL 2007.05.V7, zodat, via het principe van interne saldering, de stallen A en C, met traditionele stalsystemen, ook nog in hun uitvoering gebruikt konden (blijven) worden op de grondslag van interne saldering.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser artikel 5, eerste lid, van het Besluit emissiearme huisvesting (Beh) in samenhang met bijlage 1 van het Beh, heeft overtreden door varkens te houden in de stallen A en C, terwijl geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot interne saldering, nu stal B niet is voorzien van een chemisch luchtwassysteem met 95% emissiereductie.
Uit het verweerschrift blijkt dat eiser verweten wordt dat hij, op de controlemomenten, stal A en/of C in gebruik had, zonder dat op die momenten ook stal B in gebruik was. Verweerder is van mening dat eiser daarom op die controlemomenten geen gebruik maakte van de interne salderingsmogelijkheid en stal A en/of C in gebruik had in strijd met artikel 5, eerste lid, onder a, van het Beh.
Rechtsvraag
Is sprake van een overtreding van het Beh indien het gebruik niet plaatsvindt overeenkomstig hetgeen op basis van dit besluit is vergund?
Uitspraak
Uit het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat het Beh gericht is op de uitvoering en de inrichting van huisvestingssystemen en niet op het feitelijke gebruik en de feitelijke inzet van de verschillende huisvestingssystemen op een bepaald (controle)moment. Het brengt ook mee dat de hele inrichting, ofwel: het geheel van de inrichting, moet voldoen aan het Beh. Als, op basis van theoretische berekening, voldoende compensatie kan worden bereikt voor traditionele stallen, dan mogen die, met bepaalde aantallen dierplaatsen, in strijd met het voorschrift van best beschikbare technieken (BBT) gebruikt worden, zolang de totale berekende maximale emissiewaarden voor de gehele inrichting niet worden overschreden.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat artikel 5.1 van het Beh weliswaar een handhavingsgrond kan bieden, maar alleen als het gaat om het inrichten en de uitvoering van de stallen en de dierplaatsen. Bij de verlening van de omgevingsvergunning aan eiser op 10 mei 2021 is doorslaggevend geweest dat stal B werd uitgerust met een luchtwasser BWL 2007.05.V7, zodat, via het principe van interne saldering, de stallen A en C, met traditionele stalsystemen, ook nog in hun uitvoering gebruikt konden (blijven) worden op de grondslag van interne saldering (en met een bepaald vergund aantal dierplaatsen). Verweerder heeft hieruit afgeleid dat de stallen A en C enkel in gebruik mogen zijn als (tegelijkertijd) ook stal B bezet, in gebruik en in werking is. Daarvoor ziet de voorzieningenrechter in het Beh evenwel geen grondslag. Het Beh verplicht tot een bepaalde inrichting en uitvoering van de huisvestingssystemen, en laat de mogelijkheid open ook traditionele stallen te blijven gebruiken. Dat het feitelijke gebruik van traditionele stallen beperkt is tot de tijd dat ook de stal B met BBT in gebruik is, leest de voorzieningenrechter niet in het Beh, noch in de toelichting. Anders dan verweerder en de belanghebbende menen, acht de voorzieningenrechter het gebruik van de stallen A en/of C met bezetting van de vergunde aantallen dierplaatsen, zonder gelijktijdig gebruik van stal B, niet illegaal, althans niet in strijd met artikel 5.1 van het Beh (zolang de totale vergunde emissie van de inrichting niet wordt overschreden).
Rechtelijke Instantie : Rechtbank Limburg
Datum Uitspraak : 22-12-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBLIM:2022:10388
Jelle van de Poel