Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht

* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:399: Awb, Wro; wijzigingsplan, voormalige agrarische bedrijfswoning, woon-en leefklimaat, bedrijf – houtverwerkingsbedrijf, VNG-publicatie, Activiteitenbesluit
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:419: Awb, Wro; bpl, huisvesting arbeidsmigranten, exploitatie horecabedrijf, woon- en leefklimaat van de omgeving, toeristisch-recreatief gebruik, overgangsrecht, uitvoerbaarheid, Dienstenrichtlijn
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:400: Awb, Wro, Wnb; bpl, recreatielandgoed, melkveebedrijf, glamping, behoefte, ladder voor duurzame verstedelijking, provinciale omgevingsverordening, teeltondersteunende voorzieningen, landschappelijke waarden, beekdal, terraslagen, stiltegebied, geluid, VNG-broochure, verkeersveiligheid, quickscan
# ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:416: Awb, Wro, Wnb; bpl, veegplan, strijdig gebruik bedrijfswoning, woningbouw, woon- en leefklimaat in de omgeving, aantasting bos, boom/recreatiewoningen, waterhuishouding, uitzicht, beheersmaatregelen, afwijken van beleid, verkeersgeneratie, soortenbescherming, quickscan, relativiteitsvereiste
# ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:428: Awb, Wro, Wnb; inpassingsplan, Natura 2000-gebied, waterhuishouding, stikstofdepositie, instandhoudingsmaatregelen, alternatieven, planologische gebruiksbeperkingen, rechtszekerheidbeginsel, hydrologische gevolgen, feitelijke gebruiksbeperkingen, vernattingsschade,  opbrengstpotentie, vraatschade, compensatie, overgangsrecht, financiële uitvoerbaarheid
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:393 enABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:249 : Awb, Scheepvaartverkeerswet; handhaving, weigering ontheffing, bevoegdheid, exploitatie scheepswerf, ligplaats blusboot, binnenvaartpolitiereglement, Ligplaatsenbeleid Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, nautische veiligheid, zicht op legalisatie (rb Oost­Brabant 19/2592 en 20/362)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:396: Awb, Wro, Wnb; bpl, woningbouw, provinciale verordening, ruimte-voor-ruimtekavels, begrip aanzienlijke winst omgevingskwaliteit, landschappelijke inpassing, voorwaardelijke verplichting, gemeentelijke beleid, zichtlijnen, steenuil, kerkuil, berekening uitstoot stikstof
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:425: Awb, Wro, Chw, Wnb; bpl verbrede reikwijdte, voormalig defensieterrein, woonwijk, bedrijven, aantasting natuur, luchtkwaliteit, stikstof, relativiteitsvereiste, bodemverontreinigingen, uitvoerbaarheid, aanwijzing experiment, duurzaamheid, participatieproces, plan-MER, ecowal, soortenbescherming, das, essentieel foerageergebied
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:420: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, zadeldak, dakkapellen, waardevermindering (rb Limburg 20/3049)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:390: Awb, Wro; planschade, verkeersintensiteiten, geluidbelasting, reële prognose, plan vergelijking, maximale invulling, uit te werken bestemmingen, normaal maatschappelijk risico (rb Noord-Holland 19/4164)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:407: Awb, Wro; bpl, omgevingsvergunning,  supermarkten, woningen, vormvrije m.e.r.-beoordeling, ladder voor duurzame verstedelijking, kwantitatieve en kwalitatieve behoefte, provinciale verordening, perifere locatie, verkeersgevolgen vrachtverkeer, geluid, VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, uitvoerbaarheid- Didam-arrest
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:406: Awb, Wro; planschade, uitwerkingsplan, normale maatschappelijke risico, gelijkheidsbeginsel (rb Zeeland-West­-Brabant 21/1216)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:417: Awb, Wro; bpl, sociale huurappartementen, zorgwoningen, participatieproces, omvang bebouwing, parkeerbehoefte, parkeerdruk
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:398: Awb, Wro; bpl, woningbouw, ruimte-voor-ruimte, woon- en leefklimaat, begrip aanzienlijke winst omgevingskwaliteit, Rbv, groot maatschappelijk belang, waterberging, voorwaardelijke verplichting
# ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:403: Awb, Wro; planschade, woningbouw, hoogte tegemoetkoming, toepasselijk recht, planvergelijking, foliebalen met gras, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, taxatie, normaal maatschappelijke risico (rb Zeeland ­ West­Brabant 18/5115 en 18/5226)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:397: Awb, Wro; planschade, woningen, gebruiksbeperking, planvergelijking, causaal verband (rb Midden­Nederland 21/1814)
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:415, ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:424, ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:414 en ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:423: Awb, Wabo, Chw, Wnb; omgevingsvergunning, zonnepark, ontrekken landbouwgrond, alternatieven, woon- en leefomgeving, relativiteitsvereiste, beleidsregel tenderproces (rb Gelderland 20/6875, 20/6877,20/6876 en 20/6859 )
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:410: Awb, Waterwet; projectplan, stadsdijken,  rechtszekerheidbeginsel,ligging damwand, landschappelijke inpassing, bedrijfsperceel, kosten verlegging damwand
* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:408: Awb, Wro; bpl, levensloopbestendige woningen, ruimtelijke structuur, woon- en leefklimaat, groene inpassing, uitvoerbaarheid, Didam-arrest
* ABRvS 31 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:372: Awb, Wro ; vovo, corsohal, alternatieve locaties, geluidsoverlast, Activiteitenbesluit milieubeheer, heersend geluidniveau, geluid wegverkeer
* Rechtbank Noord-Nederland 27 januari 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:237: Awb, Meststoffenwet; boete, invullen vervoersbewijzen dierlijke meststof
* Rechtbank Gelderland 27 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:417: Waterschapswet; vaststellen legger, Aarhus-verdrag, opleggen onderhoudsplicht, omvang duiker
* Rechtbank Oost-Brabant 27 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:398: Awb, Wabo; woningbouw, bergingenblok, parkeren
* Rechtbank Oost-Brabant 27 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:393: Awb, Wabo; einduitspraak, omgevingsvergunning, appartementengebouw, uitrit, motivering, parkeerplaatsen, welstand, aanlegvergunning terreinverharding
* Rechtbank Midden-Nederland 27 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:246: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en voor afwijken, wijziging bouwplan, appartementen en winkelruimte, wijzigingen van ondergeschikte aard, parkeernormen, overgangsrecht
* Rechtbank Oost-Brabant 27 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:361: Awb, Wabo; tussenuitspraak, aanpassen maatwerkvoorschrift, woningtextielbedrijf, sluiten ramen en deuren, geuremissie, arbeidsomstandigheden, bescherming milieu, Activiteitenbesluit, inschakeling STAB
* ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:326: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, kappen 11 eiken, APV, verkeersveiligheid, waarwegend algemeen maatschappelijk belang, richtlijn “Duurzaam Veilig” (CROW), herplant (rb  Oost­Brabant 22/1837 en 22/1838)
* ABRvS 26 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:328: Awb, Wro; vovo, bpl, landgoed, wooneenheden, woon- en leefklimaat, inrichtingsplan, nadere eisen, landschappelijke inpassing, voorwaardelijke verplichting, ruimtelijke kwaliteit, omgevingsverordening, Natuurnetwerk Nederland
* ABRvS 26 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:324: Awb, Wro; vovo, bpl, kleinschalige woningbouw, provinciale verordening, dorpslint, gemeentelijk beleid, schaduwhinder, TNO-norm, uitzicht, privacy
* Rechtbank Gelderland 26 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:409: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten; omgevingsvergunning, recreatie met volwaardige horeca
* Rechtbank Overijssel 26 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:261: Awb; afwijzing verzoek plaatsing, gemeentelijke monumentenlijst, vier montagewoningen, deskundigenadvies
* Rechtbank Gelderland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:352: Awb, Gmw; handhaving, restaurant, parkeernormen, terras
* Rechtbank Gelderland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:354: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, strijd met bpl, restaurant, parkeren in groenstrook, impliciete vrijstelling, CROW-richtlijnen
* Rechtbank Rotterdam 25 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:359: Awb, Wet dieren; boete, vervoer kreupel rund, redelijke termijn
* Rechtbank Gelderland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:355: Awb, Gmw; exploitatievergunning, APV, parkeren, strijd met bpl
* Rechtbank Gelderland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:356: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, reclame, welstandsadvies, welstandsexces, lichthinder
* Rechtbank Gelderland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:353: Awb, Gmw; handhaving, impliciete vrijstelling, parkeren, parkeernormen, rechtszekerheidbeginsel
* Rechtbank Limburg 25 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:571: Awb, Wabo; vovo, ruimtelijke uitstraling kap bomen, belanghebbende
* Rechtbank Midden-Nederland 25 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:238: BW, OW; onteigeningsbesluit, windturbine, planologische situatie, noodverordening, schadeloosstelling, discounted cashflow, eliminatie, aanspraak op planschade, berekening waarde
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:443: BW, OW; onteigeningsbesluit, zorgvuldigheidsbeginsel, ontbreken noodzaak, in der minne verwerven
* Rechtbank Noord-Holland 24 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:486: Awb, Wro; planschade, sport- en wellnesscentrum, verlegging weg, situeringswaarde, nadeelcompensatie, uitvoeringswerkzaamheden
* Rechtbank Oost-Brabant 24 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:347: Awb, Wnb; vovo, ontheffing,  wezel, buizerd, ransuil, bedrijventerrein, compensatiegebied, ecologisch werkprotocol
* Rechtbank Gelderland 24 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:351: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, woningen, stedenbouwkundig bebouwingsbeeld, dakkapellen, welstand
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:379: Awb, Wabo; omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen, bpl
* Rechtbank Limburg 23 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:512: Awb, Wabo, Chw; omgevingsvergunning bouwen en afwijken, omgevingsvergunning beperkte milieutoets, melding Activiteitenbesluit, windturbinepark, vormvrije m.e.r.-beoordeling, Activiteitenregeling, overbruggingsregeling Activiteitenbesluit, maatwerkvoorschrift voor geluid, externe veiligheid, slagschaduw
* Rechtbank Rotterdam 20 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:217: Awb, Gwwd; boete, reinigen vervoermiddel, redelijke termijn
* Rechtbank Rotterdam 20 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:216: Awb, Wet dieren; boete, slachterij, bewusteloosheid dieren
* Rechtbank Limburg 20 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:487: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, berging, tandartspraktijk
* Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 19 januari 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:12: Awb, Lar; vovo en kortsluiten, beschikking, bouwen woonhuis met zwembad, bouwhoogte, ondergeschikt wijziging
* Rechtbank Noord-Holland 19 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:270: Awb, Wnb, Gmw, Meststoffenwet; handhaving, stikstofemissies, tien veehouderijen, bemesten, beweiden, beoordelingskader, referentiesituatie, planologisch regime
* Rechtbank Limburg 19 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:432: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, legalisatie dakterras, hoogte scheidsmuur, beschermd stadsgezicht, advies Commissie Beeldkwaliteit
* Rechtbank Den Haag 19 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:391: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning, bijgebouw, afstand, Bouwbesluit 2012
* Rechtbank Noord-Holland 18 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:318: BW, OW; onteigeningsbesluit, vaststelling schadeloosstelling, waarde, waardevermindering overblijvende, bijkomende schade
* Rechtbank Den Haag 17 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:506: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, slachterij, tijdelijke aanvoerhal, tijdelijke omrijroute, verplaatsing werkplaats, strijd met bpl, ontwikkelingsvisie, omgevingsverordening, ladder van duurzame verstedelijking, Bor, verkeersintensiteit, verkeersveiligheid, parkeernormen
* Rechtbank Midden-Nederland 13 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:63: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, kindcentrum, gymzaal, ruimtelijke onderbouwing, parkeeroverlast, alternatieve locatie
* Rechtbank Rotterdam 11 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:605 en Rechtbank Rotterdam 11 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:606: Awb, Wro; planschade, woningbouw, taxatie, WOZ-waarde, voorzienbaarheid, drempel normale maatschappelijke risico
* Rechtbank Oost-Brabant 10 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:126: Awb, Waterwet; projectplan, voorkomen overstroming, normen wateroverlast, piekbuien, begroeiingsweerstand, omgevingsverordening
* Rechtbank Noord-Holland 2 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:331: Awb, Gmw; handhaving, strijd met bpl, bedrijfswoning, huisvesting personeel
* Rechtbank Noord-Nederland 22 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:5335: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, bewijsvermoeden, fundering, logaritmisch verloop verzakkingen
* Rechtbank Amsterdam 22 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8062: Awb, Gmw; afwijzing ligplaatsvergunning, bedrijfsvaartuigenbeleid, strijd met bpl, Dienstenrichtlijn, evenredigheidsbeginsel
* Rechtbank Amsterdam 22 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7678: Awb, Gmw; handhaving, graffiti muurschildering, belanghebbende, ontvankelijkheid, gevolgen van enige betekenis, afstand
* Rechtbank Amsterdam 21 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8022: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, daktoegangsopbouw, strijd met bpl, beleid, gelijkheidsbeginsel
* Rechtbank Noord-Holland 19 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12094: Awb, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, paal met camera en een luchtkwaliteitsmeter, hobbymatige luchtmeting
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:8413: Sr, WED, Wnb; Natura 2000-gebied, illegaal rapen van schelpdieren
* Rechtbank Amsterdam 16 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7915: Awb, Gmw; weigering ontheffing, milieuzone, Verkeersbesluit Milieuzone Amsterdam, Ontheffingenbeleid, hardheidsclausule
* Rechtbank Den Haag 5 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14908: Awb, Gmw; evenementenvergunning, APV, beleidsregels, begrip evenement, kermis, geluidsoverlast
* Rechtbank Noord-Holland 30 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12089: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, oprichten zeilschool, groepsaccommodatie, goothoogte, begrip kap, begrip, grondoppervlak, lichtkoepels souterrain
* Rechtbank Midden-Nederland 7 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4349: Awb, Wnb;
natuurvergunning, melkveehouderij, verzoek intrekking, significante gevolgen, geen passende maatregel
* Rechtbank Midden-Nederland 7 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4350: Awb, Wnb; postieve weigering natuurvergunning, melkgeitenhouderij, vergunningplicht, stikstofdepositie, intern salderen
* Rechtbank Midden-Nederland 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4338: Awb, Gmw; handhaving, illegale bebouwing, illegale bewoning, overtreders, begunstigingstermijn
* Rechtbank Midden-Nederland 21 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4187: Awb, Gmw; handhaving, spoedeisende bestuursdwang, brandveiligheid hostel, vluchtroute, Bouwbesluit, inspectierapport, motiveringsgebrek
* Rechtbank Midden-Nederland 14 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4185: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken en bouwen, mantelzorgwoning, uitzicht, afwijken beleidsregels
* Rechtbank Midden-Nederland 13 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4218: Awb, Wabo;  handhaving, te hoge erfafscheiding, beleidsregels, conservatoir beslag, uitvoerbaarheid last onder dwangsom
* Rechtbank Midden-Nederland 12 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4149: Awb, Gmw; handhaving, zelfstandige wooneenheid in bijgebouw
#  Rechtbank Midden-Nederland 6 oktober 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6616 en Rechtbank Midden-Nederland 8 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:6153 : Awb, Wro; tussenuitspraak en einduitspraak, planschade, horecagelegenheden, uitgangspunten taxatie, verhuurde staat, kosten noodzakelijke voorzieningen, optimaal gebruik
* Rechtbank Midden-Nederland 12 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4124: Awb, Wabo, BW; omgevingsvergunning, intern verbouwen en toevoegen trap, rijksmonument, monumentale waarden, relativiteitsvereiste, privacy, privaatrechtelijke belemmering
* Rechtbank Midden-Nederland 30 september 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3925: Awb, Wabo; tussenuitspraak, omgevingsvergunning zorgwoningen, bouwverordening, beleidsruimte, bouwmassa, schaduwwerking, TNO-norm, verkeersveiligheid, anti-dubbeltelregel, parkeergelegenheid
* Rechtbank Noord-Holland 27 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12095: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning, shishalounge, strijd met bpl, horeca, overgangsrecht, verhoogd risico brandgevaar

 

# = betrokkenheid STAB

! = (nog) niet gepubliceerd

Bijzondere overwegingen

* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:419: Awb, Wro; bpl, huisvesting arbeidsmigranten, exploitatie horecabedrijf, woon- en leefklimaat van de omgeving, toeristisch-recreatief gebruik, overgangsrecht, uitvoerbaarheid, Dienstenrichtlijn
7.4.    Volgens overweging 9 van de preambule is de Dienstenrichtlijn niet van toepassing op onder meer voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw die de dienstenactiviteit niet specifiek regelen of daarop specifiek van invloed zijn, maar die de dienstverrichters bij uitvoering van hun economische activiteit in acht dienen te nemen op dezelfde wijze als natuurlijke personen die als particulier handelen.

Artikel 4.1 van de planregels wijzigt, voor zover hier van belang, de begripsbepaling voor het begrip “horecabedrijf” van alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen binnen het plangebied. Nu het hier gaat om een artikel dat specifiek gericht is op horecabedrijven, is er sprake van een eis die naar zijn aard niet op dezelfde wijze geldt voor personen die een dienstenactiviteit, bestaande uit het huisvesten van arbeidsmigranten, verrichten, als voor natuurlijke personen die als particulier handelen. Naar het oordeel van de Afdeling is derhalve geen sprake van een situatie als bedoeld in overweging 9 van preambule van de Dienstenrichtlijn, zoals de raad stelt, waardoor artikel 4.1 van de planregels wel aan de Dienstenrichtlijn getoetst dient te worden.

7.5.    Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor “Horeca” en “Gemengd” met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Reeds omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet geschieden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.

# ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:428: Awb, Wro, Wnb; inpassingsplan, Natura 2000-gebied, waterhuishouding, stikstofdepositie, instandhoudingsmaatregelen, alternatieven, planologische gebruiksbeperkingen, rechtszekerheidbeginsel, hydrologische gevolgen, feitelijke gebruiksbeperkingen, vernattingsschade,  opbrengstpotentie, vraatschade, compensatie, overgangsrecht, financiële uitvoerbaarheid
10.3.  Op de zitting hebben provinciale staten uitgelegd dat met artikel 4.4.1, aanhef en lid a, van de planregels is beoogd dat er niet in strijd met de maatregelen uit het inrichtingsplan wordt gehandeld en er dus ook niet in strijd met de Wnb wordt gehandeld. Naar het oordeel van de Afdeling volgt deze uitleg als zodanig niet uit de bewoording van de bestreden planregel voor zover er wordt gewezen naar de doelstellingen van het beheerplan en bepaalde bijlagen van het inrichtingsplan. Daarnaast is onduidelijk wat provinciale staten precies bedoelen met dat er niet in strijd met de Wnb mag worden gehandeld. Het is niet duidelijk of het gaat om handelen in strijd met de gebiedsbeschermingsregeling zoals opgenomen in de Wnb of ook om het ongedaan maken van de te treffen inrichtingsmaatregelen. Gelet hierop verdraagt artikel 4.4.1, lid a, van de planregels zich niet met het beginsel van rechtszekerheid.

Over artikel 4.4.1, lid a, van de planregels overweegt de Afdeling verder nog het volgende. De Afdeling stelt vast dat in dit artikel ook wordt verwezen naar “het Natura 2000-beheerplan” en dat niet nader is gepreciseerd welk Natura 2000-beheerplan wordt bedoeld. Op de zitting hebben provinciale staten daarbij toegelicht dat een beheerplan kan wijzigen. Zo wordt op grond van artikel 2.3, vierde lid, van de Wnb, een beheerplan telkens vastgesteld voor een tijdvak van ten hoogste zes jaar en kan het na verloop van het tijdvak het tijdvak eenmaal met ten hoogste zes jaar worden verlengd. Nu een precieze beschrijving van het genoemde Natura 2000-beheerplan met datum en kenmerk in artikel 4.4.1, lid a, van de planregels, ontbreekt, kan uit dit artikel niet eenduidig worden afgeleid welk beheerplan in acht moet worden genomen. Artikel 4.4.1, lid a, van de planregels verdraagt zich ook op dat punt niet met het beginsel van rechtszekerheid.
13.3.  Naar het oordeel van de Afdeling biedt artikel 3.2.2 van het Bro ruimte voor de uitleg dat bij de inperking van het gebruiksovergangsrecht vanwege de Vogel- en de Habitatrichtlijn een overgangstermijn in de planregels kan worden opgenomen. De Afdeling acht daarbij van belang dat in de nota van toelichting bij artikel 3.2.2 van het Bro (Stb. 2008, 145, blz. 59) is opgenomen dat in deze bepaling tot uitdrukking is gebracht dat de standaardbepaling voor het gebruiksovergangsrecht niet onverkort kan worden toegepast indien uit de Vogel- en de Habitatrichtlijn gebruiksbeperkingen voortvloeien. In de praktijk zullen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet (thans: de Wnb) voor de betekenis van deze beperkingen richtinggevend zijn, zo staat in de nota van toelichting.

13.4.  Naar het oordeel van de Afdeling hebben provinciale staten in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat het bestaande gebruik van de gronden van [appellante] binnen de in artikel 15.2 genoemde overgangstermijn van 2 jaar na inwerkingtreding van het inpassingsplan zal zijn ingeperkt. Hierbij betrekt de Afdeling dat deze termijn gelet op artikel 8.4 van de Wet ruimtelijke ordening is aangevangen op 20 januari 2021 (de datum van inwerkingtreding van het plan) en dat uit het wat op de zitting is besproken is gebleken dat onduidelijk is of er voldoende vervangende landbouwgronden gelet op alle voorziene maatregelen zijn gezocht. De Afdeling acht het in dit geval in strijd met de te betrachten zorgvuldigheid om het gebruiksovergangsrecht te beperken tot een termijn van 2 jaar, omdat onzeker is van welke gebruiksbeperkingen sprake is, welke gevolgen dit heeft voor de bedrijfsvoering, of de bedrijfsvoering zo nodig daarop kan worden afgestemd en of die termijn van twee jaar haalbaar is, waarbij ook wordt betrokken dat geen duidelijkheid bestaat over de beschikbaarheid van vervangende gronden dan wel andere passende maatregelen en/of oplossingen. De Afdeling stelt vast dat in artikel 15.2 van de planregels niet is geregeld dat de daarin opgenomen beperking van het gebruiksovergangsrecht tot een termijn van 2 jaar na inwerkingtreding van het inpassingsplan geen betrekking heeft op de gronden van [appellante]. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat het inpassingsplan op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld.

* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:390: Awb, Wro; planschade, verkeersintensiteiten, geluidbelasting, reële prognose, plan vergelijking, maximale invulling, uit te werken bestemmingen, normaal maatschappelijk risico (rb Noord-Holland 19/4164)
9.       Wanneer de door de aanvrager gestelde schade is te herleiden tot een gestelde toename van de geluidbelasting onder het nieuwe planologische regime, dient bij de planvergelijking in het kader van het onderzoek naar hetgeen op grond van het nieuwe planologische regime op de peildatum maximaal kan worden gerealiseerd een reële prognose te worden gemaakt van het gebruik van de bewuste gronden met de daaruit voortvloeiende redelijkerwijs te verwachten geluidbelasting. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen of de geluidbelasting van dien aard is dat het nieuwe planologische regime een nadeliger positie van aanvrager, met daaruit voortvloeiende schade in de vorm van waardevermindering van zijn onroerende zaak, tot gevolg heeft gehad. Op dezelfde wijze dient te worden onderzocht of de gestelde verslechtering van de luchtkwaliteit zich voordoet en leidt tot schade. Zie de hiervoor aangehaalde overzichtsuitspraak van de Afdeling onder 2.4.
16.     Anders dan het college heeft aangevoerd en in het advies van Langhout van 10 november 2021 is vermeld, volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1269, niet dat de hiervoor onder 9 vermelde maatstaf in het algemeen niet meer geldt. In de uitspraak van 16 juni 2021 heeft de Afdeling overwogen dat de adviseur “in dit geval [mocht] volstaan met de globale beschrijving in het deskundigenadvies van de geluidhinder die voorheen onder het regime van het bestemmingsplan op perceel […] viel te verwachten.” Daarbij was onder meer van belang dat in die zaak de betrokken weg voorheen een rustige landweg was en in die zaak ook anderszins met een globale beschrijving van de te verwachten geluidhinder onder het oude planologische regime kon worden volstaan. Zoals is vermeld op pagina 12 van het advies van Langhout van 10 november 2021, was de Visweg ook onder het regime van het oude bestemmingsplan al een belangrijke ontsluitingsweg. Alleen al hierom gaat een vergelijking tussen deze zaak en de zaak die aan de orde was in de uitspraak van 16 juni 2021 niet op. De Afdeling volgt dus niet het standpunt van het college dat bij het ontbreken van verkeersgegevens het college in het kader van een planschadeprocedure geen onderzoek hoeft te doen naar de maximale verkeersintensiteit op een weg onder het oude planologische regime en een reële prognose van de maximale verkeersintensiteit op die weg onder het nieuwe planologische regime.

* ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:406: Awb, Wro; planschade, uitwerkingsplan, normale maatschappelijke risico, gelijkheidsbeginsel

(rb Zeeland-West­-Brabant 21/1216)
5.8.    Dat een schadeveroorzakende ontwikkeling is te kwalificeren als uitbreiding, brengt, gelet op de rechtspraak van de Afdeling (onder meer  uitspraak 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:280, onder 10.4), op zichzelf niet met zich dat het niet gerechtvaardigd is om een drempel van 5 procent van de waarde van de desbetreffende onroerende zaak te hanteren. Indien de ontwikkeling, naar haar aard en omvang, geheel binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en geheel binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid past, mag het bestuursorgaan die drempel  toepassen. De rechtspraak van de Afdeling brengt dus met zich dat die drempel ook aan de orde kan zijn bij uitbreiding. In dat opzicht is er geen verschil met inbreiding. Het door de SAOZ en het college gemaakte onderscheid tussen uitbreiding en inbreiding is op zichzelf geen rechtvaardiging om bij [appellant] een hogere drempel te hanteren dan in de andere procedures is gedaan.
5.10.  Uit de adviezen van de SAOZ valt af te leiden dat in de andere procedures op grond van de onder 5.4 bedoelde indicatoren dezelfde conclusie is getrokken als bij [appellant]: de desbetreffende planologische ontwikkeling lag geheel in de lijn der verwachtingen. Desgevraagd heeft het college zich op de zitting van de Afdeling op het standpunt gesteld dat in de andere procedures geen fout is gemaakt bij het vaststellen van de drempel. Dat de schade in de andere procedures een direct gevolg is van het bestemmingsplan Oud Gastel Noord, terwijl de schade in het geval van [appellant] is veroorzaakt door het uitwerkingsplan, is geen rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid en het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling. Het uitwerkingsplan is vastgesteld op grond van een uit te werken bestemming in het bestemmingsplan. Bij [appellant] is de schade dus een indirect gevolg van het bestemmingsplan. Verder heeft het college niet weersproken dat ook in dit geval een drempel van 3 procent zou zijn toegepast, indien de voor [appellant] nadelige ontwikkeling – het realiseren van 21 woningen in het plangebied – meteen in het bestemmingsplan mogelijk was gemaakt en [appellant], naar aanleiding daarvan, een aanvraag om tegemoetkoming in planschade had ingediend. Dit betekent dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door in het geval van [appellant] een hogere drempel te hanteren dan het in de andere procedures heeft gedaan.

* Rechtbank Oost-Brabant 27 januari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:361: Awb, Wabo; tussenuitspraak, aanpassen maatwerkvoorschrift, woningtextielbedrijf, sluiten ramen en deuren, geuremissie, arbeidsomstandigheden, bescherming milieu, Activiteitenbesluit, inschakeling STAB
5.1 Volgens Artex is voorschrift 11.1.12 per 1 januari 2016 van rechtswege vervallen, op grond van artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm), zoals dat artikel toen luidde. Daarin stond dat het bevoegd gezag alléén maatwerkvoorschriften kon stellen, als bleek dat de geurhinder ter plaatse van één of meer geurgevoelige objecten een aanvaardbaar hinderniveau overschreed. De wetgever heeft de formulering later gewijzigd naar “kan overschrijden”. Deze wijziging geldt pas per 1 juli 2019 en kent geen terugwerkende kracht.

5.2 Het college is van mening dat de wetgever artikel 2.7a, vierde lid van het Abm per 1 juli 2019 heeft verduidelijkt, maar dat het artikel altijd zo is bedoeld. Hiervoor verwijst het college naar de wetsgeschiedenis en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State (de Afdeling) van 20 juli 20221, Het voorschrift 11.1.12 is een gedragsregel zoals bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, onder c, van het Abm en geldt volgens het college dus als maatwerkvoorschrift tot de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

5.3 Per 1 januari 2016 is het Abm uitgebreid met afdeling 2.3. Deze afdeling is ook van toepassing op bedrijven met een omgevingsvergunning milieu met uitzondering van de emissies naar de lucht van een IPPC-installatie als bedoeld in artikel 2.3a, tweede lid, van het Abm. Op het bedrijf van Artex is afdeling 2.3 van het Abm dus van toepassing, inclusief artikel 2.7a, van het Abm. Op grond van het Abm gelden algemene regels uit het Abm voor bedrijven met een omgevingsvergunning milieu, ook in het geval er in die omgevingsvergunning al op maat gemaakte voorschriften zijn gesteld. De wetgever heeft kennelijk met het oog op die veelal bestaande  vergunningsvoorschriften voorzien in specifiek overgangsrecht in artikel 2.8a van het Abm. (…)

5.5 De rechtbank blijft, gelet op deze uitspraken, van oordeel dat de oorspronkelijke tekst van artikel 2.7a, vierde lid van het Abm het college ook voor 1 juli 2019 de bevoegdheid gaf om maatwerkvoorschriften op te leggen, zonder dat het college had aangetoond dat sprake was van een overschrijding van het aanvaardbaar geurhinderniveau. De omstandigheid dat de redactie van artikel 2.7a, vierde lid van het Abm is gewijzigd, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de Nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit blijkt niet dat de wetgever heeft beoogd om de bevoegdheid van het college te verruimen. Volgens de rechtbank heeft de wetgever niet beoogd artikel 2.7a, vierde lid met terugwerkende kracht aan te passen.

(…)

6.6 Gelet op de uitspraken van de Afdeling is de rechtbank van oordeel dat maatwerkvoorschriften (of vergunningsvoorschriften) ook kunnen worden gewijzigd indien dit niet nodig is voor een verder gaande bescherming van het milieu. Dit volgt mede uit de systematiek van maatwerkvoorschriften in het Abm, waarbij ook kan worden afgeweken van de algemene regels in het Abm (als er een bevoegdheid is voor het stellen van maatwerkvoorschriften) in het voordeel van bedrijven, bijvoorbeeld door hogere grenswaarden te stellen. De enige randvoorwaarde is dat het belang van de bescherming van het milieu (en daarmee ook de milieugevolgen voor omwonenden) zich hiertegen niet verzet. Het college beschikt bij het gebruik van deze bevoegdheid over een zekere beoordelingsruimte. Bij het gebruik van deze beoordelingsruimte zal het college moeten bezien of de wijziging van het voorschrift (dan wel de weigering om dit te doen) evenredig is. Bij de beantwoording van deze vraag komen alle belangen aan de orde. Dat zijn dus de belangen van Artex om het voorschrift te wijzigen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van haar personeel, maar ook de belangen van de omwonenden. Het gaat hier om zwaarwegende belangen (het recht op gezondheid is beschermd in artikel 1.1a van de Wm en artikel 8 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een terughoudende toetsing.

6.7 De rechtbank concludeert dat het college het verzoek van Artex verkeerd heeft beoordeeld. Het college had moeten onderzoeken of het belang van de bescherming van het milieu (en de omwonenden) zich verzet tegen wijziging van het voorschrift 11.1.12. Het college had (als vast staat dat het belang van de bescherming van het milieu zich niet tegen de wijziging van voorschrift 11.1.12 verzet) daarnaast ook moeten onderzoeken of de weigering om het voorschrift 11.1.12 te wijzigen evenredig is. Hierbij had het college wel rekening moeten houden met het achterliggende belang van Artex, namelijk de arbeidsomstandigheden van haar personeel. Dat heeft het college niet gedaan, zodat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.

* Rechtbank Limburg 23 januari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:512: Awb, Wabo, Chw; omgevingsvergunning bouwen en afwijken, omgevingsvergunning beperkte milieutoets, melding Activiteitenbesluit, windturbinepark, vormvrije m.e.r.-beoordeling, Activiteitenregeling, overbruggingsregeling Activiteitenbesluit, maatwerkvoorschrift voor geluid, externe veiligheid, slagschaduw

13.5. De rechtbank stelt vast dat in onderhavig geval sprake is van een vóór 30 juni 2021 verleende omgevingsvergunning, die nog niet onherroepelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de letterlijke tekst van artikel 3.15b van het Activiteitenbesluit niet dat de overbruggingsregeling enkel van toepassing is op onherroepelijk geworden (verleende) omgevingsvergunningen voor een windturbinepark, omdat in genoemd artikel staat dat de paragraaf van toepassing is op een verleende omgevingsvergunning. Dat zou betekenen dat onderhavig windturbinepark onder de overbruggingsregeling zou vallen. Blijkens de toelichting op de overbruggingsregeling12 en Kamerstuk 33612, nr. 79 (brief van de minister aan de Tweede Kamer) geldt de overbruggingsregeling echter alleen voor windturbineparken waarvoor op 30 juni 2021 al definitieve toestemmingen in het ruimtelijke spoor en het milieuspoor waren verleend: omgevingsvergunningen die inmiddels onherroepelijk zijn geworden. Als wel beroep is ingesteld en de omgevingsvergunning uitging van de windturbinebepalingen in het Activiteitenbesluit, dan is de vergunning vernietigd zodat van een onherroepelijke vergunning geen sprake is, aldus de toelichting. De rechtbank is van oordeel dat in artikel 3.15b van het Activiteitenbesluit onder ‘verleende omgevingsvergunning’ moet worden verstaan ‘onherroepelijk verleende omgevingsvergunning’, omdat dit de bedoeling van de wetgever is én het in strijd is met Europees recht als de overbruggingsregeling ook van toepassing zou zijn op een windturbinepark waarvoor nog geen onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend. Overigens is de rechtbank van oordeel dat wanneer wel zou (moeten) worden uitgegaan van de letterlijke wettekst, dit zou betekenen dat de overbruggingsregeling buiten toepassing gelaten zou moeten worden vanwege strijdigheid met de SMB-richtlijn. De rechtbank kiest er in dit verband voor om de overbruggingsregeling zoveel mogelijk uit te leggen conform het EU-recht en dus uit te gaan niet van enkel een verleende vergunning, maar van een onherroepelijke vergunning.

13.6. Het voorgaande betekent dat, aangezien de omgevingsvergunning voor het windturbinepark nog niet onherroepelijk is, paragraaf 3.2.3a van het Activiteitenbesluit in het onderhavige geval niet van toepassing is. Dit betekent dat voor het windturbinepark de genoemde uitspraak van 30 juni 2021 van toepassing is en de in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling opgenomen normen voor geluid, externe veiligheid, slagschaduw en lichtschittering derhalve buiten toepassing gelaten moeten worden. Dat betekent weer dat het windturbinepark alleen aanvaardbaar is als verweerder eigen normen hanteert, die zijn voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering, waarbij niet (zonder meer) wordt teruggevallen op de windturbinebepalingen van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling.
14. In de ruimtelijke onderbouwing van ‘Windpark Holtum-Noord’ van Royal Haskoning DHV van 24 januari 2020, die behoort bij het bestreden besluit wordt verwezen naar de in artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit genoemde jaargemiddelde grenswaarde van Lden 47 dB en Lnight 41 dB op de gevel van gevoelige gebouwen. Onder verwijzing naar de berekeningen van het geluidsonderzoek wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de eisen gesteld in het Activiteitenbesluit. In het bestreden besluit heeft verweerder in paragraaf 2.2.3 onder de kop ‘geluid’ eveneens verwezen naar de in artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit opgenomen normen en naar de in het derde lid van dit artikel genoemde mogelijkheid van het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met bijzondere lokale omstandigheden. Volgens verweerder is in de omgeving van de windturbines sprake van zo’n bijzondere lokale omstandigheid, vanwege de reeds aanwezige geluidsbelasting ten gevolge van andere geluidsbronnen op de gevels van de woningen. Uit de aanvraag van de OBM blijkt dat met de in aanmerking te nemen best beschikbare technieken (BBT) een geluidsreductie van minimaal 2 dB kan worden gerealiseerd. Een reductie van 2 dB betekent dat de maximale geluidsbelasting Lden maximaal 45 dB zal bedragen, welke waarde overeen komt met de door de WHO geadviseerde waarde voor windturbinegeluid. Gelet hierop kan volgens verweerder worden geconcludeerd dat een geluidsreductie van 2 dB op de immissiepunten een voldoende aanvaardbaar woon- en leefklimaat garanderen.

  1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met bovenstaande motivering weliswaar strengere geluidsnormen heeft vastgesteld dan opgenomen in het Activiteitenbesluit, maar dat verweerder evengoed ter bepaling van deze strengere normering, evenals in de situatie die aan de orde was in de eerdergenoemde zaak van de Afdeling van 30 juni 2021, wel heeft aangesloten bij de normen die genoemd worden in artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Immers, ter bepaling van de normering die in het maatwerkvoorschrift is neergelegd is verweerder uitgegaan van de 47 dB Lden en heeft hiervan, op grond van de BBT en in overeenstemming met de adviesnormen van de WHO, 2 dB afgetrokken. Dit betreft daarmee niet zonder meer vastgestelde geluidsnormen die voorzien zijn van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering. Voor zover verweerder aansluit bij de adviesnormen van het WHO merkt de rechtbank op dat dit, naast een adviesnorm, een algemene norm is en dat met het aansluiten daarbij niet kan worden gezegd dat een op de lokale situatie toegesneden motivering is geleverd. Het geluidsonderzoek van 18 december 2019 en de m.e.r.-beoordelingsnotitie van 19 december 2019 bevatten evenmin een dergelijke motivering, omdat hierin weliswaar rekening is gehouden met de reeds aanwezige geluidsbelasting en cumulatie van geluid, maar vervolgens als uitgangspunt voor de strengere normering de in het Activiteitenbesluit genoemde norm van 47 dB Lden heeft gehanteerd, zonder hiervoor een milieubeoordeling te maken, noch te motiveren waarom is aangesloten bij de buiten toepassing te laten norm van 47 dB Lden. Verweerder heeft verder bij de geluidsnormering niet gekeken naar de cumulatieve effecten van de drie windturbines en heeft de Lnight niet concreet onderbouwd.
  2. Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden zoals onder 11 samengevat. Met de maatwerkvoorschriften heeft verweerder weliswaar wel een aspect ingevuld dat betrekking heeft op de lokale situatie, maar naar het oordeel van de rechtbank is dit geen volwaardige invulling van de door de Afdeling bedoelde eigen norm en de vereiste motivering daarvan. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet op een deugdelijke motivering.* Rechtbank Noord-Nederland 22 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:5335: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, bewijsvermoeden, fundering, logaritmisch verloop verzakkingen

6.2. Verweerder is in het bestreden besluit uitgegaan van de adviezen van door hem ingeschakelde onafhankelijke deskundigen. Deze deskundigen hebben beoordeeld of zij met voldoende mate van zekerheid kunnen uitsluiten dat de schade door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten is ontstaan, en zo ja, waardoor de schade dan wel is ontstaan. De deskundigen hebben voor de schades 2, 3, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 19 en 29 een andere autonome oorzaak aangewezen. Dit komt er op neer dat de schades volgens de deskundigen zijn (i) veroorzaakt door funderingsverschillen tussen onderdelen van de woning, (ii) verschillen in de grondopbouw, (iii) een dikkere veenlaag aan de linkerkant, waardoor deze zijde van de woning meer verzakt en (iv) de aanpassing van de woning in 2008. Volgens verweerder heeft hij, gelet op de deskundigenadviezen, met een voldoende grote mate van zekerheid een autonome oorzaak voor het ontstaan van de schades aangewezen en is het bewijsvermoeden daarmee weerlegd.

6.3. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Om het bewijsvermoeden te weerleggen moet sprake zijn van een evidente en aantoonbaar andere uitsluitende schadeoorzaak. Daarvoor is nodig dat een hoge mate van zekerheid bestaat over de oorzaak van de schade en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser geen sprake. De rechtbank acht bij de beoordeling van belang dat aan eiser bij rapportage van 11 april 2013 en 12 mei 2013 door de NAM schade is vergoed die is beoordeeld als schade als gevolg van bodembeweging door winning van aardgas dat soms merkbaar is door aardschokken. Ook bij de huidige beoordeling zijn enkele schades ongeclausuleerd toegeschreven aan beweging van de bodem als gevolg van mijnbouw. Dat vormt naar het oordeel van de rechtbank een belangrijke indicatie dat voor de beoordeling van de vraag of het bewijsvermoeden weerlegd is, uitgegaan kan worden dat het gebied waarin eiser woont aardbevingsgevoelig is in die zin dat trillingen in dit gebied zodanig zijn dat dit schade aan woningen kan veroorzaken. In dat geval dienen hogere eisen gesteld te worden aan de motivering van de weerlegging van het bewijsvermoeden. Dit geldt temeer nu sprake is van een boerderij uit 1915, en bij verzakkingen sprake is van tijdsafhankelijk gedrag, in die zin, dat het overgrote deel van de verzakkingen plaatsvinden in de eerste twintig a dertig jaar na de bouw van de boerderij (logaritmisch verloop).

6.4. De door verweerder ingeschakelde deskundigen wijten alle schades kortgezegd aan problemen met de fundering, verschillende soorten ondergrond en een verbouwing in 2008. De genoemde oorzaken sluiten naar het oordeel van de rechtbank echter niet uit dat de schades van eiser ook het gevolg zouden kunnen zijn van mijnbouwactiviteiten. Dit geldt temeer nu uit de diverse rapporten van de zijde van verweerder niet blijkt op welke wijze de deskundigen concreet hebben vastgesteld dat de hiervoor genoemde oorzaken zich in een zodanige mate hebben voorgedaan dat deze als uitsluitende oorzaak kunnen worden gekwalificeerd. Uitgaande van de onweersproken stelling van eiser dat de schades optreden sinds 2012, heeft verweerder bijvoorbeeld niet onderbouwd dat het gebouw, dat al in 1915 is gebouwd, na 2012 zodanig begint te verzakken dat dit leidt tot de thans geconstateerde schades (waar de sterkste verzakkingen in de beginperiode niet tot dergelijke schade heeft geleid). De stelling dat een en ander te wijten zou zijn aan een interne verbouwing in 2008 is niet nader onderbouwd. Eiser heeft hieromtrent aangegeven dat dit een relatief kleine verbouwing is geweest waarbij geen wijzigingen in de draagconstructie zijn doorgevoerd. Met vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom vanaf 2012 de boerderij ernstig is gaan zakken, terwijl dit, gelet op het logaritmische verloop van verzakkingen, niet logisch is. Dit geldt temeer nu niet gebleken is dat de samenstelling van de onderliggende bodem niet zodanig is veranderd, dat dit zou kunnen leiden tot een verergering van de zetting van 2012.

* Rechtbank Midden-Nederland 13 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4218: Awb, Wabo;  handhaving, te hoge erfafscheiding, beleidsregels, conservatoir beslag, uitvoerbaarheid last onder dwangsom
20. De rechtbank is van oordeel dat de last onder dwangsom wel uitvoerbaar is. Vast staat dat er conservatoir beslag ligt op het perceel. Conservatoir beslag heeft het doel om onroerende zaken of goederen in bewaring te nemen tot het moment dat een rechter een uitspraak doet over de kwestie. Zo wordt voorkomen dat de beslagene bepaalde zaken of goederen verkoopt. De beslagene is verplicht om de in beslag genomen zaken in goede staat te houden. Deze verplichting is naar het oordeel van de rechtbank de juridische tegenhanger van de strafrechtelijke gedraging om iets aan het beslag te onttrekken. Anders dan in de door eiseres genoemde uitspraak van rechtbank Amsterdam, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de uitvoering van de last niet leidt tot onttrekking aan het beslag, maar dat het juist leidt tot het in goede staat houden van de onroerende zaak waartoe eiseres verplicht is. Door de last uit te voeren wordt immers een overtreding met betrekking tot die zaak opgeheven en wordt die in lijn met het recht, in dit geval het bestemmingsplan, gebracht. Het valt niet in te zien dat het uitvoeren van de last, gelet op de aard van de overtreding in deze zaak, leidt tot een waardevermindering van de onroerende zaak en daarmee tot een onttrekking aan het beslag. Daarbij is niet relevant of het OM in dit geval al dan niet toestemming heeft gegeven om de te hoge erfafscheidingen terug te brengen tot de toegestane maximale hoogte volgens het bestemmingsplan. De vergelijking met de door eiseres genoemde uitspraak van rechtbank Amsterdam gaat daarom niet op. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres dan ook niet afhankelijk is van de medewerking van derden voor de uitvoering van de last. De verwijzing naar de rechtspraak van de Afdeling daarover gaat daarom ook niet op. De beroepsgrond slaagt niet.

# = betrokkenheid STAB

= (nog) niet gepubliceerd