De raad heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de ontwikkeling passend is in het stiltegebied en daarbij kunnen betrekken dat sprake is van niet-intensieve recreatie en dat de camping is gericht op de rustzoekende toerist.

Casus

Bij besluit van 29 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Recreatielandgoed De Kleine Peul’ vastgesteld. Op de gronden is het gemengd agrarisch bedrijf van de initiatiefnemer gelegen. De initiatiefnemer is voornemens een recreatielandgoed te starten met behoud van de akkerbouwactiviteit (ongeveer 30 ha). Het plan voorziet in het recreatielandgoed middels de bestemming ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’. De gronden waarop deze bestemming rust, zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein met maximaal 52 kampeerplaatsen.

Appellanten verzetten zij zich tegen het plan, omdat zij onder andere vrezen voor aantasting van de natuurwaarden. Het plangebied is gelegen in een stiltegebied. Op grond van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014 wordt gestreefd naar een geluidwaarde van 40 dB(A) of lager in een stiltegebied. De stichting en anderen betogen dat het toestaan van een camping waar honderd(en) gasten tegelijkertijd kunnen komen, zorgt voor een geluidtoename die in strijd is met de toegestane grenswaarde in het stiltegebied.

De raad stelt zich op het standpunt dat het aanwijzen van gronden als stiltegebied niet betekent dat er niets meer mogelijk is. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits deze passen in het gebied. Volgens de raad is dat hier het geval. Het recreatielandgoed is bedoeld voor de rustzoekende toerist en de voorzieningen zijn daarop afgestemd. Geluid zal voornamelijk worden veroorzaakt door aan- en afrijdend verkeer, het opstellen en afbreken van kampeermiddelen en menselijk stemgeluid. Dat zijn geluiden die vergelijkbaar zijn met geluiden van recreanten die zich al structureel in het gebied bevinden.

Rechtsvraag

Heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten het provinciaal beleid voor stiltegebieden in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 voldoende betrokken in de belangenafweging om een recreatielandgoed met de bestemming ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’ mogelijk te maken in een stiltegebied?

Uitspraak

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De Afdeling stelt vast dat het plangebied in een gebied ligt dat op grond van het provinciaal beleid is aangeduid als stiltegebied. In dat stiltegebied gelden de regels die zijn opgenomen in paragraaf 4.6 van de Omgevingsverordening. Die regels hebben betrekking op, bijvoorbeeld, het organiseren van toertochten of wedstrijden voor motorvoertuigen, het gebruik van lawaaiige apparaten, knalapparatuur en vuurwerk. De raad is bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet gebonden aan het provinciaal beleid, maar dient er wel rekening mee te houden, wat betekent dat dit provinciale beleid in de belangenafweging moet worden betrokken.

In paragraaf 4.2.2 van de plantoelichting is ingegaan op het provinciaal beleid inzake het stiltegebied. Daarin wordt vermeld dat het beleid erop is gericht om het geluidniveau in het stiltegebied te beperken tot 40 dB(A). Gebiedsvreemde geluiden dienen te worden voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan opsporen of ontginnen van in de bodem aanwezige stoffen of het omzagen en kappen van bomen, anders dan voor bosbouwkundig onderhoud. Gebiedseigen geluiden zijn wel toegestaan Hierbij wordt gedacht aan de dagelijkse activiteiten van mensen die in het gebied wonen, werken en leven. In dit licht bezien wordt in paragraaf 4.2.2 van de plantoelichting uiteengezet dat het recreatielandgoed geen toename van gebiedsvreemd geluid zal produceren ten opzichte van het huidige agrarische bedrijf. Daarbij wordt betrokken dat de camping zich richt tot de rustzoekende toerist en wordt het geluid van de campinggasten geschaard onder gebiedseigen geluid van extensieve recreanten die al aanwezig zijn in het gebied.

Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende het provinciaal beleid heeft betrokken in de belangenafweging. De raad heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de ontwikkeling passend is in het stiltegebied en daarbij kunnen betrekken dat sprake is van niet-intensieve recreatie en dat de camping is gericht op de rustzoekende toerist.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 01-02-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:400
Kees-Jan Mensinga