Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1431: Awb, Wro; bpl, woningen op plek boerderij, belanghebbende, ontvankelijkheid
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1455: Awb, Wabo; verzoek om handhaving, veehouderij, geen besluit, proceskosten (Rb Oost-Brabant 20/888)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1456: Awb, Wro; bpl, supermarkt, horeca, parkeren, archeologie/Natura 2000/relativiteit, Ladder/Bro, beleidsregel, wateroverlast, Dienstenrichtlijn
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1443 en ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1448: Awb, Wro; planschade, planvergelijking, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak (Rb Limburg 19/405)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1449: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, dakopbouw met een dakterras, beleidsregels, belanghebbende, stapeling bevoegdheden, bevoegdheid (Rb Amsterdam 20/4396)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1442: Awb, Wro; bpl, vervangende woningbouw, parkeren, motivering
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1434: Awb, Wro; bpl, bedrijfswoning, belanghebbende, ontvankelijkheid
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1454: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor uitweg, APV (Rb Den Haag 20/2856)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1458: Awb, Wlv; handhaving, luchthaven, verlengde start- en landingsbaan, tijdelijke beleidsregel, geluid, taxiën en proefdraaien (Rb Limburg 19/3191)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1453: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, paddock en paardenweides, geen vergunning, strijd met bpl, geen bijzondere omstandigheden (Rb Den Haag 21/4755 en 21/4756)
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1432: Awb, Wro; bpl, woningen in voormalig kantoorgebouw, beschermd dorpsgezicht, in/uitrit, geluid
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1457: Awb, Wro; bpl, bloembollenteelt, woning
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1444: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen, woongebouw en gezondheidscentrum, Chw, stedenbouwkundige inpassing, bezonning, parkeerdruk, CROW/beleidsnota, tellingen/aanwezigheidspercentage, geluid
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1445: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen, woningen, participatie, groen, natuur, soortenbescherming, vleermuizen, stikstof/relativiteit, verkeer, parkeren, omgevingsvisie, tussenuitspraak
# ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1446: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen en milieu, windpark, m.e.r.-beoordeling, nut en noodzaak, provinciale omgevingsvisie, geluid, dosismaat/hinderrelatie, laag frequent geluid, amplitudemodulatie, gezondheid, slagschaduw, externe veiligheid, cumulatie, herstelbesluit
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1435: Awb, Wro; bpl, bedrijfsactiviteiten, structuurvisie, vrachtwagens, geluid, verkeersveiligheid
# ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1433: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen en milieu, windpark, Unierecht, SMB-richtlijn, planmilieueffectrapportage, geluid, dosismaat/hinderrelatie, laag frequent geluid, amplitudemodulatie, gezondheid, slagschaduw, externe veiligheid, cumulatie, molenaarswoningen, herstelbesluiten, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak
* Rechtbank Midden-Nederland 11 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1655 en Rechtbank Midden-Nederland 11 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1665: Awb, Wm, Gmw; handhaving, dwangsom, hondensnackfabrikant, geur, Activiteitenbesluit, Brummen-leer, herstelmaatregelen, verplaatsing
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 11 april 2023, ECLI:NL:CBB:2023:192: Awb, Msw; vaststelling fosfaatrechten, schadevergoeding, BW
* ABRvS 11 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1418: Awb, Wro; vovo, bpl, woning, agrarisch bedrijf, VNG-brochure, geluid/maximale geluidniveaus, Activiteitenbesluit
* ABRvS 11 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1380: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, recreatieappartementen, geen onomkeerbare gevolgen/spoedeisend belang (Rb Zeeland-West-Brabant 20/9568 en 20/9570)
* ABRvS 11 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1376: Awb, Wro, Wgh; vovo, bpl/HGW, geen spoedeisend belang
* ABRvS 7 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1402: Awb, Wm; vovo, ontheffing, paasvuur, verbranding afvalstoffen
* Rechtbank Noord-Nederland 7 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1416: Awb, Wm, Gmw; vovo, ontheffingen, paasvuur, bevoegdheid rechter milieuzaak, APV, veiligheidsrisico, handreiking
* ABRvS 6 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1314: Awb, Wro; vovo en kortsluiten, bpl, woningen in nieuw aan te leggen duinlandschap, kadernota, verkeer
# ABRvS 6 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1375: Awb, Wm; vovo, handhaving, geluidhinder, padelbanen, Activiteitenbesluit, nieuw besluit (Rb Den Haag 21/4848)
* Rechtbank Midden-Nederland 6 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1510: Awb, Wabo, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, gebruik bedrijfswoning als gewone woning, strijd met bpl, overgangsrecht, bijzondere omstandigheden
* Rechtbank Noord-Nederland 6 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1332: Awb, Wro; planschade, hotelcomplex, voorzienbaarheid bpl-wijziging, provinciale omgevingsverordening, bijzondere omstandigheden, motivering
* Rechtbank Rotterdam 6 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2950 en Rechtbank Rotterdam 6 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2951: WSr, WED, Wm; overtreding voorschrift, opslag van zeer grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een container, Vuurwerkbesluit
* Rechtbank Midden-Nederland 4 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1481: Awb; herziening uitspraak, geur diervoederbedrijf, geen nieuwe feiten of omstandigheden, ontvankelijkheid
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2325: Awb; niet tijdig nemen besluit op aanvraag omgevingsvergunning, varkenshouderij, dwangsom
* Rechtbank Limburg 31 maart 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:2288: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning voor slopen, bouwen, aanpassen rijksmonument en afwijken bpl, verbouw klooster tot woningen, beleidsnotitie, motivering, parkeren, verkeer
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2222: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen woningen met uitweg, geen strijd met bpl, grootte parkeervakken/relativiteit
* Rechtbank Noord-Nederland 31 maart 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1417: Awb, TwG, BW; mijnbouwschade, weerlegging bewijsvermoeden, ongelijke zetting en krachten vanuit de kapconstructie
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2281: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijken bpl, huisvesten thuis- en daklozen, beheerplan, goede ruimtelijke ordening, motivering
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2240: Awb, Gmw; handhaving, bouwterrein, zandberg, rioolputten, ontsluitingsweg, relatie bpl
* Rechtbank Gelderland 29 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1732: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, woningen, geen strijd met bpl
* Rechtbank Noord-Holland 28 maart 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:2671: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor afwijken bpl, toevoegen functies, natuurwaarden, parkeren, salderen, motivering
* Rechtbank Den Haag 23 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4298: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, vervanging schuur, aanvraag niet ingetrokken, vergunning van rechtswege verleend, dwangsom
* Rechtbank Amsterdam 10 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1511: Awb, Wro; planschade
* Rechtbank Den Haag 1 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3309: BW; taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter, ontvankelijkheid, verhogen snelheid van de slachtlijn, kwaliteit van keuringswerkzaamheden, publiekrechtelijke grondslag, CBb
# = betrokkenheid STAB
! = (nog) niet gepubliceerd
Bijzondere overwegingen
# ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1433: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen en milieu, windpark, Unierecht, SMB-richtlijn, planmilieueffectrapportage, geluid, dosismaat/hinderrelatie, laag frequent geluid, amplitudemodulatie, gezondheid, slagschaduw, externe veiligheid, cumulatie, molenaarswoningen, herstelbesluiten, einduitspraak na eerdere tussenuitspraak
Als gevolg van die tussenuitspraak van juni 2021 moet de regering voor de nationale windparknormen voor geluid, slagschaduw en veiligheid een beoordeling maken van de gevolgen voor het milieu. Die verplichting volgt uit het zogenoemde Nevele-arrest van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Wel wees de Afdeling bestuursrechtspraak er in de tussenuitspraak op dat overheden in de tussentijd hun eigen normen mogen stellen voor concrete windparken. In de zaak Delfzijl gaf zij de gemeente Eemsdelta en de provincie Groningen daarvoor een half jaar de tijd.
Eemsdelta legde in december 2021 eigen normen vast voor geluid, slagschaduw, lichtschittering en externe veiligheid in een gewijzigd bestemmingsplan voor het windpark. De provincie Groningen deed hetzelfde in een nieuwe omgevingsvergunning. Bezwaarmakers vinden dat de overheden meer onderzoek hadden moeten doen naar de geluids- en schaduwoverlast en veiligheidsrisico’s en dat dit tot strengere normen had moeten leiden.
Voor het bepalen van de geluidsnormen zijn de gemeente Eemsdelta en de provincie Groningen bij hun onderzoek uitgegaan van de beschikbare, algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Ze hebben hierbij een afweging gemaakt tussen aan de ene kant het aantal mensen dat bij een bepaalde geluidsnorm mogelijk ernstige hinder van het windpark ondervindt, tegen aan de andere kant de energieproductie die met het windpark wordt gehaald. Dat heeft geresulteerd in een geluidsnorm van 47 dB Lden en 41 Lnight. Een strengere geluidsnorm zou beperkt effect hebben op het aantal mensen dat mogelijk ernstig gehinderd wordt, maar wel tot belangrijk opbrengstverlies van het windpark leiden. De gemeente en de provincie mochten daarbij ook rekening houden met het feit dat het gebied waar het nieuwe windpark is gepland, in het provinciale beleid is aangewezen als concentratiegebied voor windenergie. Verder hebben de gemeente Eemsdelta en de provincie Groningen bepaald dat het windpark geen slagschaduw mag veroorzaken op ‘slagschaduwgevoelige’ objecten, zoals woningen. Maar omdat het tijd kost om een windturbine stil te zetten als er slagschaduw ontstaat, is enige slagschaduw tijdens het stilzetten niet te voorkomen. In de praktijk zal dat overigens niet meer zijn dan twee uur per jaar. Hiervoor hoefden de gemeente en provincie naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak geen extra voorschrift op te nemen. Ten slotte is het naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak “niet aannemelijk” dat de gemeente Eemsdelta en de provincie Groningen de veiligheidsrisico’s hebben onderschat en daarom strengere veiligheidsnormen hadden moeten vaststellen.
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1444: Awb, Wro, Wabo; bpl/omgevingsvergunning voor bouwen, woongebouw en gezondheidscentrum, Chw, stedenbouwkundige inpassing, bezonning, parkeerdruk, CROW/beleidsnota, tellingen/aanwezigheidspercentage, geluid
16.4. Over de aanwezigheidspercentages wordt verder nog het volgende overwogen. Zoals de Afdeling op de zitting samen met partijen heeft vastgesteld, heeft de raad zich bij het bepalen van de aanwezigheidspercentages voor het gezondheidscentrum gebaseerd op kencijfers uit CROW-publicatie 381. Die publicatie dateert van na het opstellen van de parkeernormen uit 2013. In CROW-publicatie 381 wordt voor sociaal-medische functies op een koopavond of zaterdagmiddag een aanwezigheidspercentage van 10% gehanteerd.
In de hier toegepaste Beleidsnota Parkeernormen uit 2013 wordt echter expliciet verwezen naar CROW-publicatie 182. Blijkens paragraaf 3.1 van de Beleidsnota is die publicatie de basis voor de parkeernomen uit 2013. In CROW-publicatie 182 wordt voor sociaal-medische functies op een koopavond of zaterdagmiddag een aanwezigheidspercentage van 15% gehanteerd.
De raad heeft niet overtuigend toegelicht waarom hij alleen voor het aanwezigheidspercentage van het gezondheidscentrum op een koopavond of zaterdagmiddag de kencijfers uit de recentere CROW-publicatie 381 heeft gehanteerd, terwijl hij bij de beoordeling verder alleen de parkeernormen uit 2013 heeft toegepast (waarin wordt verwezen naar CROW-publicatie 182).
……………………………………………………
19.2. De Afdeling overweegt dat weliswaar ongeveer 60% van de parkeerplaatsen op een afzonderlijk parkeerterrein is gelegen, maar dat het voor het overige deel grotendeels parkeerplaatsen langs de weg betreft.
De parkeerdeskundigen van appellanten hebben toegelicht dat in deze situatie de meest makkelijk te gebruiken parkeerplaatsen, gelegen op het grote parkeerterrein, als eerste zullen worden gebruikt, zodat de wat lastiger te gebruiken parkeerplaatsen, gelegen langs de weg, als laatste worden gebruikt. In deze situatie met een mix van verschillende soorten parkeerplaatsen ontstaat dus sneller zoekverkeer dan bij een situatie met alleen een groot parkeerterrein, zo stellen de parkeerdeskundigen van appellanten. De Afdeling acht dit aannemelijk. Gelet hierop heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd waarom een parkeerdruk van meer dan 85% in dit geval, gelet op de feitelijke parkeersituatie, aanvaardbaar kan worden geacht. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het betoog slaagt.
……………………………………
20.3. Bij de totstandkoming van het inrichtingsplan hebben de raad en het college belanghebbenden uit de omgeving willen betrekken. Partijen hebben dit op de zitting toegelicht. Het inrichtingsplan is daardoor verschillende keren aangepast.
Hoewel deze gang van zaken op zichzelf lovenswaardig is, is tussen partijen niet in geschil dat het inrichtingsplan op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet was vastgesteld. Zoals de raad in het verweerschrift en op de zitting heeft benadrukt, maakt het inrichtingsplan dus ook geen onderdeel uit van de regels van het bestemmingsplan. Ook bevatten de planregels geen voorwaardelijke verplichting over de uitvoering van het inrichtingsplan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de uitvoering van het inrichtingsplan niet in het bestemmingsplan is geborgd. Gelet hierop is dus ook de aanleg en instandhouding van de 12 extra parkeerplaatsen, die de raad noodzakelijk acht met het oog op een goede ruimtelijke ordening, ten onrechte niet geborgd. Het betoog slaagt.
* ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1449: Awb, Wabo; omgevingsvergunning voor bouwen en afwijken bpl, dakopbouw met een dakterras, beleidsregels, belanghebbende, stapeling bevoegdheden, bevoegdheid (Rb Amsterdam 20/4396)
10. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een onaanvaardbare stapeling van afwijkingen van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden. Het college heeft drie verschillende bevoegdheden toegepast ten behoeve van het realiseren van één bouwwerk, aldus [appellant].
10.1. De Afdeling stelt vast dat uit de tekst van artikel 4 van bijlage II van het Bor en uit de geschiedenis van de totstandkoming daarvan, niet volgt dat het niet is toegestaan om onderdeel 1o en onderdeel 2o van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo te combineren om van een bestemmingsplan af te wijken. In dat verband wordt gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:174, onder 6, en van 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3199, onder 6.1. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het besluit van 4 augustus 2020 niet alleen al op deze grond moet worden vernietigd.
* Rechtbank Midden-Nederland 11 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1655 en Rechtbank Midden-Nederland 11 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1665: Awb, Wm, Gmw; handhaving, dwangsom, hondensnackfabrikant, geur, Activiteitenbesluit, Brummen-leer, herstelmaatregelen, verplaatsing
27. Deze beroepsgrond slaagt niet. In de uitspraak van 22 april 2021 heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Tussen partijen is niet in geschil dat door de vestiging van [eiseres] op deze locatie nieuwe geurhinder is ontstaan op de plek van de woning van eisers, een geurgevoelig object. Alleen al hierom voldoet de inrichting niet aan het bepaalde in artikel 3.140, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. De vraag of al dan niet sprake is van een aanvaardbaar niveau van geurhinder is daarbij niet relevant, omdat die maatstaf bij de bepaling over nieuwvestiging niet wordt gehanteerd. De enkele vaststelling van het ontstaan van nieuwe geurhinder is al voldoende, los van de aanvaardbaarheid daarvan.
Het college heeft in het besluit van 3 mei 2019 ten onrechte niet onderkend dat artikel 3.140, eerste lid, van het Activiteitenbesluit door [eiseres] wordt overtreden.”
De rechtbank heeft hier uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven over het bestaan van een overtreding van artikel 3.140, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. [eiseres] en ook anderen hebben geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De last onder dwangsom is, zoals hiervoor al is geoordeeld, een (gewijzigd) vervolgbesluit in dezelfde procedure die is begonnen met het eerste handhavingsverzoek van de omwonenden. Het gevolg hiervan is dat de rechtbank bij de beoordeling van de last onder dwangsom moet uitgaan van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over het bestaan van een overtreding. Dat volgt uit de rechtspraak van de Afdeling over de zogenoemde Brummen-leer.
………………………………………………….
39. Als gevolg van de vernietiging van de last onder dwangsom door de rechtbank zou het college opnieuw een besluit moeten nemen over het handhavingsverzoek van de omwonenden. Dat heeft het college echter al vijf keer eerder geprobeerd, met de besluiten van 15 oktober 2018, 3 mei 2019, 10 februari 2022, 1 maart 2022 en 3 maart 2023. Deze vijf eerdere pogingen hebben niet tot een rechtmatige beslissing geleid, terwijl het handhavingsverzoek inmiddels meer dan 4,5 jaar geleden is ingediend. De rechtbank vindt dat het college nu genoeg kansen heeft gehad en dat er te veel tijd is verstreken. Dit is op de zitting besproken en het college heeft de rechtbank toen ook gevraagd om na een eventuele vernietiging van de last onder dwangsom een zo definitief mogelijke beslissing te geven over de handhaving. Dat zal de rechtbank doen, met inachtneming van de standpunten van alle partijen.
- Het geschil dat de rechtbank nog moet beslechten is beperkt tot de vraag welke herstelmaatregel in de op te leggen last onder dwangsom moet worden opgenomen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat een last zodanig duidelijk en concreet geformuleerd wordt dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over wat gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen.
…………………………………………………
44. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, door als beslissing op het bezwaar van de omwonenden een last onder dwangsom op te leggen, met als herstelmaatregel de sluiting van de inrichting.
45. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] redelijkerwijs een langere begunstigingstermijn moet krijgen om aan de last te voldoen. Het bedrijf moet immers de kans krijgen om haar bedrijfsproces aan te passen en om onderzoek te doen naar wat er – anders dan bedrijfssluiting – nodig en mogelijk is om nieuwe geurhinder te voorkomen. De rechtbank zal de begunstigingstermijn bepalen op drie maanden na de datum van deze uitspraak.
46. De rechtbank oordeelt ook dat de dwangsom die wordt verbonden aan het niet voldoen aan de last hoger moet zijn. De dwangsom moet immers een prikkel zijn om aan de last te voldoen. Het gevolg van de last is in het uiterste geval dat tot bedrijfssluiting overgegaan moet worden. De rechtbank is van oordeel dat de door het college vastgestelde dwangsom van €7.500,- daarvoor onvoldoende prikkel is. In overeenstemming met de notitie die de omgevingsdienst over deze casus heeft opgesteld, bepaalt de rechtbank de dwangsom op € 15.000,-, waarbij maximaal een keer in de vier weken een dwangsom wordt verbeurd, tot een maximum van € 30.000,-.
# ABRvS 6 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1375: Awb, Wm; vovo, handhaving, geluidhinder, padelbanen, Activiteitenbesluit, nieuw besluit (Rb Den Haag 21/4848)
4. Uit de aangevallen uitspraak volgt dat de rechtbank met het oog op de beoordeling van het beroep wat het aspect geluidhinder betreft de Stichting advisering bestuursrechtspraak (hierna: de Stab) als deskundige heeft benoemd. De Stab komt tot de conclusie dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat in de avondperiode sprake is van een grotere overschrijding van het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie, op de gevel van de woning van [wederpartij], dan op basis van de rapportage van de Omgevingsdienst Haaglanden is aangenomen. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen. Zij heeft, overeenkomstig het verslag van de Stab, overwogen dat er ten tijde van de meting geen sprake was van een representatieve bedrijfssituatie. De rechtbank volgt het standpunt van het college niet. Dat standpunt komt erop neer dat bij de beoordeling van de vraag in hoeverre het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt overschreden, uitsluitend zou moeten worden uitgegaan van de feitelijke situatie zoals deze was ten tijde van de geluidsmeting op 12 oktober 2020.
Verder volgt de rechtbank het verslag van de Stab, dat er kort gezegd op neerkomt, dat wanneer wordt uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie, waarin vier geoefende spelers continu van de banen gebruik maken, er sprake zal zijn van een grotere overschrijding van de geluidgrenswaarde voor de avondperiode dan de 3 dB(A) waarvan het college is uitgegaan bij de beslissing op het handhavingsverzoek. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de geluidsmeting van de Omgevingsdienst Haaglanden die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Gelet op de door de Stab berekende geluidsniveaus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanzienlijke overschrijding van het toegestane langtijdgemiddelde geluidsniveau voor de avondperiode en niet van een beperkte overschrijding zoals door het college is vastgesteld. Daarom kon het college volgens de rechtbank niet in redelijkheid volstaan met het geven van een waarschuwing, maar had het, gelet op de beginselplicht tot handhaving, direct handhavend moeten optreden.
…………………………………………………………….
5.1. De voorzieningenrechter begrijpt de uitspraak van de rechtbank zo dat het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen en dat het daarbij moet uitgaan van het door de Stab berekende geluidsniveau en niet van feitelijke geluidsmetingen. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat een handhavingsbesluit kan worden gebaseerd op een berekend geluidsniveau in plaats van op een feitelijk ter plaatse gemeten geluidsniveau, en ziet daarin reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangevallen uitspraak. De voorzieningenrechter zal daarom de uitspraak van de rechtbank schorsen op een wijze als in het dictum van deze uitspraak is aangegeven en een voorziening treffen die ertoe strekt dat het college een nieuw besluit neemt, op grond van een nieuw uit te voeren meting bij de woning van [wederpartij] van het geluid afkomstig van het tennispark en de daarvan deel uitmakende padelbanen. Zoals op de zitting ook aan de orde is geweest, moet die meting worden uitgevoerd met in achtneming van de Handleiding meten en rekening industrielawaai 1999 en moet die meting plaatsvinden op zodanige momenten en bij een zodanig gebruik van ook de padelbanen dat het geluid bij de woning van [wederpartij] in verband met een voor het tennispark representatief te achten bedrijfssituatie wordt gemeten. Voordat de meting wordt uitgevoerd, moet [wederpartij] in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. Bij het te nemen nieuwe besluit moet het college ook acht slaan op een impulstoeslag en eventuele correcties, zoals de bedrijfsduurcorrectie, en wat de Stab verder in dat verband in haar deskundigenverslag heeft opgemerkt. Nadat de meting heeft plaatsgevonden moet het college [wederpartij] in de gelegenheid stellen om op de resultaten ervan, inclusief de terzake toegepaste toeslagen en correcties, te reageren. Vervolgens moet het college een nieuw besluit nemen.
Als ten tijde van het nieuw te nemen besluit het aan het tennispark vergunde geluidsscherm van 3 m hoog is geplaatst, dan moet daarmee worden rekening gehouden. Datzelfde geldt voor eventueel aangepaste openingstijden van de padelbanen. Het college dient het nieuwe besluit uiterlijk binnen 3 m
* Rechtbank Den Haag 1 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3309: BW; taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter, ontvankelijkheid, verhogen snelheid van de slachtlijn, kwaliteit van keuringswerkzaamheden, publiekrechtelijke grondslag, CBb
4.4. De rechtbank stelt voorop dat de minister op grond van artikel 6.3 lid 2 in samenhang met artikel 6.2 lid 1 Wet dieren en artikel 2.4 lid 1, aanhef en onder g, Regeling dierlijke producten bevoegd is om te beslissen op aanvragen om ophoging van de bandsnelheid, die op grond van artikel 1 lid 4 van de Uitvoeringsverordening 2019/627 worden gedaan. De publiekrechtelijke grondslag om op deze aanvragen te kunnen beslissen, is neergelegd in artikel 12 lid 4 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627. De minister heeft deze bevoegdheid aan de NVWA gemandateerd. Daarmee is de NVWA bevoegd om te beslissen op het verzoek van Compaxo om de bandsnelheid te verhogen.
……………………………………….
4.6. Compaxo heeft betoogd dat er geen publiekrechtelijke grondslag is op grond waarvan de minister bevoegd is op een aanvraag tot verhoging van de bandsnelheid te beslissen onder verwijzing naar een drietal uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) van 23 augustus 20222. Het College heeft in die uitspraken geoordeeld dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de beslissingen van de minister over de aanmelding voor en de planning van keuringswerkzaamheden en dat die werkzaamheden feitelijk van aard zijn. In deze zaak gaat het echter over een door Compaxo gewenste toestemming van de NVWA voor het verhogen van de slachtsnelheid. Daarvoor bestaat wel een publiekrechtelijke grondslag. Beslissingen over de slachtsnelheid strekken verder dan beslissingen over werkzaamheden van feitelijke aard, want de snelheid van de slachtlijn wordt in de regelgeving direct gerelateerd aan voorschriften over voedselveiligheid en dierenwelzijn. Artikel 12 lid 4 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 bepaalt dat de snelheid van de slachtlijn voldoende moet zijn om post-mortemkeuringen mogelijk te maken en beslissingen over de slachtsnelheid raken dus mogelijk de kwaliteit van de keuringswerkzaamheden. De aan het CBb voorgelegde zaken zijn daarom niet vergelijkbaar met deze zaak.
4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Compaxo niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen.
STAB verzorgt de jurisprudentie voor STAB OGR updates
Martijn Jansen Schoonhoven, senior jurist omgevingsrecht bij de provincie Limburg, schreef een annotatie bij de uitspraken van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3910 en 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:283. Bij deze uitspraken ging het om de vraag of een beoogde verkeersmaatregel mag worden betrokken bij de beoordeling van de gevolgen van een bestemmingsplan. In de noot wordt ingegaan op de mogelijkheid om in dergelijke gevallen een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan op te nemen.