Weekoverzicht uitspraken omgevingsrecht
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3521: Awb, Wabo; vovo en kortsluiten, omgevingsvergunning afwijken bpl, warmtebuffer, kruimelgevallenregeling/hoofdgebouw, duurzaamheid, soortenbescherming/quickscan, UNESCO-werelderfgoed (Rb Midden-Nederland 23/522 en 23/523)
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3555: Awb, Wabo; omgevingsvergunning beperkte milieutoets, omzetting melkrundveehouderij in veehouderij vrouwelijk jongvee en geiten, bpl/grondgebonden agrarisch bedrijf, MER, gezondheidsrisico’s, advies GGD, VGO-rapporten, algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, EVRM, voorschriften, geur, V-stacks (Rb Noord-Nederland 20/734 en 20/757)
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3556: Awb, Wro; bpl, maximale bouwhoogte, planregels/dakterras, opdracht, termijn tussenuitspraak, gebrek niet hersteld, einduitspraak na tussenuitspraak
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3549: Awb, Wabo; afwijzing handhavingsverzoek, betonnen ringconstructies, vergistingsinstallatie, oprichtingsvergunning, bouwvergunning/ingetrokken, belanghebbende verzoek, concreet zicht op legalisatie, gedoogtermijn, handhavend optreden onevenredig (Rb Noord-Nederland 20/1090)
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3558: Awb, Wro, Wabo; bpl, omgevingsvergunning, gecoördineerde voorbereiding, woningbouw, overleg, bestemmingsplanprocedure, gemeentelijke inspraakverordening, beeldkwaliteitsplan, woningtypen, verkeer, verkeersveiligheid
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3562: Awb, Wro; bpl, herstel woonbestemming, schadevergoeding in natura, aantal woningen, huishoudens, samenwoonvorm, verleende bouwvergunning, gedragslijn/niet gewaarborgd in bpl
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3560: Awb, Wro; bpl, woningbouw, MER, gebiedsbescherming/relativiteitsvereiste, soortenbescherming/uitvoerbaarheid, flexibiliteit, borging groene karakter, behoud bosje/onvoldoende verzekerd, bouwmogelijkheden, woon- en leefklimaat, privacy, schaduw, geluid, uitzicht, bijgebouwen/regeling vergunningvrij bouwen, ontsluiting, alternatieven, verkeersgeneratie, verkeersveiligheid, lichthinder/inschijnende koplampen, EVRM, VNG-brochure/richtafstand, afwijkingsbevoegdheid/planologische aanvaardbaarheid
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3550: Awb, Wro, Wgh; bpl, besluit HGW, hyperscale datacenter, uitbreiding bestaand bedrijventerrein, procesbelang, voorbereidingsbesluit, wijziging Barro, financiële uitvoerbaarheid, eigenaar gronden, anterieure overeenkomst, minnelijke overeenstemming, terugtrekken initiatiefnemer
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3551: Awb, Wro; bpl, woningbouw, sloop/nieuwbouw, kerkgebouw, aanvulling zienswijze, noodzaak bpl, Didam-arrest, initiatief herontwikkeling kerk, verkeer, toename verkeersbewegingen, erftoegangsweg, lichthinder/koplampen, parkeren, gebiedsbescherming, stikstof/relativiteitsvereiste, gemeentelijke visie, soortenbescherming
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3552: Awb, Wro; wijzigingsplan, bedrijfsbestemming/woonbestemming, apk-garagebedrijf, bouw woning, ontsluitingsweg, besluit 6:19/uitspraak voorzieningenrechter, ligging voorgevel/aanduiding “gevellijn”, inrit, garage/klanten en leveranciers, afname aantal verkeersbewegingen
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3554: Awb, Wro; bpl, ondergrondse 150 kV-kabel, boomkwekerij, voorrangsregeling, beperkingen, agrarische activiteiten, bouwverbod/afwijkingsbevoegdheid, beoordelen wijzigen bodem/generieke uitzonderingsregeling, beplanting, drainage/normaal beheer en onderhoud, vergunningplicht, zakelijk recht
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3548: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, hoveniersbedrijf, milieucategorie, bestaand bedrijf, kruimelgevallenregeling, beleidsregels, geluid, verkeer, belangenafweging (Rb Midden-Nederland 22/587 en 22/588)
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3543: Awb, Wvw 1994; verkeersbesluit, eenrichtingsverkeer, feitelijke handeling/niet gericht op rechtsgevolg, deskundige, breedte rijbaan, richtlijnen CROW, verkeersintensiteit (Rb Oost-Brabant 21/2315)
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3553: Awb, Wro; bpl, verplaatsing en uitbreiding supermarkt, goede procesorde, overleg/bestemmingsplanprocedure, zienswijze/wetgever, verkeer, verkeersintensiteiten, verkeersstromen, CROW, verkeerscirculatieplan, vrachtverkeer, laden en lossen, lichthinder, overlast/handhaving openbare orde, gebiedsbescherming, stikstof/relativiteitsvereiste
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3546: Awb, Wm; handhaving, dwangsom, asbesthoudende platen, gecertificeerde asbestverwijderaar, zorgplicht/artikel 10.1 Wm, Asbestverwijderingsbesluit 2005, risicoklasse 2, zelf verwijderen/uitzondering Asbestverwijderingsbesluit, asbestvezels, hechtgebonden
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3547: afwijzing verzoek herroepen invorderingsbesluit en dwangsombesluiten, plaatsing chalet/zonder omgevingsvergunning, nieuw feit/4:6 Awb, bouwwerk/gebouw, nutsvoorzieningen, evident onredelijk/schade, goede procesorde (Rb Overijssel 23/625 en 23/626)
* Rechtbank Oost-Brabant 19 september 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4600: Awb, Wvw 1994; vovo, verkeersbesluit, geslotenverklaring, plaatsing verkeersborden/feitelijk handelen, snelheidsbeperkende maatregelen, parkeren, snelfietsroute
* Rechtbank Midden-Nederland 18 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4782: Awb, Wabo, Gmw; handhaving, dwangsom, bouwen zonder omgevingsvergunning, bijgebouw, concreet zicht op legalisatie, weigering omgevingsvergunning/termijnoverschrijding, overgangsrecht, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, evenredigheid
* ABRvS 15 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3507: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning bouwen, werktuigstalling, loods, beoogd gebruik/strijd bpl, melkveehouderij, paardenmelkerij, grasland, definitie agrarisch gebruik, paardenhouderij, wijzigingsplan in voorbereiding (Rb Gelderland 21/4135)
* Conclusie AG Kokott 14 september 2023, ECLI:EU:C:2023:680; verzoek prejudiciële beslissing, Richtlijn 2003/4/EG; milieu-informatie, Verdrag van Aarhus, statistische bosinventarisatie, locatie permanente proefvlakken, milieu-informatie, uitzonderingen, internationale betrekkingen
* Rechtbank Gelderland 14 september 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:5161: Awb, Wabo, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, viswinkel, horeca/nuttigen van vis, concreet zicht op legalisatie, evenredigheid, gelijkheidsbeginsel, hoogte dwangsom
* ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3441: Awb, Wm; vovo, afwijzing handhavingsverzoek, dumpen afvalzakken, gemeentelijke afvalstoffenverordening, opdracht handhavend optreden/te verstrekkend, maatregelen beperken overlast, voorlichting bewoners
* ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3440: Awb, Wro; vovo, bpl, verplaatsing bouwvlak/woning, provinciale verordening, structuurvisie, beeldkwaliteitseisen, walnotenboom, belangenafweging, uitzicht
* Rechtbank Gelderland 13 september 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:5140: BW; verzet, dwangbevel, vierde trance Awb, petitum, staking tenuitvoerlegging, nietigheid, executiegeschil, stelplicht, noodtoestand, misbruik van bevoegdheid
* Rechtbank Noord-Nederland 13 september 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3824: Awb, Wabo, Wnb; omgevingsvergunning milieu (revisievergunning), energiecentrale, aanvragen natuurvergunning, NOx, referentiesituatie, natuurvergunning/laagste emissie, intern salderen, vergunde situatie/feitelijke situatie, transportbewegingen, AERIUS
* Rechtbank Noord-Nederland 13 september 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3823: Awb, Wabo; omgevingsvergunning milieu (revisievergunning), energiecentrale, strengere emissiegrenswaarden, BBT, IPPC-installatie, zwaveldioxide, ZZS, REACH, bewijslast/technische en financiële haalbaarheid, koolwaterstoffen, BREF, meetverplichting, grote stookinstallatie, overgangstermijn, geurbeheersplan
* Rechtbank Amsterdam 13 september 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5777: Awb, Wvw 1994; vovo, verkeersbesluit, zonale geslotenverklaring, uitzondering autobussen, belangenafweging, alternatieve op- en afstapplekken, zwaarwegende maatschappelijke belangen, vertrouwensbeginsel
* Conclusie Raadsheer Advocaat-Generaal 7 september 2023, ECLI:NL:CBB:2023:476: Awb; overschrijding bezwaar- en beroepstermijn, verschoonbaarheid, 6:6 Awb, 6:11 Awb, rechtszekerheid, rechtsmiddelvoorlichting, EVRM, Unierecht, WRR-rapport, Wet versterking waarborgfunctie Awb, doenvermogen, ambtshalve toetsing, twee- en meerpartijengeschillen, ruimhartiger toepassing/vuistregels
* Rechtbank Limburg 7 september 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:5294: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, terrasoverkapping, vergunningvrij, achtererfgebied, gemeentelijk beleid, gelijkheidsbeginsel
* Rechtbank Rotterdam 7 september 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:8254: BW; kort geding, vordering verbod/verkoop percelen, openbare selectieprocedure, Didam-arrest, enige serieuze gegadigde, beleidsstukken, herinrichting algemene ruimte, snippergroen, aangrenzende percelen
* Rechtbank Gelderland 6 september 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:5114: BW; anterieure overeenkomst, nakoming, aanhelen muur, plaatsing brandtrap, inrichten groenstroken, juridisch afdwingbare verbintenis
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6365: Awb, Waterwet; gedeeltelijke verlening en weigering/watervergunning, herinrichting jachthaven, Keur, regionale waterkering, beschermingszone, legger, beleidsregels, stabiliteit oever, scheepvaartverkeer, Scheepvaartverkeerswet
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6280: Awb, Wabo; niet tijdig bekendmaken omgevingsvergunning van rechtswege, survivalrunbaan, voorbereidingsprocedure, geen omgevingsvergunning van rechtswege/uov, ex tunc/ex nunc, extensief recreatief medegebruik, strijd bouwregels, geen kruimelgevallenregeling, onderdeel 9/buitengebied, onderdeel 11/geen tijdelijke vergunning aangevraagd
* Rechtbank Den Haag 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13019: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning bouwen, vervangen gemetselde penant/stalen kolom, Bouwbesluit 2012, berekeningen, belangenafweging
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6276: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, dakopbouw, welstandsadvies, aanlevering stukken bezwaarfase, beleidsregel/omgevingsdialoog, bouwmogelijkheden bpl, uitzicht bomen, vrij uitzicht, stedelijke omgeving, alternatief, carport vergund/niet aangevraagd
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6274: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, verbouwen berging, goothoogte, bebouwde oppervlakte, uitleg peil, (zon)licht, uitzicht, afschuiningshoek, beleidsregels, begrip “topgevels”/algemeen spraakgebruik, begrippen bpl, zolder/bouwlaag
* Rechtbank Midden-Nederland 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4599: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, woningbouw, vvgb, amendement, vvgb afgegeven voor ander plan dan voorgelegd, bevoegdheid gemeenteraad, stelsel Wabo, duidelijke relatie aanvraag/al dan niet afgeven vvgb, voorschriften
* Rechtbank Midden-Nederland 30 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4493: BW; verklaring voor recht, onrechtmatig handelen gemeente, dwangsombesluit, causaal verband, conditio sine qua non/beëindiging huurovereenkomsten, omvang schade, kosten, sloop badkamers en keukens, huurderving, wederverhuur, adviseurskosten, advocaatkosten/Besluit proceskosten bestuursrecht, reputatieschade, eigen schuld
* Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 29 augustus 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2752: BW; uitleg koopovereenkomst, asbestsaneringsplicht, Haviltex, asbestinventarisatie, klachtplicht, saneringswerkzaamheden, kosten
* Rechtbank Midden-Nederland 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4458: Awb, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, bestuursdwang, drijvende objecten, havenverordening, verbod afmeren boten, overtreder/eigenaar, vertrouwensbeginsel, evenredigheid, begunstigingstermijn, zorgvuldigheid, vooringenomenheid
* Rechtbank Den Haag 17 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12879: Awb, Wabo, Gmw; afwijzing handhavingsverzoek, onzelfstandige bewoning, preventief handhavend optreden
* Rechtbank Den Haag 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10416: Awb, Wnb; vovo en kortsluiten, weigering handhavend optreden, uitbreiding varkensstal, evenredigheid handhavend optreden, natuurbelangen/natuurdoelanalyse, stikstofuitstoot, advies Ecologische autoriteit, bedrijfsbelangen/kosten, concreet zicht op legalisatie
* Rechtbank Gelderland 26 juni 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3623: Awb; vovo, afwijzing handhavingsverzoek bouwwerkzaamheden, voormalig sanatorium, rijksmonument, tuin, kaartje tuinhistorische waardestelling, redengevende omschrijving, www.rijksmonumentenregister.nl, kadastrale percelen, artikel 2/artikel 4a bijlage II Bor
* Gerechtshof Den Haag 13 juni 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1815: BW; schadestaatprocedure, woonbestemming, omvang gemiste kans, onthouden goedkeuring GS, streekplan, marktwaarde, ontwikkelkosten, deskundigenkosten
* Rechtbank Amsterdam 17 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3108: Awb, Woningwet; warmteplan, Bouwbesluit 2012, aansluitplicht, besluit/rechtsgevolg, concretiserend besluit van algemene strekking, inwerkingtreding, minimumnorm energiezuinigheid, bescherming milieu, exploitanten, projectontwikkelaars, niet-ontvankelijkheidverklaring/proceskosten, rechtsmiddelenverwijzing, verwijtbaarheid zijde verweerder, rechtstreeks beroep/onjuist standpunt
# = betrokkenheid STAB
! = (nog) niet gepubliceerd
Bijzondere overwegingen
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3555: Awb, Wabo; omgevingsvergunning beperkte milieutoets, omzetting melkrundveehouderij in veehouderij vrouwelijk jongvee en geiten, bpl/grondgebonden agrarisch bedrijf, MER, gezondheidsrisico’s, advies GGD, VGO-rapporten, algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, EVRM, voorschriften, geur, V-stacks (Rb Noord-Nederland 20/734 en 20/757)
4.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraken van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1301, en van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:581, bevatten de VGO-rapporten I, II en III 2018 geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de oorzaak van gezondheidsrisico’s bij omwonenden van geitenhouderijen. (…) Dergelijke inzichten volgen tot slot ook niet uit het advies van de GGD Groningen van 29 april 2019. In dit één pagina tellende advies staat slechts dat er binnen een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogd risico op longontsteking is aangetoond, dat de oorzaak daarvan nog onduidelijk is en dat er vervolgonderzoek loopt om de mogelijke oorzaak te achterhalen. Op basis daarvan wordt het advies gegeven om uit voorzorg terughoudend te zijn met de nieuwvestiging van geitenhouderijen nabij gevoelige bestemmingen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, mocht het college zich op het standpunt stellen dat eventuele gezondheidsrisico’s voor de omwonenden van de veehouderij geen aanleiding geven dat een MER moet worden gemaakt, aangezien algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over die gezondheidsrisico’s ontbreken. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de indicatie dat zich gezondheidseffecten kunnen voordoen, het college aanleiding had moeten geven om een MER te verlangen. Het bestaan van enkel een indicatie dat zich gezondheidseffecten kunnen voordoen, is onvoldoende voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen MER hoeft te worden gemaakt. De rechtbank is er ook ten onrechte van uitgegaan dat de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018 vergelijkbaar is met de situatie die in deze procedure aan de orde is. (…) Daarom had het bevoegd gezag besloten dat een MER moest worden gemaakt en had het de gevraagde OBM geweigerd. Het oordeel van de Afdeling in die zaak, dat het bevoegd gezag in dat geval mocht besluiten dat een MER moest worden gemaakt, betekent niet dat het bevoegd gezag dat in die situatie ook had moeten besluiten. Uit die uitspraak kan dan ook niet worden afgeleid dat het college in de situatie die in deze procedure aan de orde is, had moeten besluiten dat een MER moet worden gemaakt. Het betoog slaagt.
6.2. De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3820, overwogen dat het verbinden van voorschriften aan een OBM alleen mogelijk is indien die voorschriften zijn te herleiden tot de aanmeldingsnotitie. (…)
6.3. In de uitspraak van 13 november 2019 wordt de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7.20a van de Wet milieubeheer (Kamerstukken II 2015-2016, 34 287, nr. 3, onderdeel H, blz. 26) aangehaald waarin staat dat als naar aanleiding van de m.e.r.-beoordeling is beslist dat er geen MER hoeft te worden gemaakt mits er bepaalde maatregelen worden uitgevoerd, er met betrekking tot die maatregelen op grond van artikel 7.20a wel voorschriften aan de OBM kunnen worden verbonden. Dat is in afwijking van het bepaalde in artikel 5.13a van het Bor. De Afdeling heeft vervolgens overwogen dat met artikel 7.20a is beoogd om enkel die maatregelen als voorschrift aan de OBM te verbinden die in de mededeling als bedoeld in artikel 7.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer zijn genoemd. Die mededeling is in dit geval de aanmeldingsnotitie van Rombou. Op grond van het vierde lid van artikel 7.16 kan degene die de activiteit wil ondernemen bij die mededeling een beschrijving verstrekken van de kenmerken van de voorgenomen activiteit en van de geplande maatregelen om waarschijnlijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen. Het voorgaande betekent in dit geval dat het college enkel voorschriften aan de OBM kon verbinden als er in de aanmeldingsnotitie van Rombou maatregelen worden beschreven die Kannes van plan is te nemen om waarschijnlijke belangrijke gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen én als het voor het standpunt van het college dat geen MER hoeft te worden gemaakt, van belang was dat die maatregelen worden genomen. In dat geval kon het college op grond van artikel 7.20a enkel die maatregelen als voorschrift aan de OBM verbinden en moest het dat ook doen. In de aanmeldingsnotitie van Rombou en de bijlagen daarbij zijn geen maatregelen ter voorkoming of beperking van gezondheidsrisico’s beschreven. Ter beperking van andere milieugevolgen zijn wel maatregelen beschreven die Kannes van plan is te nemen, maar die zijn niet van belang geweest voor het besluit van het college dat geen MER hoeft te worden gemaakt. In de aanmeldingsnotitie wordt geconcludeerd dat samengevat kan worden gesteld dat de aspecten geur, ammoniak, luchtkwaliteit, natuur en volksgezondheid relevante aspecten zijn en dat uit de informatie uit de bijlagen blijkt dat deze aspecten geen probleem vormen voor het voorliggende project. Het college komt in zijn m.e.r.-beoordeling tot de conclusie dat uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Die conclusie is niet afhankelijk van de omstandigheid dat bepaalde in de aanmeldingsnotitie beschreven maatregelen worden genomen. Gelet hierop is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 7.20a, zodat het college er terecht van is uitgegaan dat het geen voorschriften kon verbinden aan de OBM. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend. Het betoog slaagt.
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3549: Awb, Wabo; afwijzing handhavingsverzoek, betonnen ringconstructies, vergistingsinstallatie, oprichtingsvergunning, bouwvergunning/ingetrokken, belanghebbende verzoek, concreet zicht op legalisatie, gedoogtermijn, handhavend optreden onevenredig (Rb Noord-Nederland 20/1090)
6. HoSt Klazienaveen betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Patio Plants belanghebbende is bij haar verzoek om handhaving. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 15 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1671) wordt belanghebbendheid bij besluiten krachtens de Wabo in beginsel aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijk gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet, of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. In dit geval ligt tussen het perceel van Patio Plants en het perceel met de bouwwerken een smalle weg. Gelet daarop en op de aard van die weg, is de Afdeling van oordeel dat het perceel van Patio Plants gelijk gesteld kan worden met een aangrenzend perceel. De Afdeling is verder van oordeel dat aannemelijk is dat ter plaatse van het perceel van Patio Plants feitelijke gevolgen van de vergisters zich kunnen voordoen, zodat ervan kan worden uitgegaan dat deze gevolgen van enige betekenis zijn. De rechtbank heeft Patio Plants daarom terecht als belanghebbende aangemerkt.
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3560: Awb, Wro; bpl, woningbouw, MER, gebiedsbescherming/relativiteitsvereiste, soortenbescherming/uitvoerbaarheid, flexibiliteit, borging groene karakter, behoud bosje/onvoldoende verzekerd, bouwmogelijkheden, woon- en leefklimaat, privacy, schaduw, geluid, uitzicht, bijgebouwen/regeling vergunningvrij bouwen, ontsluiting, alternatieven, verkeersgeneratie, verkeersveiligheid, lichthinder/inschijnende koplampen, EVRM, VNG-brochure/richtafstand, afwijkingsbevoegdheid/planologische aanvaardbaarheid
8.2. (…) Door de raad is naar voren gebracht dat ten behoeve van dit project in het verleden al bestemmingsplannen zijn vastgesteld, die voorzagen in een deel van dit stedelijk ontwikkelingsproject en waaraan het MER Waalsprong ten grondslag is gelegd. [appellant sub 2], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6A] en [appellant sub 7] hebben dit niet betwist. Naar het oordeel van de Afdeling kan het hier aan de orde zijnde bestemmingsplan niet worden aangemerkt als het eerste ruimtelijke besluit dat voorziet in een deel van de activiteit, in dit geval het stedelijk ontwikkelingsproject, waarvoor een besluit-mer-beoordelingsplicht geldt. Die mer-beoordelingsplicht was gekoppeld aan het eerste bestemmingsplan dat in het stedelijk ontwikkelingsproject De Waalsprong voorzag en niet aan het voorliggende bestemmingsplan. De besluit-mer-plicht voor het stedelijk ontwikkelingsproject De Waalsprong is uitgewerkt en wat hierover in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer is bepaald, kan niet aan de orde komen in deze procedure. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 28 mei 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD2641, onder 2.4.2.2, 17 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI8468, onder 2.5.3 en 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2218, onder 5.1 (…)
15.1. Het behoort tot de beleidsruimte van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Of een in een bepaald opzicht flexibele bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, moet per geval op basis van de feiten en omstandigheden die zich voordoen worden beoordeeld. Gelet op de in de verbeelding opgenomen maatvoering met maximale bouw- en goothoogten en de in artikel 11.2.2 opgenomen specifieke bouwregels is voldoende duidelijk in welke omvang er bebouwing mogelijk is. (…) Ondanks de globale wijze van bestemmen is de flexibiliteit door deze randvoorwaarden beperkt en is de raad de grenzen van de hem toekomende beleidsruimte naar het oordeel van de Afdeling niet te buiten gegaan. Het bestemmingsplan is in zoverre niet in strijd met de rechtszekerheid. (…)
24.2. (…) Wat betreft de mogelijkheid om op grond van artikel 11.2.2, onder B, van de planregels bijgebouwen op te richten tot aan de perceelgrens met een maximale bouwhoogte van 5 m ligt dit anders. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het bieden van die mogelijkheid in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat deze mogelijkheid, zoals door de raad is gesteld, aansluit bij de regeling voor vergunningvrij bouwen in artikel 2, onderdeel 3, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is daarvoor onvoldoende. Daarmee is immers niet toegelicht waarom de raad niet heeft volstaan met die reeds uit de wet voortvloeiende mogelijkheid maar in plaats daarvan een aanvullende bouwmogelijkheid in het plan heeft verkozen. Omdat de raad heeft nagelaten deugdelijk te motiveren waarom hij deze in de planregels neergelegde mogelijkheid ruimtelijk aanvaardbaar vindt, is het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb vastgesteld.
* ABRvS 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3550: Awb, Wro, Wgh; bpl, besluit HGW, hyperscale datacenter, uitbreiding bestaand bedrijventerrein, procesbelang, voorbereidingsbesluit, wijziging Barro, financiële uitvoerbaarheid, eigenaar gronden, anterieure overeenkomst, minnelijke overeenstemming, terugtrekken initiatiefnemer
2.1. Anders dan de raad stelt, hebben appellanten procesbelang bij een beoordeling van hun beroep. Het plan maakt namelijk de realisatie van een datacenter juridisch mogelijk en de komst daarvan is niet volledig uitgesloten. Meta/Facebook heeft er weliswaar van afgezien, maar de planregels sluiten niet uit dat een andere initiatiefnemer het plan zou kunnen realiseren. De omstandigheden dat door de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een voorbereidingsbesluit is genomen en dat een ontwerpbesluit algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) in verband met instructieregels voor zogenoemde hyperscale datacentra is gepubliceerd, leiden niet tot een ander oordeel. Een voorbereidingsbesluit geldt namelijk maar tijdelijk en het Barro kan weer worden gewijzigd. Daarmee is het procesbelang gegeven.
3.1. Vaststaat dat de gemeente en initiatiefnemer van het datacenter geen eigenaar zijn van de benodigde gronden. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Hierin staat dat met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst is gesloten en dat het kostenverhaal hiermee is verzekerd. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad er op het moment van het vaststellen van het plan echter niet zonder meer van uitgaan dat geen gerede twijfel bestond over de uitvoerbaarheid van het plan. Uit de stukken blijkt namelijk dat de overeenkomst is gesloten tussen de gemeente, de provincie Flevoland en Polder Networks. De Staat is kennelijk geen deelnemer in de genoemde overeenkomst, terwijl die een groot deel van de betreffende gronden in eigendom heeft. Op het moment van de vaststelling van het plan was er ook geen zekerheid dat de Staat de gronden zou verkopen. De raad heeft verder niet duidelijk gemaakt welke afspraken zijn gemaakt en of hij wel verwachtte minnelijke overeenstemming met de Staat te kunnen bereiken. Gelet hierop berust het besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering. De omstandigheid dat de initiatiefnemer zich nadien heeft teruggetrokken uit het project en het datacenter in ieder geval niet meer door de initiatiefnemer zal worden gerealiseerd, bevestigt in zoverre ook dat onvoldoende vaststaat dat het plan uitvoerbaar is. Het betoog slaagt.
* Rechtbank Noord-Nederland 13 september 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3823: Awb, Wabo; omgevingsvergunning milieu (revisievergunning), energiecentrale, strengere emissiegrenswaarden, BBT, IPPC-installatie, zwaveldioxide, ZZS, REACH, bewijslast/technische en financiële haalbaarheid, koolwaterstoffen, BREF, meetverplichting, grote stookinstallatie, overgangstermijn, geurbeheersplan
6.5. De rechtbank stelt voorop dat het in dit geval gaat om een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is vereist. In dit kader moet worden beoordeeld of op grond van artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden ten aanzien van stoffen waar het Activiteitenbesluit op van toepassing is. Gelet op artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo worden dergelijke voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden indien de voorschriften uit het Activiteitenbesluit niet toereikend zijn en andere voorschriften nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder in dit geval niet bevoegd was om voorschriften te stellen, overweegt de rechtbank dat dit op een onjuiste lezing van artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo berust. Ingevolge artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo kunnen, voor zover met betrekking tot de activiteit algemeen verbindende voorschriften gelden, de voorschriften die aan de vergunning worden verbonden daarvan alleen afwijken voor zover dat bij die regels is toegestaan. In afwijking van de eerste volzin worden aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo met betrekking tot een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort, voorschriften verbonden die afwijken van de algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in de eerste volzin, voor zover met die voorschriften niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het tweede of derde lid van artikel 2.14 van de Wabo. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat tot de inrichting van eiseres een IPPC-installatie behoort. Gelet hierop volgt uit artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder in dit geval in beginsel bevoegd was tot het stellen van voorschriften die afwijken van de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften ten aanzien van emissiegrenswaarden, indien en voor zover met die voorschriften niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het tweede of derde lid van artikel 2.14 van de Wabo. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat door middel van een toelichting op een ministeriele regeling deze aan verweerder op grond van een wet in formele zin toekomende wettelijke bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo, niet kan worden ingeperkt. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 5.5 van het Bor niet volgt dat verweerder geen emissiegrenswaarden kan vaststellen die aan de onderkant van de BBT-range zijn gelegen, of zelfs daaronder liggen. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat artikel 5.5 van het Bor, in navolging van de RIE, enkel een bovengrens voor emissiegrens-waarden bevat: deze mogen (in beginsel) niet hoger zijn dan de emissiegrenswaarden uit de BBT-conclusies. Evenmin kan uit de door eiseres aangehaalde uitspraken van de AbRvS van 30 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU6363), 21 maart 2012 (ECLI:NL:RVS:2012: BV9479 en 23 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BY9234) worden afgeleid dat indien een emissie binnen de BBT-range valt altijd sprake is van de toepassing van BBT en dat het bevoegde gezag niet de bevoegdheid heeft tot het hanteren van een strengere emissie-grenswaarde. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de BBT-range van de RIE een ondergrens aangeeft, gelet op de formulering dat ‘ten minste’ in de inrichting de BBT worden toegepast. De rechtbank is van oordeel dat het in artikel 2.14 van de Wabo opgenomen beoordelingskader voor de omgevingsvergunning milieu zich niet expliciet verzet tegen de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om een vergunning te verlenen met strengere emissiegrenswaarden dan in de aanvraag zijn opgenomen, ook niet als de aangevraagde waarden vallen binnen de BBT-range van een BBT-conclusie. Nog daargelaten de vraag of de door eiseres hiervoor aangehaalde uitspraken van de AbRvS in dit geval onverkort van toepassing zijn, leidt de rechtbank uit voormelde uitspraken af dat het bevoegd gezag ervan uit kon gaan dat de desbetreffende inrichtingen toepassing gaven aan de BBT, omdat de aan de toegepaste technieken gekoppelde emissiegrenswaarden vielen binnen de BBT-range en dat het bevoegd gezag daarom niet verplicht was om een strengere emissiegrenswaarde vast te stellen. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat uit het provinciale milieubeleidsplan blijkt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat aan de onderkant van de BBT-range wordt vergund voor wat betreft de emissiegrenswaarden. Gelet op artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, van de Wabo dient verweerder rekening te houden met dit uitgangspunt in het kader van de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning milieu en kan daarvan enkel gemotiveerd worden afgeweken. Die afwijking kan in het bijzonder aangewezen zijn ingeval de opgelegde norm voor de inrichting technisch of economisch niet haalbaar is. Gelet op de voorgaande overwegingen bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder onder de geschetste omstandigheden niet bevoegd is om strenger te vergunnen dan de door eiseres aangevraagde geassocieerde emissieniveaus. Deze grond van eiseres slaagt niet.
7.7. Uit vaste jurisprudentie van de AbRvS, onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2019: 1575, volgt dat het bevoegde gezag op basis van artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo strengere voorschriften aan de omgevingsvergunning kan verbinden, indien de voorschriften uit het Activiteitenbesluit niet toereikend zijn en andere voorschriften nodig worden geacht in het belang van het milieu (vgl. AbRvS, 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1575, Nota van Toelichting (NvT) bij het Besluit strekkende tot implementatie van de RIE (Stb. 2012/ 552, p. 35 en p. 44-45 en Stb. 2019/170, p. 8-9).
7.8. Uit het bestreden besluit leidt de rechtbank af dat verweerder gebruik heeft gemaakt van de hem op grond van artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo toekomende bevoegdheid om in afwijking van de toepasselijke bepaling van het Activiteitenbesluit een strengere emissiegrenswaarde voor zwaveldioxide vast te stellen en op te leggen. Blijkbaar heeft verweerder met het bestreden besluit objectief getracht om de BBT voor deze installatie binnen de inrichting van eiseres en de daarbij behorende emissiegrenswaarden vast te stellen. In dit verband overweegt de rechtbank dat indien verweerder gebruik maakt van de hem toekomende bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.22, vijfde lid, van de Wabo, in dat geval de bewijslast op hem rust om aannemelijk maken dat de BBT-technieken technisch en financieel haalbaar zijn binnen de door eiseres aangevraagde installatie binnen de inrichting. Naar het oordeel van de rechtbank is in het bestreden besluit onvoldoende tot uitdrukking gebracht dat de door verweerder genoemde BBT-technieken technisch en financieel haalbaar zijn. (…) Om die reden is het beroep van eiseres gegrond en komt voorschrift 6.1.2 van de omgevingsvergunning in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
8.4. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 2.4, tweede lid, van het Activiteitenbesluit voortvloeit dat op eiseres de inspanningsverplichting rust om bij de vormgeving van haar inrichting waarvoor zij een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend, die inrichting zodanig te ontwerpen dat de uitstoot van ZZS zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd. De rechtbank wijst er daarbij op dat artikel 2.4, tweede lid, van het Activiteitenbesluit primair verlangt dat de uitstoot van ZZS zo veel mogelijk wordt voorkomen. Het ligt op de weg van verweerder om aan de hand van de aanvraag vervolgens te onderbouwen waarom hij de emissie van de ZZS toestaat en daarbij hogere emissie-grenswaarden toestaat dan de ondergrens in de BBT-conclusies. Op grond van de strekking van artikel 2.4, tweede lid, van het Activiteitenbesluit rust daarbij op verweerder een verzwaarde motiveringsplicht waarbij niet kan worden volstaan met de enkele constatering dat de emissies voortvloeien uit het door eiseres gekozen ontwerp van de installatie en dat de aangevraagde emissies binnen de door de BBT-conclusies gegeven grenswaarden blijven. De rechtbank overweegt verder dat indien verweerder in het kader van de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu (revisie) een vermindering van de emissie van een ZZS wenst voor te schrijven ten opzichte van de bestaande en aangevraagde situatie, verweerder deugdelijk dient te motiveren waarom die reductie volgens verweerder haalbaar is.
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6365: Awb, Waterwet; gedeeltelijke verlening en weigering/watervergunning, herinrichting jachthaven, Keur, regionale waterkering, beschermingszone, legger, beleidsregels, stabiliteit oever, scheepvaartverkeer, Scheepvaartverkeerswet
6.7 De rechtbank stelt voorop dat verweerder de aanvraag om een watervergunning redelijkerwijs heeft kunnen toetsen aan artikel 3, eerste lid, onder a, b en c, van de Scheepvaartverkeerswet. De Waterwet bevat geen afstemmingsregeling met de Svw, maar naar het oordeel van de rechtbank bestaat wel een relatie tussen de doelstellingen van de Waterwet en het vaarwegbeheer. De toepassing van de Waterwet is immers mede gericht op de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) leidt de rechtbank af dat het gebruik van het watersysteem door scheepvaart als een dergelijke maatschappelijke functie moet worden gezien. Gelet daarop kan een watervergunning redelijkerwijs worden geweigerd vanwege onverenigbaarheid met de doelstellingen uit artikel 2.1 van de Waterwet, wanneer de activiteit in strijd kan worden geacht met de Scheepvaartverkeerswet.
* Rechtbank Midden-Nederland 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4599: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, woningbouw, vvgb, amendement, vvgb afgegeven voor ander plan dan voorgelegd, bevoegdheid gemeenteraad, stelsel Wabo, duidelijke relatie aanvraag/al dan niet afgeven vvgb, voorschriften
11. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier de volgende gang van zaken blijkt. De aanvankelijke aanvraag is van 20 oktober 2020. Die aanvraag gaat over de bouw en het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van 38 woningen. (…) De rechtbank heeft de onderliggende stukken niet, maar neemt aan dat de aanvraag dus na terinzagelegging is gewijzigd, in die zin dat het plan 34 woningen omvat. Dit voorstel is geagendeerd voor de raadsvergadering van 15 november 2022. Vervolgens is er tijdens de raadsvergadering van 15 november 2022 een amendement ingediend voor het afgeven van een vvgb. Ook uit het amendement valt op te maken dat het aan de gemeenteraad voorgelegde plan de bouw van 34 woningen behelst, waarvan 16 sociale koopwoningen. In het amendement wordt voorgesteld in afwijking daarvan een vvgb af te geven voor de bouw van maximaal 32 woningen, zodat de 14 sociale koopwoningen een minimale oppervlakte hebben van 55 m2 per woning. De gemeenteraad heeft daarna het besluit genomen om overeenkomstig het amendement een vvgb af te geven voor maximaal 32 woningen, waarvan minimaal 14 sociale koopwoningen die een minimale oppervlakte van 55 m2 per woning moeten hebben. De rechtbank constateert dat de gemeenteraad daarmee een vvgb heeft afgegeven voor een ander plan dan aan de gemeenteraad was voorgelegd.
12. De vraag is vervolgens of de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om zelfstandig een bouwplan of aanvraag te wijzigen en dan voor dat gewijzigde plan een vvgb af te geven. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraad die bevoegdheid niet heeft. De rechtbank overweegt dat in het stelsel van de Wabo geen ruimte is voor een beslissing over een omgevingsvergunning anders dan conform een daartoe strekkende aanvraag. Dit geldt niet alleen voor het college, dat als bevoegd gezag op de aanvraag beslist. Dit geldt ook voor de gemeenteraad als vvgb-orgaan. Uit het systeem van de wet volgt dat de gemeenteraad bij de beslissing om een vvgb te verlenen niet mag afwijken van de aanvraag zoals die aan de raad is voorgelegd. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de relatie tussen artikel 2.27 van de Wabo, artikel 3.11 van de Wabo en artikel 6.5 van het Bor. Op grond van artikel 2.27 van de Wabo wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. De gemeenteraad moet dus geen bedenkingen hebben tegen de omgevingsvergunning en zoals hiervoor al aangegeven kan een omgevingsvergunning alleen worden verleend conform een daartoe strekkende aanvraag. De rechtbank ziet daarin een duidelijke relatie tussen de aanvraag en het al dan niet afgeven van een vvgb. Ook uit artikel 3.11 van de Wabo volgt dat de gemeenteraad niet van de aanvraag mag afwijken. (…) Tot slot volgt uit artikel 6.5 van het Bor dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend als de aanvraag betrekking heeft op een ‘grote’ afwijking van het bestemmingsplan – zoals in deze zaak aan de orde is – dan nadat de gemeenteraad heeft aangegeven dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. Ook daaruit volgt dat de gemeenteraad ten aanzien van de aanvraag en de daarop volgende omgevingsvergunning moet beoordelen of een vvgb kan worden verleend.
13. Uit het voorgaande volgt dat de gemeenteraad moet beslissen op het plan zoals dat aan hem is voorgelegd. De gemeenteraad kan eventueel in het kader van een goede ruimtelijke ordening vragen om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning, maar de gemeenteraad kan niet uit zichzelf een (bouw)plan aanpassen. In dit geval zit er een aanvraag voor 38 woningen in het dossier en is er aan de gemeenteraad een voorstel voorgelegd voor het weigeren van een vvgb voor 34 woningen. De gemeenteraad heeft daarna op eigen initiatief de vvgb ten behoeve van het plan gewijzigd naar maximaal 32 woningen en heeft daarbij ook de oppervlaktes van de sociale koopwoningen aangepast. Naar het oordeel van de rechtbank is de gemeenteraad hiermee buiten zijn bevoegdheid getreden. De vvgb is daarmee onrechtmatig. De beroepsgrond slaagt.