Peter Willems
‘Ik zit hier helemaal op mijn plek’

Mister Planschade begon zijn carrière bij Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) in Rotterdam, een stichting die gemeenten in schadezaken adviseert. Na vier jaar stapte hij over naar STAB. Dat zag hij als een promotie; niet in functie, maar wel verder in de procedure. ‘Ik mag vaak alle beroepsgronden wegen, het schadebedrag adviseren en zelfs de vraag behandelen in welke mate benadeelde de ontstane schade zelf heeft te dragen.’

 

 

‘Die bloemkool heb ik geweigerd’

‘Binnen STAB doe ik, naast zaken in de sfeer van cultureel erfgoed, voornamelijk planschades. Vandaar die alias Mister Planschade. Je kunt ook zeggen: vakidioot. Het mooiste aan mijn werk vind ik dat ik in een geschil ook echt iets kan bijdragen door de rechter op een heldere en goed onderbouwde manier te adviseren. Er wordt wel gezegd dat we ons advies schrijven voor de rechter. Dat is natuurlijk zo. Maar het gaat om het belang van partijen. Die moeten mijn advies kunnen begrijpen om ook argumenten aan te kunnen dragen als ze het niet met mij eens zijn. Daarom licht ik mijn advies altijd ruim toe. Ik wil dat mensen goed voor hun belang kunnen opkomen.

Daar gaat het mij om: kom maar op voor je belang! Je mag het altijd anders zien dan ik het zie. Het is ook nooit zwart-wit. Elementen als causaal verband en vergoedbaarheid van schade zijn voor interpretatie vatbaar. Ik volg daarin de rechtspraak, maar het is nooit uit te sluiten dat een rechter alsnog besluit om een beroepsgrond of een argument van een burger of gemeente te erkennen. Dat ervaar ik dan niet als een afgang, maar is nou juist de taak van de rechter. De rechter volgt ons omdat wij ter zake kundig zijn. De rechter moet ook wel van goeden huize komen om daar iets anders van te vinden. Maar als de rechter dat doet, zie ik dat niet als een nederlaag voor STAB. Ik adviseer, de rechter spreekt recht.

Buitenbeentje
‘Toen ik bij STAB kwam werken, maakte de organisatie, althans de sectie ruimtelijke ordening waar ik terecht kwam, op mij de indruk van een herenclub. Heel beschaafd. Iedereen werkte stoïcijns en solistisch aan de abstracte ‘afweging van belangen’. Kritiek uiten op elkaar was not done. Ik vond het heel erg Haags. Onder Wuisman kwamen meer vrouwen bij STAB werken, en ging de gemiddelde leeftijd van de adviseurs omlaag. Ondertussen gingen RO en Milieu meer samenwerken. Maar ook in die gemengde teamstructuur van ruimtelijke ordenaars en milieuadviseurs voelde ik me vakmatig wel eens een buitenbeentje. Binnen de planschade groep wordt namelijk verwacht dat we

juist wel juridische afwegingen maken. En anders dan ruimtelijke ordenaars moeten we in het geschil -net als milieuadviseurs- juist wel heel concreet worden en gaan rekenen om op een concreet schadebedrag uit te komen. Eigenlijk is planschade, naast ruimtelijke ordening en milieu, een aparte categorie in het werk van STAB.

Normaal maatschappelijk risico
Gaat het om het percentage van de waardevermindering zelf, dan ben ik altijd bezig met de taxatietheorie: wat zijn de uitgangspunten in het bestemmingsplan? Wat is de juridische situatie in het plan, wat is dan de feitelijke situatie van benadeelde vóór en ná realisatie en hoe zijn die twee

gerelateerd? Bij de vergoedbaarheid van schade staat de vraag centraal in hoeverre benadeelde had kunnen weten dat deze weg of deze bebouwing op deze afstand van zijn huis in de pijplijn zat. Dat is niet altijd even duidelijk en daarmee kent ook de tegemoetkoming een zekere bandbreedte. Hoewel gemeenten over het algemeen echt hun best doen om het zo netjes mogelijk te regelen, spelen er ook belangen om het schadebedrag zo laag mogelijk te houden.
‘Het mooie van schadezaken is dat wij heel veel vrijheid krijgen om te zeggen wat er aan de hand is. Ik mag vaak alle beroepsgronden beoordelen en wegen, het schadebedrag adviseren en zelfs de vraag behandelen in welke mate

benadeelde de ontstane schade zelf heeft te dragen. Bij dat laatste gaat het onder andere om het zogeheten ‘normaal maatschappelijk risico’, een begrip dat in 2008 bij de inwerkingtreding van de Wro opnieuw is geïntroduceerd. De planschade die binnen de criteria van dat begrip valt, blijft voor rekening van de aanvrager. Dat gaat om een percentage van nul tot vijf procent. Daardoor voelt de burger zich bij voorbaat al de pineut. Ik moet ermee leven dat ik altijd wel één en soms zelfs twee partijen teleurstel. Dan vindt de één dat hij te veel moet betalen en de ander dat hij te weinig krijgt. Maar het klopt wel volgens de regels. Ik zeg altijd tegen mensen: je hebt een beroep gedaan op een bepaalde regeling en ik

ga je beroep beoordelen volgens die regeling. Het advies wijkt wel eens af van de verwachting die mensen hebben. Het is aan de rechter om daar uitspraak over te doen. Dat laat natuurlijk onverlet dat je persoonlijk nog wel iets kunt vinden van de regeling zelf. Die heeft de bedoeling dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de positie van benadeelden ten opzichte van elkaar. Of je nou rijk bent of arm, je krijgt dezelfde vergoeding. Maar als je het normaal maatschappelijk risico koppelt aan een percentage, dan moeten rijkere mensen nominaal veel meer schade voor hun rekening nemen. Aan de andere kant: als je het nominaal zou doen, is het ook niet helemaal eerlijk.

Afstand
‘Hoewel burgers in de meeste gevallen op een redelijke manier reageren, tonen ze vaak wel sterke emoties. Zaken spelen vaak al jaren en als ik dan kom, heeft een burger of een middenstander zich al helemaal vastgebeten in de kwestie. Die beheerst soms zijn leven. Zo zeer zelfs dat de dingen die ik in een gesprek wil overbrengen, niet meer binnenkomen. Als iemand vreest voor een waardevermindering van zijn huis, is de wereld soms te klein. Ik wil dan graag uitleggen dat zo iemand al gauw denkt dat zijn huis daarmee onverkoopbaar is, terwijl een opvolgend koper misschien denkt: hé, deze plek is een stuk rustiger dan waar ik nu woon. De schade is vaak lager dan mensen vrezen. Maar soms

kom je er niet doorheen. Dan wil zelfs de advocaat zijn eigen cliënt nog wel eens tot de orde roepen. Ik kan vaak begrip opbrengen voor de emoties, maar geef er wel een disclaimer bij: dat betekent niet dat ik in uw voordeel ga beslissen. In het begin van mijn carrière kreeg ik een keer het verwijt: ‘Maar u begreep me toch zo goed?’ Daarop heb ik gezegd: ja, ik begrijp u feitelijk heel goed, maar ik moet het ook planologisch bekijken. Die discussie ga ik liever niet aan. Dan zeg ik: U moet het zo bekijken, ik wens iedereen het beste. Ook de overheid. Maar het is wel mijn taak om de rechter te adviseren. Dat betekent ook dat ik altijd afstand bewaar en de communicatie formeel hou. Ik word ook liever niet met ‘Peter’ aangesproken, wat

burgers maar soms ook ambtenaren doen. Als dat gebeurt, blijf ik zelf formeel en de burger of ambtenaar altijd met u, meneer of mevrouw aanspreken, maar maak wel duidelijk dat iedereen alles mag zeggen wat op zijn hart ligt. Diezelfde afstand bewaar ik in het onderlinge contact met vakgenoten. Het groepje experts is niet zo groot. Iedereen kent elkaar ook wel. De sfeer onderling is semi-formeel. Je hoeft niet te doen alsof je elkaar niet kent, maar je kunt elkaar in een zitting niet tutoyeren. Duidelijk moet zijn dat er nooit sprake is van een soort handjeklap.

Bloemkool
‘Een collega vertelde ooit dat hij een

handdruk kreeg waar een biljet in zat. Meteen op tafel gelegd, natuurlijk. Mij is dat nooit overkomen. Ja, een bloemkool. Maar nee, wij nemen niks aan, op een kopje koffie na. We willen niet de indruk geven dat we gepaaid worden. Daar ben ik heel streng in. Ook die bloemkool heb ik geweigerd. In die zin valt het een beetje tegen en is mijn werk best saai. Mensen zijn over het algemeen heel beschaafd, maar misschien is dat ook wat je zelf oproept. En in dat opzicht heb ik wel een zorg. De sfeer verhardt. In het bestuursrecht ging het er lange tijd vriendelijker aan toe dan in civiele zaken. Maar de laatste jaren valt me op dat advocaten het spel harder spelen. Dan wordt na het uitbrengen van het

verslag gedreigd met aansprakelijkheid. Ook wordt er meer op de man gespeeld en stelt een partij vragen bij je geschiktheid. Dat mag natuurlijk, maar niet als dat al-leen maar voor de bühne is, zonder enige onderbouwing.’

‘Ik vond het heel erg Haags’