Rixt Kooistra
‘Vaak denk ik: ik zou willen dat ik wat kon betekenen’

Toen in 2017 werd geconstateerd dat de nieuwe normering voor dijken zou gaan leiden tot dijktrajecten die zouden worden afgekeurd, wisten ze bij STAB genoeg. Waar veel moet gebeuren, komen ook veel geschillen om de hoek kijken. Daarvoor wil STAB de expertise in huis hebben en dat was de reden dat Rixt Kooistra zich, naast verkeerszaken, verder is gaan specialiseren in dijkverzwaring. ‘Soms zijn situaties schrijnend.’

 

‘Praten met elkaar wil wel eens helpen’

‘Na mijn studie ben ik begonnen als trainee bij de provincie Fryslân en daarna toetste ik bestemmingsplannen bij de provincie Zuid-Holland. Dan had ik contacten met gemeenten en moest ik die plannen op een gegeven moment goedkeuren. In die setting had ik ook te maken met STAB. Toen die toetsing ertussenuit ging, heb ik in 2009 gesolliciteerd bij STAB. Bij STAB kwamen in die tijd veel buitenge-bied-plannen binnen, die allemaal herzien moesten worden. Daar zaten veel beroepsschriften bij waar je met veel adviseurs tegelijkertijd aan moest werken om dat ook weer op tijd de deur uit te krijgen. Daar zocht STAB extra

mensen voor. Maar ik was niet specifiek aangenomen voor die plannen. Je werd als algemeen adviseur aangenomen en dat klopt ook wel want ook in die buitengebieden speelt inhoudelijk van alles.

Puzzel
‘Het leukste aan mijn werk is de puzzel te leggen: hoe zijn de onderzoeken gedaan, wat zijn de gevolgen van het besluit, hoe raakt dat mensen en hoe reageren die daarop? Als waterspecialist ben ik betrokken bij versterking van dijken, wat meestal betekent dat een dijk hoger en breder wordt. Dat kan het uitzicht van bewoners aantasten of afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde. Want als je een historische dijk aanpakt, blijft er meestal niet zoveel

over van hoe het er uitzag. Bezwaren zijn dan: ‘het is niet nodig’ of ‘kan het niet anders?’ In dat laatste geval hebben omwonenden vaak een alternatief plan waarmee de aantasting van de dijk niet noodzakelijk zou zijn. Volgens hen dan, want er zijn landelijke veiligheidsnormen waar de dijkbeheerder aan moet voldoen.

Snufjes
‘In zijn algemeenheid heeft een overheid een sterke positie als het om veiligheid gaat, maar dat wil niet zeggen dat ze hun werk minder zorgvuldig mogen doen. Soms wordt ervoor gekozen om een dijk te versterken met een glazen wand waarmee je het uitzicht behoudt, maar het is aan het waterschap om daartoe te besluiten. Ik kan niet zeggen:

dit is zo’n mooi uitzicht, dat mag je nooit aantasten. Ik kan hooguit zeggen: Dit is een bijzonder uitzicht en dat wordt aangetast. Een waterschap heeft doorgaans vastgelegd in welke gevallen ze kiezen voor conventionele dijkversterking, dus ophogen en verbreden met grond -wat ook landelijk beleid is-, en in welke gevallen ze technische snufjes gaan bedenken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er een groter aantal mensen door de dijkversterking geraakt wordt, bijvoorbeeld als een dijklichaam het uitzicht voor een heel dorpsplein dwars zit. Maar het blijft lastig, want besluiten worden genomen door gekozen vertegenwoordigers en daar kan ook een rechter niet intreden, hooguit als ze handelen in strijd met hun eigen regels.

En daar kijk ik dan weer naar. Staatsrechtelijk is de aanname dan: wil je toch die glazen wand, dan moet je op andere bestuurders stemmen.

Sfeer
‘Ik heb ook wel eens bij een ambtenaar aan tafel gezeten die met een stalen gezicht beweerde dat de rechter toch niet kon verwachten dat de gemeente op perceelniveau de gevolgen van een bestemmingsplan zou gaan bekijken. Wat ik daarmee wil zeggen is: wij kijken als STAB echt op perceel-niveau, naar de individuele situatie. Een overheid maakt voor een heel groot gebied een plan en daar vallen wel eens stukjes tussenuit. Niet altijd, maar dat gebeurt en dan zijn wij vaak de eerste die naar die specifieke situaties kijken. Oplossingen aandragen

is daarbij niet onze taak, maar je kunt wel eens naar een gemeente aangeven wat je hebt geconstateerd -meer niet- en af en toe wordt zo’n signaal opgepikt. Want ambtenaren zien ook niet alles. Het omgevingsrecht is ook complex voor burgers die bovendien niet dezelfde middelen hebben als een overheid. Dan wil praten nog weleens werken. Maar of dat ook gebeurt, daar hoor ik achteraf nooit wat over. Hooguit dat een beroepsschrift is ingetrokken, maar waarom dat is gebeurd, daar kom je niet achter.

Burenruzie
‘Soms zie ik dingen die niet kloppen, maar als partijen niks zeggen, kan ik niet

anders dan op mijn handen te blijven zitten. Wij moeten ons namelijk strikt houden aan de onderzoeksvraag van de rechter, en het geschil niet groter maken. Bij een buitengebied-plan had iemand toestemming gekregen om zijn bouwvlak uit te breiden en te bouwen. Dat gebeurde precies in het uitzicht van de overburen, die daartegen protesteerden. De gemeente had de uitbreiding van het bouwvlak ingetekend naast de bestaande woning, maar voor de aanvrager had het niks uitgemaakt waar dat gebouw was gekomen. Achter zijn woning had hij ook prima gevonden. Maar omdat de buren daar niet over gesproken hadden, kwam zijn overbuurman daar dus pas

achter toen de zienswijze dat hij die uitbreiding niet wilde hebben al was ingediend. Dan heb je zo’n makkelijk alternatief waarbij het geschil de wereld uit geholpen had kunnen worden. Ik heb de buren wel gesuggereerd dat ze met elkaar in gesprek moesten en dat is ook gebeurd. De burenruzie was, naar ik later begreep, bijgelegd maar nu hadden ze samen ruzie met de gemeente, die het bestemmingsplan niet wilde aanpassen.

Stankcirkel
‘Je komt soms hele schrijnende situaties tegen, waar je toch niks mee kunt. Zo kwam ik eens voor een bestemmingsplan bij mensen die een huis hadden gebouwd op basis van een

nog niet-onherroepelijke bouwvergunning. Tegen de bouwvergunning was bezwaar gemaakt. De bouwactiviteit komt dan voor eigen risico. Het huis lag duidelijk in een stankcirkel van een agrarisch bedrijf en het positief bestemmen van de woning zou de agrarische activiteiten daarvan beperken. Dat huis had dus eigenlijk niet gebouwd mogen worden. Als je dan zegt: maar het is toch zonde om een nieuw huis af te breken, zeg je eigenlijk tegen die boer: ga maar weg. Terwijl die boer er niks aan kon doen dat mensen menen binnen de stankcirkel van zijn bedrijfsactiviteit te kunnen bouwen. Aan de andere kant hadden deze mensen van de gemeente een bouwvergunning

gekregen -zij het dat die nog niet onherroepelijk was- en al geïnvesteerd in de bouw van een woning. Het niet positief bestemmen daarvan zou grote financiële consequenties voor hen hebben. In het gesprek dat ik met hen had, liepen de emoties dan ook hoog op. Ze dreigden door de gang van zaken failliet te gaan.

Positie
‘Ik leef mee met mensen en toon begrip, al zeg ik er wel bij dat ik emoties in het verslag geen plek kan geven. Soms helpt het dan om te zeggen dat ze tijdens de zitting ook de kans krijgen om hun verhaal te doen. Vaak denk ik: ik zou willen dat ik wat kon betekenen, maar ik

weet dat ik dat niet kan omdat dat niet mijn positie is. Dan houdt het op. Ook omdat de vraagstelling van de rechter aan mijn adres daar niet over gaat: ‘Ga bij dit plan in op verkeer en geluid.’ Dan maken mensen ook bezwaren over de procedure, water, natuur en cultuurhistorie. Daar heeft de rechter dan in zijn ogen genoeg informatie over, maar dat beseft de burger in kwestie niet of laat ik zeggen: dat is in alle emoties niet binnengekomen. Dus dan kom ik daar en wordt er van alles aangevoerd waar ik niks mee kan. Ik ben alleen maar gefocust op verkeer en geluid, wat dan wel eens tot frustratie kan leiden bij de burger die meent dat ik zijn beroepsgronden tekortdoe.

Hobbyboer
‘Meestal stelt het advies minstens één van de partijen teleur, maar door het gedetailleerd in kaart brengen van een situatie, kun je mensen soms ook helpen. Zo heb ik eens twee partijen, een hobbyboer en een waterschap, blij kunnen maken met een verslag. De hobbyboer had in een veenweidegebied het familiebedrijf overgenomen en klaagde over vernatting, die hij toeschreef aan de aanleg van natuurgebieden om hem heen. Daarop heb ik alle informatie van dat gebied bij het waterschap opgevraagd en gedetailleerd in kaart gebracht. Daaruit bleek dat er weliswaar vernatting optrad door de aanleg van de natuurgebieden,

maar dat deze vernatting het bestaande gebruik van gronden niet onmogelijk maakte. De hobbyboer werd daarmee bevestigd in zijn standpunt dat er sprake was van vernatting, terwijl dat voor het waterschap geen verschil maakte omdat die het huidige gebruik niet onmogelijk maakte. Alle partijen hadden nu een gedetailleerd inzicht in de hydrologische situatie van zowel grond- als oppervlaktewater en waren blij met het STAB-verslag. Ze verschilden alleen nog van mening over de consequenties ervan.’