Bij besluit van 30 oktober 2019 hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland het projectplan “Waterwet Versterking Markermeerdijken” goedgekeurd. De versterkingsingrepen die in het projectplan zijn opgenomen, bestaan uit de aanleg van oeverdijken voor de bestaande dijk en uit asverschuivingen en/of kruinverhoging van de bestaande dijk. Daar waar deze ingrepen tot knelpunten zouden leiden, is gekozen voor het aanbrengen van een constructie in de bestaande dijk.

De Markermeerdijken zijn vanwege de cultuurhistorische waarde in hun geheel aangewezen als provinciaal monument. Appellanten vinden dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de monumentale status van de dijken. Zij hebben in beroep aangegeven dat zij vrezen voor een aantasting van de cultuurhistorische waarde.

STAB is gevraagd onderzoek in deze zaak te verrichten. In het onderzoeksverslag van STAB zijn de gevolgen van de ingrepen op de cultuurhistorische waarde van de Markermeerdijken in kaart gebracht. Dit is gedaan aan de hand van de redengevende beschrijvingen die horen bij de aanwijzingen als provinciaal monument. Per dijkvak (module) is beschreven welke ingrepen in het projectplan zijn gepland en is een analyse gemaakt van de mate van aantasting van de cultuurhistorische en monumentale waarden.

In de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 heeft zij de beschrijving en analyse per dijkvlak betrokken bij haar belangenafweging. De Afdeling meent op basis daarvan dat daar waar de ingreep bestaat uit de aanleg van een oeverdijk voor de bestaande dijk de cultuurhistorische en monumentale waarden van de dijk niet aangetast worden omdat de dijk zelf en het zicht erop niet zal worden aangetast.

Daar waar sprake is van een asverschuiving van de dijk met gedeeltelijke afgraving van de kruin volgt de Afdeling het STAB-verslag: er is sprake van een ernstige aantasting van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de dijk. De Afdeling kent echter een groter gewicht toe aan de nadelen van het toepassen van een constructie in de dijk, dan aan het belang van de waarden van de dijk.

Ook acht de Afdeling het redelijk dat bij bepaalde ingrepen een groter gewicht is toegekend aan de belangen die zijn gediend bij bescherming van het Natura 2000-gebied “Polder Zeevang” en het behoud van de monumentale waarden van het Fort Edam, dan aan het belang van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de dijk.

Tot slot hebben verweerders naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de nadelen van het toepassen van een constructie op locaties zonder knelpunten, zoals appellanten dat plaatselijk wensen, dan aan het belang van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de dijk.

Met deze uitspraak heeft de Afdeling bepaald dat de waterveiligheid een aantoonbaar zwaarwichtig algemeen maatschappelijk belang is als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Erfgoedverordening. Naar het oordeel van de Afdeling kan ten behoeve van het dijkversterkingsproject daarom op grond van het derde lid van artikel 7 van de Erfgoedverordening een omgevingsvergunning voor het slopen en verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van de Markermeerdijken worden verleend, en worden appellanten dus niet in hun gelijk gesteld.

Bijzonder is wel dat ook een groter belang is gehecht aan de bescherming van het Natura 2000-gebied “Polder Zeevang” en het behoud van de monumentale waarden van het Fort Edam. Maar dat zal waarschijnlijk te maken hebben met de nationale status hiervan. In de uitspraak is verder niet duidelijk tot uitdrukking gekomen waarom de Afdeling in het voorkomen van een ernstige aantasting van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de Markermeerdijken geen reden ziet om de aanleg van een constructie in de bestaande dijk door de gemeente nader te laten bezien.

De desbetreffende uitspraak is hier terug te vinden. De overwegingen 55 tot en met 76 gaan in op de aantasting cultuurhistorische waarden.

Rieko Schuur, 24 april 2020