Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat het gebruik van gemodificeerd bitumen niet is vergund. Belangenafweging bij vovo.

Casus

Asfalt Produktie Nijmegen (APN) heeft sinds 2001 een milieuvergunning voor (onder andere) de productie van asfalt. Naar aanleiding van geurklachten heeft verweerder vastgesteld dat APN sinds maart 2021 gebruikmaakt van een schuimbitumenunit en naast de vergunde penetratiebitumen, ook meerdere soorten gemodificeerde bitumen toepast. Volgens verweerder is het plaatsen van een schuimbitumenunit en het gebruiken van gemodificeerde bitumen een wijziging in de werking van de inrichting waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist. Die heeft APN niet aangevraagd en daarom handelt APN volgens verweerder in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. Verweerder heeft APN gelast het gebruik van gemodificeerde bitumen en de daaraan gerelateerde voorziening, zoals de schuimbitumenunit, te staken en gestaakt te houden. Voldoet APN niet aan deze last, dan verbeurt zij een dwangsom van € 25.000.

Wat betreft de schuimbitumenunit erkent APN dat dit een verandering is van de inrichting, maar stelt dat deze verandering niet vergunningplichtig is op grond van artikel 2.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het gebruik van de unit is bovendien de best beschikbare techniek en uit oogpunt van energiebesparing beter voor het milieu.

Rechtsvraag

1. Heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het gebruik van gemodificeerde bitumen in 2002 niet is vergund?
2. Is het gebruik van de schuimbitumenunit in strijd met de in 2002 verleende vergunning?
3. Is er aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen?

Uitspraak

1. Als niet duidelijk is wat precies is aangevraagd en vergund, komt deze onduidelijkheid voor risico van verweerder en niet voor risico van APN.
In dit geval kan uit de milieuvergunning van 2002 noch de aanvraag worden opgemaakt dat het gebruik van gemodificeerd bitumen nadrukkelijk is aangevraagd en vergund. In het onderzoek bij de aanvraag wordt slechts gesproken over het op dat moment toegepaste bitumen, maar het is niet duidelijk wat op dat moment werd toegepast. Uit de aanvraag of de milieuvergunning van 2002 kan echter ook niet worden afgeleid dat alleen het gebruik van penetratiebitumen is aangevraagd of vergund. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat gemodificeerd bitumen niet past binnen de definitie van bitumen in de milieuvergunning uit 2002.
Zowel in de aanvraag zelf als in het onderliggende onderzoek wordt gesproken over verschillende soorten bitumen. Het enige aanknopingspunt dat de milieuvergunning uit 2002 biedt, is dat er een immissiegrenswaarde is vastgesteld op basis van een onderzoek op basis van de op dat moment toegepaste bitumen. Het is echter onduidelijk of deze immissiegrenswaarde op dit moment wordt overschreden door toepassing van iedere soort gemodificeerd bitumen. De omstandigheid dat er wel klachten zijn binnengekomen, is hiervoor onvoldoende. Deze klachten komen ook binnen bij gebruik van penetratiebitumen.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het gebruik van gemodificeerd bitumen niet is vergund in de milieuvergunning van 2002.

2. Op basis van artikel 2.4 van het Bor is in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2°, van de Wabo geen omgevingsvergunning vereist met betrekking tot veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan, die in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning en de daaraan verbonden voorschriften.
De voorzieningenrechter kan niet bepalen of het gebruik van de unit leidt tot een overschrijding van de geldende geurimissiegrenswaarde in voorschrift 2.1 van de geldende omgevingsvergunning (dat als maatwerkvoorschrift geldt op basis van artikel 2.8a van het Activiteitenbesluit milieubeheer) of van andere voorschriften in de milieuvergunning van 2002. Ook al is het een best beschikbare techniek, hetgeen APN overigens ook niet heeft onderbouwd, dat wil nog niet zeggen dat daarmee aan alle voorschriften in de geldende omgevingsvergunning wordt voldaan. Dit had APN aannemelijk moeten maken en dat heeft zij ten onrechte niet gedaan.
Zolang dat niet is gebeurd, houdt de voorzieningenrechter het gebruik van de schuimbitumenunit als een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.

3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd met betrekking tot het gebruik van gemodificeerd bitumen. Daarom is er aanleiding te onderzoeken of een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
Na het verstrijken van de begunstigingstermijn heeft APN alleen maar met penetratiebitumen asfalt geproduceerd. APN beschikt over een andere fabriek in Eemnes waar zij ook met gemodificeerd bitumen asfalt kan produceren. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog niet in waarom APN bij kleine hoeveelheden asfalt met gemodificeerd bitumen de fabriek in Nijmegen zou moeten gebruiken.
Dat ligt anders voor een grote opdracht in verband met een project van het herasfalteren van knooppunt Velperbroek in het weekend van 14 en 15 mei 2022. Hierbij heeft APN na het bestreden besluit een opdracht geaccepteerd voor de levering van een grote hoeveelheid asfalt met gemodificeerd bitumen van het type PA16 met PMB en PA8 met PMB. Dit asfalt kan ook worden geleverd door de fabriek in Eemnes maar dit gaat gepaard met veel vervoersbewegingen, hetgeen zou kunnen leiden tot overlast in die omgeving.
De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit voor zover APN is gelast het gebruik van gemodificeerd bitumen van het type PA16 met PMB en PA8 met PMB te staken en gestaakt te houden tot en met 15 mei 2022.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Gelderland
Datum Uitspraak : 03-05-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBGEL:2022:2249
Jelle van de Poel