Casus

De raad van Heusden heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat een Hightech-campus mogelijk maakt met daarop een medisch research- en ontwikkelingscentrum in combinatie met daaraan gerelateerde bedrijvigheid. Ook voorziet het plan in de bouw van maximaal 226 woningen. Appellante exploiteert ten noorden van het plangebied een bedrijf in vloeibare en gecomprimeerde gassen en vloeistoffen voor medisch gebruik, industrie en recreatie. Het gaat om een groothandel, een gasvulbedrijf, en op- en overslag van gasflessen en een groothandel in gasgerelateerde producten, zoals gasflessen en drukhouders. Appellante stelt dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende aandacht heeft besteed aan de veiligheid binnen het plangebied. Dit gebrek kan dus gevolgen hebben voor haar huidige bedrijfsvoering en uitbreidingsplannen.

Rechtsvraag

Moet bij vaststelling van een bestemmingsplan worden uitgegaan van het invloedsgebied gebaseerd op de bestaande inrichting of de maximale invulling van het plangebied?

Uitspraak

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een plan moet voldoen aan het gestelde in artikel 13 van het Bevi. Kort gezegd moet een aantal veiligheidsaspecten worden verantwoord binnen het invloedsgebied van een inrichting. Dat wil zeggen dat uitgegaan moet worden van de bestaande inrichting en niet van toekomstig mogelijke invullingen van die inrichting binnen het plangebied. Het Bevi en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: de Revi) bepalen op welke wijze dit gebied moet worden vastgesteld. Op grond van artikel 7, gelezen in samenhang met artikel 1 van de Revi is de berekeningswijze voorgeschreven door de Handleiding Risicoberekeningen Bevi en het rekenpakket ‘safeti.nl’. De berekeningswijzen in deze handleiding en in dit pakket gaan ook uit van inrichtingen en niet van planologische mogelijkheden.

De raad is bij de vaststelling van het plan uitgegaan van het invloedsgebied dat in de kwantitatieve risicoanalyse is berekend ten behoeve van de omgevingsvergunning die op dat moment aan de inrichting van [appellante] was verleend. Ter zitting is vastgesteld dat niet in geschil is dat die berekening op zichzelf juist is.

Het betoog van [appellante] dat niet had moeten worden uitgegaan van de berekening voor de bestaande inrichting, maar ruimer had moeten worden gekeken naar een maximale invulling van het plangebied waarbinnen zij haar bedrijf kan voeren, slaagt niet.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 24-03-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:629
Peter-Arjen Boers