Overschrijding emissiegrenswaarde door asfaltcentrale, dat het bedrijf een erkende maatregel heeft getroffen is onvoldoende reden om af te zien van handhaving.

Casus

Burgemeester en wethouders hebben een verzoek van een milieu-organisatie (mob) om handhavend op te treden tegen de emissie van naftaleen dan wel (totaal) PAK door een asfaltcentrale afgewezen. Op basis van artikel 5.46, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) mag bij de productie van asfalt de emissiegrenswaarde van PAK ten hoogste 0,05 mg/Nm3 bedragen indien de massastroom van polycyclische aromatische koolwaterstoffen naar de lucht groter is dan 0,15 gram per uur. Het college stelt dat de asfaltcentrale voldoet aan een erkende maatregel, zodat zij gelet op artikel 5.37, tweede lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer (Arm), zoals dat tot 1 januari 2023 luidde, om die reden, ondanks de overschrijding van de emissiegrenswaarde uit artikel 5.46, eerste lid, onder a, van het Abm, niet bevoegd was om handhavend op te treden.

Rechtsvragen

1. Kon het college op basis van artikel 5.37 van de Arm (oud) tot de conclusie komen dat zijn niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen de overschrijding van de emissiegrenswaarde?
2. Mocht het college artikel 5.37 van de Arm (oud) zo uitleggen dat hiermee ook de overtreding van artikel 2.5, eerste lid, van het Abm werd opgeheven?

Uitspraak

1. Op het moment van het bestreden besluit was de staatssecretaris zelf al tot de conclusie gekomen dat de erkende maatregel in artikel 5.37 van de Arm niet waarborgt dat aan de emissiegrenswaarde van PAK’s in artikel 5.46, eerste lid, onder b, van het Abm wordt voldaan. Dit staat ook in de nota van toelichting bij de wijziging van artikel 5.37 van de Arm. Hierin staat dat al langere tijd sterke twijfels waren over de erkende maatregel in artikel 5.37 van de Arm en dat in de praktijk bleek dat hiermee niet was geborgd dat aan de emissiegrenswaarde voor PAK werd voldaan. Dat stond bovendien in deze zaak al vast met de metingen van 11 april 2022 (voordat het bestreden besluit werd genomen). Het is onder deze omstandigheden evident dat met de erkende maatregel in artikel 5.37 van de Arm niet aan de emissiegrenswaarde van PAK’s in artikel 5.46, eerste lid, onder b, van het Abm wordt voldaan Er is geen aanleiding voor de rechtbank om nu zelf artikel 5.37 van de Arm (oud) onverbindend te verklaren, want het artikel is per 1 januari 2023 gewijzigd. Het college had in het bestreden besluit artikel 5.37 van de Arm (oud) buiten toepassing moeten laten en vervolgens moeten beslissen of hij zou handhaven wegens overtreding van artikel 5.46, eerste lid, onder b, van het Abm, ondanks dat ACE beschikte over een geldig BRL 9320-certificaat. Dat heeft het college ten onrechte niet gedaan.

2. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het college artikel 5.37 van de Arm (oud) niet zodanig ruim had mogen uitleggen dat hiermee ook de overtreding van artikel 2.5, eerste lid, van het Abm wordt opgeheven. Dat volgde namelijk helemaal niet uit artikel 5.37 van het Arm (oud), dat uitdrukkelijk verwees naar artikel 5.46, eerste lid, onder a, van het Abm. De rechtbank leest in artikel 5.48, tweede lid, van het Abm ook dat de wetgever heeft bedoeld dat de emissiegrenswaarden in artikel 2.5 van het Abm onverminderd gelden naast de emissiegrenswaarden in artikel 5.46 van het Abm, ook al ziet dit artikel op de emissies van andere stoffen. Het college had dus moeten onderzoeken of sprake was van een zelfstandige overtreding van artikel 2.5, eerste lid, van het Abm en (indien dit het geval is) moeten beslissen of hierin aanleiding was om handhavend op te treden.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Oost-Brabant
Datum Uitspraak : 21-04-2023
ECLI:NL:RBOBR:2023:1900
Jelle van de Poel