In artikel 8:69, eerste lid, van de Awb staat weliswaar dat uitspraak wordt gedaan op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting, maar dit laat onverlet dat de inhoud van het verzoek om handhaving bepalend is voor de omvang van het geding.
Casus
Appellanten waren eigenaar van een woonperceel te Onstwedde. Bij brief van 19 november 2019 hebben zij het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal verzocht om handhavend op te treden in verband met geluidsoverlast vanwege het crossen met crossmotoren op het perceel en in verband met het gebruik van de Oosterholtsweg als crossterrein. Per e-mail hebben appellanten op 5 januari 2020 aan het college gemeld dat zij opnieuw geluidsoverlast ervaren vanwege het motorcrossen. Deze melding hebben zij 6 januari 2020 per e-mail aangevuld. Bij besluit van 23 januari 2020 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen, omdat er volgens het college geen sprake was van een overtreding. Bij besluit van 15 juli 2020 heeft het college geoordeeld dat het motorcrossen op het perceel wel een overtreding oplevert, omdat motorcrossen op het perceel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het college heeft het handhavingsverzoek alsnog afgewezen, omdat volgens de handhavingsstrategie van het college eerst een waarschuwingsbrief wordt verzonden wanneer sprake blijkt te zijn van een overtreding. In de waarschuwingsbrief staat dat het gebruik van het perceel als crossbaan per direct moet worden beëindigd. In de waarschuwingsbrief staat ook dat het college van plan is een last onder dwangsom op te leggen, indien de overtreding niet wordt beëindigd.
Appellanten konden zich niet verenigen met het besluit van 15 juli 2020 en hebben hier beroep tegen ingesteld. De rechtbank heeft ook beoordeeld of de woonbestemming die aan de gronden van het perceel is toegekend zich verzet tegen de activiteiten rond het motorcrossen, die op het perceel plaatsvinden (repareren, poetsen, starten en testen van de crossmotoren). De rechtbank heeft in dat verband geoordeeld dat de hobbymatige activiteiten voor wat de twee crossmotoren betreft in dit geval niet zodanig van aard zijn dat dit in strijd is met de woonfunctie van het perceel. Het college heeft zich volgens de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het niet bevoegd was tot handhavend optreden. In hoger beroep betogen appellanten dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het repareren, prepareren en testen van crossmotoren in overeenstemming is met de bestemming ‘Wonen’.
Rechtsvraag
Is de rechtbank buiten de omvang van het geding getreden door de beroepsgrond dat overige activiteiten rond het motorcrossen op het perceel in strijd zijn met de bestemming ‘Wonen’ te behandelen?
Uitspraak
De Afdeling zal ambtshalve beoordelen of de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden. De Afdeling overweegt dat de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer kan worden uitgebreid (vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:712). De inhoud van het verzoek is bepalend voor de omvang van het geding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten waarop het handhavingsverzoek zag, zijn beëindigd en dat de waarschuwingsbrief effect heeft gehad. Dit is in hoger beroep niet bestreden: op de zitting hebben appellanten bevestigd dat het motorcrossen op het perceel en de Oosterholtsweg na de waarschuwingsbrief was gestopt.
Bij de rechtbank is vervolgens door appellanten om een oordeel gevraagd over andere activiteiten die nog wel plaatsvinden op het perceel, zoals het poetsen, testen en repareren van de crossmotoren. Of deze activiteiten in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan valt naar het oordeel van de Afdeling echter buiten de omvang van het geding. Zoals hierboven overwogen bepaalt het handhavingsverzoek de omvang van het geding. Daarin ging het nog over de activiteit motorcrossen, namelijk het gebruiken van het perceel en de Oosterholtsweg als crossbaan. De activiteiten waar het in de beroepsfase bij de rechtbank over ging, zijn niet genoemd in het handhavingsverzoek en het college had hier nog geen oordeel over gegeven. Deze activiteiten vallen daarom buiten de omvang van het geding en de rechtbank had hier geen oordeel over mogen geven. Artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt weliswaar dat uitspraak wordt gedaan op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting, maar hierbij is het uitgangspunt dat dit alles moet blijven binnen de grenzen van het besluit dat aan de bestuursrechter is voorgelegd (vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1939, onder 4.1).
De rechtbank is in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb buiten de omvang van het geding getreden, de rechtbank had de beroepsgrond dat overige activiteiten rond het motorcrossen op het perceel in strijd zijn met de bestemming ‘Wonen’ buiten beschouwing moeten laten. Omdat deze hogerberoepsgrond op hetzelfde betrekking heeft, zal de Afdeling deze hogerberoepsgrond buiten beschouwing laten.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 19-04-2023
ECLI:NL:RVS:2023:1529
Gijsbert Keus