Criteria om te beoordelen of sprake is van een milieuneutrale wijziging.

Casus

Een omwonende heeft beroep ingesteld tegen een veranderingsvergunning voor een sloop-, afval-/grondbedrijf. Op basis van de verleende vergunning mag de opslagcapaciteit van gemengd puin in de inrichting worden vergroot. Het college is uitgegaan van een milieuneutrale wijziging (waarvoor een beperkter toetsingskader geldt) omdat de vergunde doorzet niet wijzigt ten opzichte van de eerdere vergunning. Eiser betoogt dat de vergroting van de opslagcapaciteit van gemengd puin niet milieuneutraal is.

Rechtsvraag

Is in dit geval sprake van een milieuneutrale wijziging?

Uitspraak

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat voor de beantwoording van de vraag of de vergunde veranderingen andere of grotere gevolgen voor het milieu hebben, een vergelijking wordt gemaakt tussen de laatst vergunde werking van de inrichting en de aangevraagde werking van de inrichting. Er wordt géén vergelijking gemaakt met de feitelijke werking van de inrichting en de aangevraagde werking van de inrichting. De toetsing van de vergunningaanvraag voor deze verandering beperkt zich tot de vraag of aannemelijk is gemaakt dat de verandering inderdaad niet leidt tot andere of grotere nadelige milieugevolgen ten opzichte van de reeds vergunde situatie. Toename van de feitelijke milieubelasting is toegestaan, zolang de toename binnen de maximaal vergunde emissie blijft.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met het vergroten van de opslagcapaciteit geen sprake is van andere of nadeligere gevolgen voor het milieu.
Weliswaar wordt de opslagcapaciteit vergroot, maar zowel de vergunde jaardoorzet als de vergunde hoogte van de bulten puin veranderen niet. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling (ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2832), speelt een eventuele verandering van de feitelijke gevolgen geen doorslaggevende rol voor de vraag of sprake is van een milieuneutrale verandering. Verder heeft het college onderbouwd dat de feitelijke activiteiten ten gevolge van deze vergunning niet zullen veranderen, nu de vergunninghouder zich nog steeds aan de geldende vergunning zal moeten houden. Er zal nog steeds sprake zijn van dezelfde werkzaamheden, met één kraan, en het is zelfs aannemelijk dat het aantal vervoersbewegingen iets zal afnemen, omdat met het vergroten van de opslagcapaciteit minder puin hoeft te worden afgevoerd.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vergroten van de bulten leidt tot andere (dan de al vergunde) milieugevolgen.

Rechtelijke Instantie : Rechtbank Gelderland
Datum Uitspraak : 12-05-2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:2726
Jelle van de Poel