Door realisatie van het Namenmonument ter nagedachtenis aan de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust die nooit een graf hebben gekregen, worden de cultuurhistorische waarden in de vorm van de zichtlijnen tussen de Weesperstraat en de Hoftuin en de historische bebouwing daaromheen niet aangetast.
Casus
Aan Stichting Nederlands Auschwitz Comité is een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een monument op een groenstrook in de Weesperbuurt in Amsterdam. Het Namenmonument is een monument ter nagedachtenis aan de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust van Joodse, Roma en Sinti afkomst, die nooit een graf hebben gekregen. Het Namenmonument is 250 m lang en bestaat uit een aantal stenen muren, van 2 m hoog, die zo worden geplaatst dat deze een labyrint van gangen vormen. De muren dragen vier Hebreeuwse letters van spiegelend roestvrijstaal, die samen de tekst ‘In herinnering aan’ vormen. In de stenen worden de namen, geboortedata en leeftijden van ruim 102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust gegraveerd.
Stichting De Groene Plantage en Plantage-Weesperbuurtvereniging betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het Namenmonument in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens hen wordt de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate aangetast en wordt in onevenredige mate afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Rechtsvraag
Is toereikend gemotiveerd dat de zichtrelatie tussen de Weesperstraat en de Hoftuin en de historische bebouwing voldoende wordt gehandhaafd, althans in die mate dat dit geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden?
Uitspraak
De Afdeling overweegt dat over de zichtrelatie in de Haalbaarheidsstudie het volgende is vermeld: ‘Voor de inpassing van het Namenmonument op deze locatie is het essentieel dat de zichtrelatie tussen de straat en de tuin van de Diaconie in stand blijft. De toegangspoort en de centrale as van de tuin moeten vanaf de Weesperstraat waarneembaar blijven. Dat kan op verschillende manieren: door het positioneren van het namenmonument haaks/schuin op de straatrichting of door de bouwhoogte beperkt te houden tot ca. 3 meter aan weerszijden van de locatie en tot ca. 2 meter gemeten vanaf het niveau van het plantsoen ter hoogte van de entree van de tuin. De hoogte van 3 meter komt overeen met de hoogte van de eerste bouwlaag van de aanliggende bebouwing.’
Niet in geschil is dat na de realisatie van het Namenmonument het zicht op de Hoftuin vanaf de Weesperstraat afneemt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er desondanks voldoende zichtlijnen op de Hoftuin blijven bestaan en het Namenmonument dan ook in overeenstemming is met de randvoorwaarden op dit punt. Het college heeft toegelicht dat de kern van het aandachtspunt is: ‘de toegangspoort en de centrale as van de tuin moeten vanaf de Weesperstraat waarneembaar blijven’. Hieraan wordt volgens het college voldaan na realisatie van het Namenmonument. Het college heeft er op gewezen dat specifiek gebruik is gemaakt van het schuins/haaks positioneren van de letters van het Namenmonument, zoals ook in de Haalbaarheidsstudie is aangegeven. De conclusie in de ruimtelijke motivering met betrekking tot de zichtrelatie tussen de Weesperstraat en de Hoftuin is dat de zichtlijnen blijven bestaan. Van belang is dat het Namenmonument niet bestaat uit één massief bouwvolume, maar uit een samenstel van steen en reflecterende panelen. Tussen de gedeelten is ruimte gelaten, waardoor tussen de gedeelten door kan worden gekeken. Daarnaast bestaat het Namenmonument uit vier verschillende letters. Tussen de letters kan tevens vanaf de Weesperstraat naar de Hoftuin worden gekeken. De centrale zichtas tussen de Weesperstraat en de Hoftuin blijft ten volle bestaan, nu tussen de tweede en derde letter van het Namenmonument, ter hoogte van de entree van de Hoftuin, veel ruimte is gelaten. Het college heeft verwezen naar een afbeelding van het bovenaanzicht van het Namenmonument, waarop met roze lijnen is aangegeven hoe vanaf de Weesperstraat – naast de centrale zichtas tussen de Weesperstraat en de Hoftuin – schuin langs de letters van het Namenmonument richting de Hoftuin kan worden gekeken.
De Afdeling oordeelt dat het college toereikend heeft gemotiveerd dat de zichtrelatie tussen de Weesperstraat en de Hoftuin en de historische bebouwing voldoende wordt gehandhaafd, althans in die mate dat dit geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 28-10-2020
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2020:2569
Nelleke Petri