Spuitzone, afwijken van 50 m, windhaag, geluid, rechtszekerheid, nader afwegingsmoment.

Casus

Bij besluit van 31 mei 2018 heeft de raad van de gemeente Neder-Betuwe het bestemmingsplan ‘Broedershof’ gewijzigd vastgesteld. Het plan maakt vijftig grondgebonden woningen mogelijk in een gebied met een oppervlakte van ongeveer 2,7 ha, dat ligt ten zuidoosten van de kern Echteld. Er is beroep ingesteld door een appellant (1) die een perceel grond heeft van ongeveer 2,5 ha waarop vijftig hoogstamfruitbomen staan voor privégebruik. Dit perceel grenst aan de zuidzijde van het plangebied. Deze appellant wenst de mogelijkheid te behouden dat hij in de toekomst het perceel bedrijfsmatig kan gebruiken voor fruit- en laanboomteelt en vreest dat deze eventuele toekomstige gebruiksmogelijkheden zullen worden beperkt door de beoogde woningbouw. Een andere appellante (2) exploiteert een perenboomgaard en beschikt daarvoor onder andere over het perceel dat direct grenst aan de noordzijde van het plangebied. Andere appellanten (3) vrezen dat de nieuwe woningen hun bedrijfsvoering zullen beperken vanwege de geluidemissie van hun bedrijf op de nieuwe woningen. Er is ook een appellant (4) met een bedrijf aan huis, hij vreest voor parkeer- en verkeeroverlast.

Rechtsvraag

1. Heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het in dit geval mogelijk was om een afstand van minder dan 50 m tussen een gevoelige functie en een fruitboomgaard te hanteren?
2. Is de correctiefactor voor het gebruik van windhagen in het nadere briefrapport alsnog voldoende gemotiveerd?
3. Wordt de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van appellante 3 geschaad door de nieuwe woningen?
4. Kan bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat voor het aspect geluid worden aangesloten bij stap 3 van het toetsingskader uit de VNG-brochure?
5. Is de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarde dat beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan mits ze niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse, voldoende rechtszeker?

Uitspraak

1. Anders dan de raad in feite bepleit, staat het hem niet vrij afstanden kleiner dan 50 m te accepteren zonder grondig onderzoek. Als een gemeenteraad een kortere afstand dan 50 m wil hanteren tussen gevoelige functies en fruitboomgaarden, moet hij dat in ieder geval deugdelijk motiveren op basis van een zorgvuldig en op de locatie toegesneden onderzoek. Aan dat onderzoek moeten hoge eisen worden gesteld, want gewasbeschermingsmiddelen kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van mensen.
Het voorgaande betekent dat de Notitie Spuitzones en het Spuitzone-onderzoek niet deugdelijk zijn om neerwaartse afwijking van de gebruikelijke 50 m-eis te rechtvaardigen. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op het rapport PRI 2015, dat zelf geen deugdelijke grondslag vormt voor locatiespecifiek onderzoek.

2. De Afdeling is van oordeel dat SPA de correctiefactor voor het gebruik van windhagen onvoldoende heeft onderbouwd. In het nadere deskundigenbericht staat dat SPA in haar formule een correctiefactor heeft opgenomen voor het gebruik van windhagen. SPA is ervan uitgegaan dat windhagen de drift naar de lucht met 75 tot 95% reduceren. SPA heeft deze percentages volgens de STAB op zeer weinig informatie gebaseerd. In het briefrapport van SPA zijn deze percentages alleen gebaseerd op het onderzoek ‘De invloed van een windhaag op emissies bij fruitteeltspuiten’, van Porskamp en anderen uit 1994. Dat onderzoek is volgens de STAB geen robuuste onderbouwing voor de gehanteerde reductiepercentages. In de eerste plaats is dat het geval, omdat het onderzoek op bepaalde punten een vreemd resultaat laat zien. Om de effectiviteit van windhagen te onderzoeken, zijn in dat onderzoek op drie data metingen verricht voor en achter een windhaag bij een fruitboomgaard en in een open stuk zonder windhaag. Vervolgens zijn reductiepercentages berekend door de situaties met en zonder haag met elkaar te vergelijken. Maar op twee data zijn voor de windhaag lagere emissies van gewasbeschermingsmiddelen gemeten dan op dezelfde plaats in het open stuk zonder windhaag. In het onderzoek wordt daarvoor een mogelijke verklaring gegeven, maar daar is volgens de STAB nader onderzoek voor nodig; die mogelijke verklaring is dus speculatief. De raad heeft aangevoerd dat latere onderzoeken het onderzoek van Porskamp en anderen bevestigen, maar hij heeft dat niet met stukken onderbouwd. In de tweede plaats is het onderzoek van Porskamp en anderen volgens de STAB geen robuuste onderbouwing voor de gehanteerde reductiepercentages in de situatie van het bestemmingsplan, omdat de windhaag in dat onderzoek hoger was dan de fruitbomen, terwijl in dit geval de windhagen niet hoger zullen zijn dan de fruitbomen van appellanten. Ook de raad heeft op de zitting gezegd dat SPA doorgaans adviseert een windhaag te planten die 1 m hoger is dan de fruitbomen.
De Afdeling komt tot de conclusie dat het briefrapport van SPA niet deugdelijk is voor rechtvaardiging van de neerwaartse afwijking van de gebruikelijke 50 m-eis, omdat de formule van SPA niet voldoende onderbouwd is. Dat betekent dat het briefrapport van SPA geen basis biedt voor de Afdeling om zelf in de zaak voorziend het plan aan te passen.

3. De Afdeling komt tot de conclusie dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op het punt van geluid de bestaande bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf van appellanten niet onevenredig zal beperken. In het deskundigenbericht heeft STAB vastgesteld dat de huidige (gemelde) bedrijfsvoering niet wordt beperkt door de nieuwe woningen. Verder staat in het deskundigenbericht dat de al bestaande woningen eerder een belemmering vormen bij de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten dan de nieuwe woningen en dat de bestaande woningen dus maatgevend zijn. Daarbij is onder meer van belang dat de afstand tussen de inrichting en de nieuwe woningen groter is dan de afstand tussen de inrichting en de bestaande woningen.

4. De Afdeling is verder van oordeel dat de raad bij de beoordeling van het maximale geluidniveau in redelijkheid uit heeft kunnen gaan van de geluidnormen daarvoor in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de richtwaarde in stap 3 van het toetsingskader geluid in de VNG-brochure. Daarbij is van belang dat de bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door de nieuwe woningen. Ook is geen sprake van cumulatieve effecten, omdat er geen andere relevante bronnen van industrielawaai in de omgeving zijn en cumulatie bij piekgeluiden niet aan de orde is. Tot slot is van belang dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevels van de nieuwe woningen wel voldoet aan de richtwaarde daarvoor in stap 2 van de VNG-brochure.

5. De Afdeling stelt vast dat het plan bij recht niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogelijk maakt. Dit gebruik is afhankelijk gesteld van een nadere beoordeling van de verkeersontsluitings- en parkeereffecten van de activiteit. Het criterium ‘niet onevenredig’ impliceert een nader afwegingsmoment. Omdat op grond van de opgenomen planregel niet objectief kan worden vastgesteld wanneer sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse, is de toetsingsmaatstaf onvoldoende objectief begrensd en daarmee vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 16-12-2020
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2020:3018
Jelle van de Poel