Geuremissie bij het drogen van dierlijke mest. In hoeverre zijn geuremissies van verschillende mestverwerkende installaties te vergelijken.
Casus
Het college heeft op basis van een geurrapport een vergunning verleend voor een inrichting voor de productie van biomineralen. Jaarlijks zal 150.000 ton dikke fractie van dierlijke mest worden gedroogd, gehygiëniseerd en gepelletiseerd, waarmee ongeveer 50.000 ton/jaar strooibare mineraalkorrels ontstaat. Bij de productie wordt gebruikgemaakt van restwarmte van de afvalverbrandingsinstallatie van SITA. Het perceel bevindt zich in de omgeving van de woningen van appellanten. Zij zijn het er niet mee eens dat de omgevingsvergunning is verleend.
In hoger beroep is een deskundigenbericht gevraagd aan STAB. Het college en de vergunninghouder betogen onder meer dat in het deskundigenbericht ten onrechte aansluiting is gezocht bij het geurkengetal dat is gehanteerd bij een mestverwerkingsinstallatie van Rijnen en dat de mestverweking bij VP-systems een betere referentie biedt.
Rechtsvragen
1. Geeft het deskundigenbericht aanleiding voor het oordeel dat het college het geurkengetal uit het geurrapport niet had mogen overnemen?
2. Kunnen bij de beoordeling door de rechter van het rendement van het luchtbehandelingssysteem ook actuele inzichten, van na het moment dat de vergunning is verleend, worden betrokken?
Uitspraak
1. De Afdeling zal bezien of het deskundigenbericht, mede gelet op de reacties die partijen daarop hebben gegeven, aanleiding geeft voor zodanige twijfel aan de juistheid van de door het college overgenomen uitkomsten van het geurrapport, en daarmee aan de naleefbaarheid van het bedoelde vergunningvoorschrift, dat de rechtbank tot de conclusie had moeten komen dat de vergunning niet in stand kon blijven.
Wat betreft het geurkengetal van de mest, overweegt de Afdeling dat het deskundigenbericht geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college het geurrapport niet had mogen overnemen. De Afdeling overweegt dat STAB is aangesloten bij het geurkengetal in het geurrapport. De enkele conclusie van STAB dat het geurkengetal in het geurrapport als conservatief is ingeschat, betekent nog niet dat dit te hoog is ingeschat. De Afdeling overweegt verder dat de geuremissie van de mest die VP-systems inneemt geen geschikte referentie is, omdat daar geen mest wordt gedroogd. Dat de biomineralenfabriek de dikke fractie van onvergiste mest inneemt, terwijl het bij Rijnen om vergiste mest gaat, betekent evenmin dat van een hoger geurkengetal moet worden uitgegaan. Zoals STAB heeft toegelicht, wordt dit verschil gecompenseerd doordat het bij de biomineralenfabriek gaat om dikke fractie, oftewel ingedikte, oude mest met een hoger droge stofgehalte dan gewone mest.
2. Wat betreft het geurverwijderingsrendement stelt de Afdeling dat vooraf geen zekerheid kan worden verkregen over het rendement van het luchtwassysteem bij de biomineralenfabriek. Er is sprake van een uniek productieproces, zodat geen praktijkmetingen voorhanden zijn. De beschikbare gegevens over de effectiviteit van verschillende luchtwassers in verschillende gevallen zijn divers, terwijl de kennis omtrent de oorzaak van verschillen tussen theoretische en praktijkrendementen nog niet uitgekristalliseerd is. Deze onzekerheid over de haalbaarheid van het geurverwijderingsrendement van het luchtwassysteem maakt dat in het geurrapport deels is uitgegaan van aannames. Dat betekent nog niet dat het college dit geurrapport niet mocht overnemen en de gevraagde omgevingsvergunning had moeten weigeren. Wel zullen deze aannames binnen redelijke grenzen moeten worden onderbouwd en aannemelijk zijn.
De Afdeling is, gelet op het deskundigenbericht, van oordeel dat bij een combinatie van wassers niet zonder meer kan worden afgegaan op de som van de rendementen van elk van de wassers volgens de Handreiking, zoals in het geurrapport is gedaan. Daar komt bij dat in het geurrapport bevestiging voor de haalbaarheid van het totaalrendement van gecombineerde luchtbehandelingsstappen juist is gevonden in de Regeling geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv), zoals die destijds luidde.
De Afdeling acht van betekenis dat het WUR-rapport heeft geleid tot nieuwe inzichten omtrent het rendement dat combiwassers bij veehouderijen in de praktijk behalen. Gelet op het deskundigenadvies, waarin overigens is onderkend dat van het luchtwassysteem van de biomineralenfabriek op zichzelf een betere werking is te verwachten dan van luchtwassers bij veehouderijen, neemt de Afdeling aan dat nog geen algemeen aanvaarde inzichten over de oorzaken van de tegenvallende rendementen van combiwassers bestaan, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat deze oorzaken niet ook van betekenis kunnen zijn voor het rendement van de in serie geschakelde luchtwassers van de biomineralenfabriek.
In dit verband overweegt de Afdeling dat het college en Biomineralen B.V. tevergeefs naar voren hebben gebracht dat het college dit WUR-rapport niet heeft kunnen betrekken bij het bestreden besluit van 31 oktober 2017, omdat het rapport toen nog niet was verschenen. Die omstandigheid betekent niet dat in dit geding voorbij moet worden gegaan aan de betekenis van dat rapport. Bij de beoordeling door de rechter van de juistheid en betrouwbaarheid van gegevens zoals hier aan de orde, kunnen actuele inzichten daarover worden betrokken. Nu het geurrapport, afgezien van de verwijzing naar de Rgv, geen andere onderbouwing bevat over de haalbaarheid van het rendement van de in serie geschakelde luchtwassers, moet worden geoordeeld dat het college in zoverre niet zonder meer op het geurrapport mocht afgaan.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 17-03-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:575
Gijs Rurup