Tijdelijke bewoning van bedrijfspanden op een bedrijventerrein.

Casus

Bij besluiten van 30 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leiden in eerste instantie geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor tijdelijke bewoning van dertien studio’s tot 1 januari 2023 op een bedrijventerrein in Leiden. Tijdens de hogerberoepstermijn (16 januari 2020) heeft het college alsnog de omgevingsvergunningen verleend, omdat volgens het college uit het nieuwe akoestische onderzoek blijkt dat de planologische mogelijkheden van de bedrijven niet worden aangetast. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in het Activiteitenbesluit milieubeheer niet worden overschreden, behalve door een zuivelfabriek. Als bij de zuivelfabriek twee uitlaten en twee roostervlakken van geluiddempers worden voorzien, zullen deze geluidgrenswaarden niet meer worden overschreden.

Appellanten zijn eigenaren van gronden op het bedrijventerrein. Zij verhuren hun gronden aan bedrijven en vrezen dat de verhuurbaarheid van hun gronden zal verslechteren als woningen op het bedrijventerrein worden toegestaan. Appellanten stellen dat niet voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid. Volgens de ‘Nota van Uitgangspunten Pilot transformatie Roosevelt’ wordt in het deel ten westen van de Rooseveltstraat woningbouw mogelijk geacht als wordt voldaan aan de voorwaarden dat aanwezige bedrijven van milieucategorie 3 in het gebied en in het daarnaast liggende bedrijventerrein niet zullen worden beperkt in hun bedrijfsuitoefening en dat rekening wordt gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Of dit het geval is, is volgens appellanten niet deugdelijk onderzocht. Zo stellen zij onder andere dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een geluidvermogen van ongeveer 96 dB(A) per bedrijfskavel (kavelkengetal van 60 dB(A)/m²), terwijl het college niet met de bedrijven heeft besproken of dit uitgangspunt juist is. Ook wijzen zij erop dat op één toetspunt een etmaalwaarde van meer dan 50 dB(A) is berekend. Voorts zijn bij een zuivelfabriek op het bedrijventerrein maatregelen nodig om aan de geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer te kunnen voldoen. Dat volgens het college een overeenkomst is gesloten met die zuivelfabriek, is volgens appellanten niet relevant, omdat daarmee het criterium van een goede ruimtelijke ordening niet opzij kan worden gezet.

Rechtsvragen

1. Is met een kavelkengetal van 60 dB(A)/m² voldaan aan een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden?
2. Is met een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van maximaal 51 dB(A) voldaan aan de normen van het Activiteitenbesluit?
3. Mocht in de omgevingsvergunningen een voorschrift voor de zuivelfabriek opgenomen worden over geluidwerende voorzieningen?

Uitspraak

1. Over het geluidvermogen per kavel heeft het college toegelicht dat het gebruikelijk is om voor bedrijven van categorie 3.2 een kavelkengetal van 55 dB(A)/m² te hanteren. In dit geval is er echter voor gekozen om een kavelkengetal van 60 dB(A)/m² als ‘worst case’ scenario te hanteren, omdat dit kavelkengetal in diverse onderzoeken van derden is gehanteerd voor bedrijven van categorie 3. Naar het oordeel van de Afdeling hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat het kavelkengetal van 60 dB(A)/m² geen representatieve invulling is van de maximale planologische mogelijkheden. Anders dan zij betogen, hoefde het college dit kavelkengetal niet te bespreken met de bedrijven. Het gaat bij dit kavelkengetal niet om het geluidvermogen van de bestaande bedrijven, maar om het geluidvermogen als de maximale planologische mogelijkheden worden benut.

2. Over het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van meer dan 50 dB(A) merkt de Afdeling op dat in artikel 2.17, derde lid, onder a en tabel 2.17c, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is bepaald dat de geldende etmaalwaarde op de gevel van een gevoelig gebouw op een bedrijventerrein 55 dB(A) is. Dat op één toetspunt de berekende etmaalwaarde meer dan 50 dB(A) is, betekent dus niet dat de toegestane bewoning bedrijven zal beperken. In de notitie van Peutz zijn geen etmaalwaardes boven 55 dB(A) berekend.

3. In de omgevingsvergunningen is het voorschrift opgenomen dat de geluidwerende voorzieningen die in de overeenkomst tussen de aanvragers en de zuivelfabriek zijn genoemd, voor 1 februari 2020 moeten zijn aangebracht en tot 1 januari 2023 in stand moeten worden gelaten. Uit deze overeenkomst blijkt dat het om de geluiddempers gaat die in het rapport van Peutz worden genoemd. Het is toegestaan een dergelijk voorschrift in een omgevingsvergunning op te nemen. Gelet op dit voorschrift zal de bedrijfsvoering van de zuivelfabriek niet worden beperkt door de toegestane bewoning.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 19-05-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1069
Jos Legierse