Het college heeft met de sloop van een kerk ten onrechte spoedeisende bestuursdwang toegepast, er was geen sprake van acuut instortingsgevaar.
Casus
In juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gouda aan eiseres, eigenaar van de Turfmarktkerk in Gouda, een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat de kerk moet worden gestut vóór 20 augustus 2018, zodat de constructie veilig is, zowel voor omwonenden als met het oog op de uitvoering van de sloop. Tevens is een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende het geheel slopen van de kerk (tot de fundering) vóór 30 september 2018. Bij besluit van 15 augustus 2018 heeft verweerder de begunstigingstermijnen voor het stutten en slopen verlengd tot onderscheidenlijk 10 september 2018 en 1 december 2018. Verweerder heeft voorts geweigerd eiseres toestemming te geven voor een gedeeltelijke sloop van de kerk.
In de periode van 3 augustus 2018 tot en met 10 september 2018 heeft eiseres de kerk laten stutten door het aanbrengen van trekstangen, ankerbalken op de vloer, baddingen op de gevelwanden en het plaatsen van ongeveer 10.000 m³ aan steigerwerk.
Op 24 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gouda besloten spoedeisende bestuursdwang toe te passen ten aanzien van de Turfmarktkerk, inhoudende onder meer het slopen van de bebouwing op het perceel voor zover nodig om direct instortingsgevaar weg te nemen. Bij besluit van 10 december 2019 (bestreden besluit II) heeft verweerder de kosten van het toepassen van de spoedeisende bestuursdwang ten bedrage van € 541.585,81 op de eigenaar van de kerk verhaald.
De rechtbank heeft de STAB benoemd als deskundige. Die heeft drie deskundigen van ABT B.V. ingeschakeld om, onder de verantwoordelijkheid en begeleiding van de STAB, mee te werken aan het onderzoek.
Rechtsvraag
Was op 24 oktober 2018 sprake van acuut instortingsgevaar van de Turfmarktkerk?
Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport van de STAB voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en bevat het geen zodanige gebreken dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. De STAB heeft het dossier bestudeerd, met beide partijen een gesprek gevoerd, ontbrekende stukken opgevraagd en locatieonderzoek verricht. Daarnaast heeft de STAB de reacties van beide partijen op het conceptrapport en de door verweerder ingebrachte deskundigenrapporten meegewogen en gemotiveerd toegelicht in hoeverre hierin aanleiding werd gezien om de eigen conclusies aan te vullen of te wijzigen. Dat deze reactie van de STAB op de deskundigenrapporten van verweerder tekortschiet, is de rechtbank niet gebleken. De conclusies van de STAB zijn bovendien duidelijk en voorzien van een navolgbare onderbouwing.
Met betrekking tot de door verweerder ingebrachte deskundigenrapporten acht de rechtbank voorts van belang dat hieruit, met uitzondering van het rapport van Pelecon van 6 oktober 2020, niet volgt dat op 24 oktober 2018 sprake was van acuut instortingsgevaar. Uit deze rapporten volgt dat er vanwege de achteruitgang van de constructieve staat van de kerk grote zorgen waren over de stabiliteit en de draagkracht van de constructie en de veiligheid van omwonenden, onderscheidenlijk dat instortingsgevaar niet was uit te sluiten. Zorgen of twijfels over de constructieve staat van een gebouw of het niet kunnen uitsluiten van instortingsgevaar kunnen echter niet zonder meer op één lijn worden gesteld met de conclusie dat sprake is van direct instortingsgevaar. Aan de conclusies in het rapport van Pelecon van 6 oktober 2020 kent de rechtbank geen doorslaggevende waarde toe. Deze rapportage is in essentie een bevestiging van de eerdere bevindingen van Pelecon (destijds: Peters & Van Leeuwen), die in hoofdzaak waren gebaseerd op enkele lintvoegwaterpassingen en visuele waarnemingen. De STAB heeft in haar advies voldoende inzichtelijk gemaakt waarom deze bevindingen niet gevolgd kunnen worden.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank het rapport van de STAB aan haar oordeelsvorming ten grondslag zal leggen. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat op 24 oktober 2018 geen sprake was van acuut instortingsgevaar van de Turfmarktkerk, zodat voor verweerder geen aanleiding bestond om spoedeisende bestuursdwang toe te passen.
Rechtelijke Instantie : Rechtbank Den Haag
Datum Uitspraak : 18-05-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RBDHA:2021:5004
Jelle van de Poel