Motivering van weigering omgevingsvergunning voor balustrade als (door)valbeveiliging.

Casus

Appellant heeft een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een balustrade op het dak van zijn bedrijfspand. De balustrade dient als (door)valbeveiliging bij werkzaamheden op het dak en het dak kan worden gebruikt om te vluchten in geval van nood. De gewenste balustrade is echter in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen omdat dit ertoe zal leiden dat het dak zal worden gebruikt als dakterras. Een dakterras is niet wenselijk aangezien er direct tuinen van woningen grenzen aan het perceel, er geen noodzaak is voor het bedrijf om een dakterras te hebben en afwijking van het bestemmingsplan een ongewenst precedent zou scheppen. Bovendien voldoet een tijdelijke balustrade voor het uitvoeren van werkzaamheden, aldus het college.

Rechtsvraag

Heeft het college voldoende gemotiveerd dat appellant het dak na het aanbrengen van valbeveiliging in gebruik zal nemen als terras?

Uitspraak

De Afdeling is van oordeel dat de door het college in het besluit van 21 juli 2020 gegeven motivering om geen medewerking aan afwijking van het bestemmingsplan te verlenen, onvoldoende is. Aangezien er in dit geval van moet worden uitgegaan dat appellant een omgevingsvergunning heeft gevraagd voor het realiseren van een balustrade die dient als (door)valbeveiliging, ligt het op de weg van het college te motiveren dat er omstandigheden zijn waaruit redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk zal worden gebruikt voor iets anders dan voor het doel waarvan op basis van de aanvraag moet worden uitgegaan.

Niet is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat appellant het dak in gebruik wenst te nemen als verblijfsgebied. Zo hebben toezichthouders ook na de uitspraak van 8 april 2020 niet geconstateerd dat appellant oneigenlijk gebruikmaakt van het dak. Het college heeft zich dus niet, zonder nadere motivering, op het standpunt kunnen stellen dat er feitelijk een verblijfsgebied op hoogte in de zin van een dakterras wordt vergund door het plaatsen van een balustrade. Appellant stelt terecht dat de mogelijkheid om tijdelijke alternatieven te gebruiken voor werkzaamheden en onderhoud in zoverre niet relevant is. De mogelijkheid om een tijdelijke steiger als valbeveiliging te gebruiken doet immers niet af aan het uitgangspunt dat de aanvraag ziet op een valbeveiliging. Daarnaast zien de door het college genoemde alternatieven op de gevallen dat er werkzaamheden of onderhoud worden uitgevoerd, terwijl appellant stelt de balustrade te willen gebruiken als onderdeel van een vluchtroute.

De conclusie is dat het college de weigering om medewerking te verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit omdat de weigering wederom is gebaseerd op de aanname dat appellant de balustrade gaat gebruiken als dakterras dan wel verblijfsgebied, terwijl niet deugdelijk is gemotiveerd dat het bouwwerk voor iets anders zal worden gebruikt dan op basis van de aanvraag kan worden aangenomen.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 12-05-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1001
Peter-Arjen Boers