Bij het beoordelen van het windklimaat op horecaterrassen mag in een windonderzoek worden uitgegaan van de norm die in de NEN 8100 staat.
Casus
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft de raad van Woerden het bestemmingsplan ‘Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen’ vastgesteld. Het voorziet onder andere in een woontoren met een bouwhoogte van 40 m in combinatie met een uitbreiding van het winkelcentrum. Bij tussenuitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:864, heeft de Afdeling de raad opgedragen om nader onderzoek te doen naar het windklimaat in de omgeving van het zuidwestelijke woonblok en aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek nader te onderbouwen of sprake zal zijn van een aanvaardbaar windklimaat ter plaatse, gelet op de functie van dat gebied en al dan niet na het toepassen van concrete maatregelen ter beperking van de windhinder.
Bij besluit van 6 juli 2022 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan ‘Uitbreiding Winkelcentrum Snel en Polanen’ opnieuw vastgesteld. Dit besluit vervangt het besluit van 1 juni 2021. Aan dit reparatieplan ligt een aanvullende onderbouwing ten grondslag in de vorm van een nieuw windonderzoek. Dit is het rapport ‘CFD-onderzoek windhinder en windgevaar’ van Actiflow van 17 juni 2022 (hierna: rapport CFD-onderzoek). Dit rapport toont volgens de raad aan dat het windhinderklimaat rond de beoogde uitbreiding van het winkelcentrum overwegend kan worden gekwalificeerd als ‘goed’ en in alle gevallen aanvaardbaar is voor de beoogde functies van de openbare ruimte (doorlopen, slenteren en langdurig zitten). Uit het onderzoek volgt verder dat er nergens sprake is van een slecht windklimaat of windgevaar. Gelet daarop is er volgens de raad niet langer behoefte aan de genoemde bepaling uit het vorige bestemmingsplan.
Appellanten bestrijden de juistheid van het rapport CFD-onderzoek. Zij stellen dat aan het onderzoek onjuiste uitgangspunten ten grondslag liggen en dat het onderzoek niet in overeenstemming is met de toegepaste technische norm. In dat verband betogen zij onder verwijzing naar paragraaf 6.2 van de NEN 8100 onder andere dat deze norm niet bedoeld is voor het beoordelen van het windklimaat op horecaterrassen en dat voor zulke terrassen hogere eisen gelden en een betere afscherming gewenst is. Ten onrechte heeft de raad volstaan met de vaststelling dat bij het terras van appellanten sprake zal zijn van een goed windklimaat voor de activiteit langdurig stilzitten. De raad stelt dat de NEN 8100 een kader geeft voor het toetsen van het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op loop- of verblijfsniveau in relatie tot het effect van wind op voetgangers. Het is juist dat in de NEN 8100 staat dat voor horecaterrassen hogere eisen gelden en aanvullende maatregelen benodigd zijn. Er zijn volgens de raad echter geen andere (specifieke) normen voor horecaterrassen. Uit het verrichte onderzoek volgt volgens de raad dat bij het buitenterras van appellanten sprake zal zijn van de hoogste windcomfortklasse (A) van de NEN 8100. Daarnaast is van belang dat het onderzoek geen rekening houdt met de mitigerende gevolgen van de al bestaande schermen rondom het buitenterras, zodat de hinder waarschijnlijk nog minder groot zal zijn dan uit het onderzoek volgt, zo betoogt de raad.
Appellanten betogen verder dat het verrichte onderzoek ten onrechte geen rekening houdt met de aanwezigheid van kwetsbare groepen in en nabij het plangebied. In de toelichting bij paragraaf 6.3 van de NEN 8100 staat dat voor plaatsen waar kwetsbare groepen verblijven mogelijk aanvullende eisen noodzakelijk zijn om een verantwoorde situatie te bereiken. In het pand van appellanten is een kinderdagverblijf met buitenspeelplaats aanwezig. In het rapport CFD-onderzoek wordt niet ingegaan op de gevolgen van de windhinder voor deze buitenruimte en de noodzakelijke maatregelen ter beperking daarvan.
Rechtsvragen
1. Heeft de raad bij het beoordelen van het windklimaat op horecaterrassen mogen uitgaan van de norm die in de NEN 8100 staat?
2. Was er voor de raad aanleiding om nader onderzoek te laten verrichten naar maatregelen ter beperking van het windgevaar bij de speelplaats van het kinderdagverblijf?
Uitspraak
1. De Afdeling stelt voorop dat er geen wettelijke norm bestaat voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de windhinder bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De raad heeft voor het invullen van de norm van een goede ruimtelijke ordening van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening aansluiting gezocht bij het materiële toetsingskader van de NEN 8100. In de NEN 8100 staat weliswaar dat deze norm niet bedoeld is voor het beoordelen van het windklimaat op horecaterrassen, maar de Afdeling is van oordeel dat de raad, bij gebrek aan een specifiek toetsingskader voor horecaterrassen, ook voor horecaterrassen heeft kunnen aansluiten bij de NEN 8100. Van een andere – meer passende – norm of toetsingssystematiek is de Afdeling niet gebleken. De Afdeling verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1983. Daarin heeft zij overwogen dat, hoewel de NEN 8100 niet specifiek bestemd is voor het meten van windhinder op terrassen bij horeca-inrichtingen, het bevoegd gezag die wel als toetsingskader heeft mogen toepassen bij zijn beoordeling of zich in een specifieke situatie extreme windhinder voordoet. Dat in de NEN 8100 staat vermeld dat de daarin vervatte eisen niet zien op terrassen in de horeca, doet daar niet aan af, omdat die eisen wel richting kunnen geven bij voormelde beoordeling en bovendien geen andere objectieve normen beschikbaar zijn, zo is overwogen in de uitspraak van 24 juni 2015. Het betoog slaagt niet.
2. De Afdeling overweegt dat de genoemde paragraaf 6.3 betrekking heeft op windgevaar. Uit de hiervoor weergegeven figuur 4.3 van het rapport CFD-onderzoek volgt dat het plan op geen enkele locatie leidt tot een overschrijding van de grens voor een ‘beperkt risico’ op windgevaar, dat wil zeggen situaties waarin de drempelsnelheid van 15 m/s in meer dan 0,05 procent van het aantal uren per jaar wordt overschreden. De raad heeft zich gelet hierop op het standpunt mogen stellen dat er geen risico is op windgevaar. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat nader onderzoek gedaan had moeten worden naar maatregelen ter beperking van het windgevaar bij de speelplaats van het kinderdagverblijf. Het betoog slaagt niet.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 15-03-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:1039
Gijsbert Keus