Voor de geluidsontheffing is een onjuist geluidsspectrum toegepast en de voorgeschreven handhaving is te beperkt.
Casus
Bij besluit van 6 april 2022 heeft verweerder aan de Stichting Psy-Fi een geluidsontheffing onder voorschriften verleend voor het houden van een meerdaags muziekevenement op een deel van de gronden van het recreatiegebied De Groene Ster te Leeuwarden. Verweerder is voor deze ontheffing van de APV aangesloten bij zijn ‘Beleidsregel geluid 2018, evenementen in de open lucht’. Deze beleidsregel heeft dezelfde strekking als de veelgebruikte ‘Nota Evenementen met een luidruchtig karakter’ (nota Limburg). Hierin wordt onder andere ingegaan op het begrip onduldbare hinder. De geluidsontheffing is onder voorwaarden verleend. In een voorschrift zijn geluidsniveaus (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau) vastgelegd waaraan voldaan moet worden op referentiepunten en Front of House’s. De meetduur van de geluidsniveaus is 1 minuut.
Een omwonende is in beroep. De geluidsontheffing voldoet volgens eiser niet aan hetgeen door de rechtbank en de Afdeling in eerdere uitspraken over het festival is bepaald. Daarmee is er sprake van een ondeugdelijke motivering voor wat betreft de aanvaardbaarheid van de geluidsnorm. Voorts biedt volgens eiser het voorgeschreven meetprotocol, waarvoor is aangesloten bij de gemeentelijke Beleidsregel, geen waarborg dat geen onduldbare hinder op zal treden.
Verweerder geeft aan dat de geluidsniveaus conform de gemeentelijke Beleidsregel zijn en niet leiden tot onduldbare hinder. Over de handhavingskwestie met het meetprotocol geeft verweerder aan dat dit buiten de omvang van het geding valt.
Rechtsvragen
1. Is verweerder uitgegaan van het juiste muziekspectrum en staat vast dat de toegestane geluidsniveaus niet tot onduldbare hinder zullen leiden?
2. Is de wijze van handhaving zoals bepaald in de vergunning vatbaar voor beroep en zorgt de vastgelegde manier van handhaving voor het voorkomen van onduldbare hinder?
Uitspraak
1. De rechtbank constateert dat verweerder bij de voorgeschreven normering enkel is uitgegaan van geluidsniveaus zoals deze worden veroorzaakt binnen het housespectrum. In eerdere procedures, zoals blijkt uit de uitspraken van de rechtbank van 17 juli 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:3198, en de Afdeling van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1038, is echter vastgesteld dat voor een worstcasebenadering in de normering bij het onderhavige festival uitgegaan moet worden van het ultra-bass-spectrum. Ter zitting is met verweerder vastgesteld dat in het rapport van DGMR niet wordt geadviseerd om enkel te normeren op het housespectrum. Verweerder heeft weliswaar ook aangegeven dat spectrumonafhankelijk wordt genormeerd, maar deze stelling wordt niet ondersteund door de rapportage van de onafhankelijke deskundige. De enkele stelling van verweerder zelf heeft onvoldoende bewijskracht om daarmee het bestreden besluit te kunnen dragen. Derhalve staat niet vast dat de toegestane geluidsniveaus niet tot onduldbare hinder zullen leiden.
2. De rechtbank meent dat, nu de wijze van handhaving is voorgeschreven in de vergunning, het onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit en daarmee vatbaar is voor beroep.
Uit het meetprotocol valt op te maken dat verweerder pas handhavend zal optreden indien binnen een (aaneengesloten) meetperiode van 5 minuten (gemeten als 5×1 minuut), driemaal een hogere waarde voor LAeq,1 minuut en/of LCeq,1 minuut is gemeten dan is toegelaten. Indien in de periode van 5 minuten slechts eenmaal (of tweemaal) een hogere waarde is gemeten dan toegelaten, wordt dat als een uitschieter beschouwd en wordt niet gehandhaafd.
Gegeven het feit dat tot de grens van hetgeen onduldbaar is wordt genormeerd, dient elke overschrijding naar het oordeel van de rechtbank in beginsel te worden voorkomen. De handhaving zou daarop toegespitst moeten zijn. De rechtbank stelt vast dat bovenstaand instrumentarium tot gevolg heeft dat er in ieder geval gedurende twee van de vijf minuten overschrijdingen van de toegestane geluidsniveaus kunnen plaatsvinden, zonder dat dit tot handhaving van de kant van verweerder leidt. De rechtbank is er niet van overtuigd dat dit, binnen het kader van het voorkomen van onduldbare hinder, een adequate wijze van handhaven vormt. De stelling van verweerder dat er bij handhaving zorgvuldig gehandeld moet worden, is onvoldoende om tot een andere beoordeling te komen. In dit geval leidt deze zorgvuldigheid jegens vergunninghoudster immers tot een situatie waarbij omwonenden een groot deel van de tijd onduldbare hinder kunnen ondervinden.
Rechtelijke Instantie : Rechtbank Noord-Nederland
Datum Uitspraak : 19-08-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RBNNE:2022:2989
Jos Legierse