Het aantal aangetroffen diersporen en de oppervlakte van het plangebied in relatie tot de territoriumgrootte van de das is van belang voor de vraag of essentieel foerageergebied van de das wordt aangetast.

Casus

De raad van Wijdemeren heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de realisatie van 49 appartementen. Appellanten betogen dat één of meerdere dassenburchten in de weg staan aan de uitvoerbaarheid van het plan. Ter ondersteuning van hun standpunt hebben zij een ecologisch rapport overgelegd waaruit blijkt dat zich nabij het plangebied meerdere dassenburchten en vluchtpijpen bevinden en dat sporen van recente activiteiten van dassen zijn gevonden, waaronder graafsporen. Verweerder stelt dat het plangebied binnen een dassenterritorium ligt en door de das als foerageergebied wordt gebruikt, maar dat de betekenis van het plangebied als foerageergebied zeer beperkt is. Er zijn slechts twee graafsporen gevonden en de territoriumgrootte van de dassen bedraagt tientallen hectaren, terwijl de oppervlakte van het plangebied slechts circa 3.184 m² is. Op basis van ‘expert judgement’ wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat door de mogelijke afname van areaal foerageergebied als gevolg van het plan de nabijgelegen dassenburcht, niet langer als zodanig kan functioneren.

Rechtsvraag

Tast de planontwikkeling essentieel foerageergebied van de das aan?

Uitspraak

De Afdeling overweegt zoals zij eerder heeft gedaan (uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1457, onder 6.2-6.4), dat foerageergebieden in beginsel niet worden beschermd via het soortenbeschermingsregime van de Wnb, zoals ook al het geval was onder het daarvoor geldende regime van de Flora- en faunawet (Ffw). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling over artikel 11 van de Ffw, op grond waarvan het verboden was om voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te vernielen of te verstoren, golden op dit uitgangspunt twee uitzonderingen.

De eerste uitzondering betreft gevallen waarbij een foerageergebied samenvalt met een vaste voortplantings- of rustplaats.

De tweede uitzondering betreft gevallen waarbij essentiële foerageergebieden die niet samenvallen met een vaste voortplantings- of rustplaats, zodanig worden aangetast dat daardoor de functionaliteit van de vaste voortplantings- of rustplaatsen van de betrokken diersoort wordt aangetast. Onder een essentieel foerageergebied wordt daarbij verstaan: een foerageergebied dat van wezenlijk belang is voor het functioneren van de voortplantings- of rustplaats, wanneer er geen alternatieve foerageergebieden zijn om eventuele aantasting daarvan op te vangen.

De Afdeling is van oordeel dat geen van de overgelegde ecologische onderzoeken, dus ook niet de overgelegde contra-expertise, aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat het plangebied voldoet aan de genoemde uitzonderingen. Daarbij is van belang dat er bij het veldonderzoek slechts twee graafsporen zijn gevonden en de territoriumgrootte van de dassen tientallen hectaren bedraagt, terwijl de oppervlakte van het plangebied slechts ongeveer 3.184 m² bedraagt.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 18-01-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:194
Koert Ottens