Aanvullende lozingseisen voor effluent mestverwerkingsinstallatie.
Casus
Op 1 augustus 2018 heeft een Coöperatie bij de minister een aanvraag ingediend voor een watervergunning als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet en artikel 6.5, onder c, van de Waterwet, voor het brengen van stoffen in de Maas afkomstig van de MVI Zevenellen en het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daartoe behorende beschermingszone voor het plaatsen en behouden van een effluentleiding met lozingsvoorziening. Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft de minister de aangevraagde watervergunning verleend.
Stichting Dorpsraad Buggenum en anderen voeren aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in de watervergunning strengere lozingseisen voor zware metalen hadden moeten worden opgenomen. Daarbij wijzen zij op een op 24 oktober 2018 verleende watervergunning voor een mestvergister in Groenlo, waarin deze strengere eisen wel zijn opgenomen.
Rechtsvraag
Moeten er strengere lozingseisen voor zware metalen in de watervergunning worden opgenomen?
Uitspraak
Uit paragraaf 5.1.3 van de watervergunning volgt dat voor MVI’s nog geen specifieke Europese of Nederlandse informatiedocumenten bestaan. Mede naar aanleiding van het ontbreken van dergelijke documenten en de discussie die speelt rond de emissies van medicijnresten en antibiotica resistente micro-organismen vanuit veehouderijen en MVI’s, is in opdracht van verschillende waterschappen en Rijkswaterstaat in 2016 door Royal Haskoning DHV het informatiedocument ‘Achtergronddocument vergunningenbeleid voor lozingen van afvalwater uit mestverwerkingsinstallaties’ (hierna: het Achtergronddocument) opgesteld. Daarin is een selectie gemaakt van technieken op basis van de beschikbare data uit de bestaande MVI’s, het zuiveringsrendement van de rioolwaterzuiveringsinstallatie en bewezen en innovatieve technieken uit andere sectoren. De geselecteerde technieken kunnen volgens het Achtergronddocument worden geïnterpreteerd als best beschikbare technieken (hierna: BBT), maar hebben niet die wettelijke status. In het Achtergronddocument wordt voor wat betreft zware metalen omgekeerde osmose als BBT beschouwd. In paragraaf 7.4 van dit document staat echter ook dat het gebruik van een MBR bij een MVI die loost op een groot oppervlaktewater, zoals in het voorliggende geval, wordt gezien als een vergelijkbare techniek als het gebruik van omgekeerde osmose. Stichting Dorpsraad Buggenum en anderen hebben deze conclusie niet gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft naar het oordeel van de Afdeling dan ook terecht geoordeeld dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in zoverre wordt voldaan aan de BBT. De Afdeling wijst er daarbij nog op dat uit het vereiste dat in de inrichting de BBT worden toegepast niet volgt dat alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen die bijdragen aan een reductie van, in dit geval, de emissie van zware metalen (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3112).
Uit paragraaf 5.1.3 van de watervergunning volgt verder dat de minister de gevolgen van het lozen van de in voorschrift 3 genoemde klassieke parameters op het oppervlaktewater heeft getoetst aan de hand van het ‘Handboek immissietoets 2016’ van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna: het Handboek). In paragraaf 1.5 van dit Handboek staat dat het Handboek invulling geeft aan de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen door te bepalen of de belasting die een puntlozing veroorzaakt, in lijn is met de maximaal toelaatbare hoeveelheid extra belasting op het oppervlaktewater. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; PbEG 2000 L327). Wat betreft nieuwe lozingen worden met de immissietoets puntlozingen lokaal getoetst op de rand van de mengzone. De concentratie daar mag de geldende milieukwaliteitseisen (hierna: MKE’s), waarmee maximaal aanvaardbare concentraties van prioritaire stoffen zijn uitgedrukt, niet overschrijden. De MKE’s waaraan op de rand van mengzone wordt getoetst, zijn opgenomen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. De minister heeft op zitting onweersproken gesteld dat de in voorschrift 3 opgenomen lozingseisen voor zware metalen niet tot een overschrijding van de desbetreffende MKE’s op het monitoringspunt leiden. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de minister toch verplicht was om strengere lozingseisen voor zware metalen in de watervergunning op te nemen.
Voor zover Stichting Dorpsraad Buggenum en anderen er specifiek op hebben gewezen dat in de in 2018 verleende watervergunning voor een mestvergister een strengere lozingseis voor koper was opgenomen dan in de voorliggende watervergunning, overweegt de Afdeling als volgt. Niet in geschil is dat de in 2018 verleende watervergunning zag op het lozen van stoffen in de Leerinkbeek en niet, zoals in de voorliggende zaak, op het lozen van stoffen in de Maas. Op zitting heeft de minister toegelicht dat de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam waarop geloosd wordt kan verschillen. Als in de in 2018 verleende watervergunning een strengere lozingseis voor koper was opgenomen, dan betekent dat volgens de minister dat dat oppervlaktewaterlichaam waarop geloosd werd zeer waarschijnlijk van mindere kwaliteit was en dat een strengere lozingseis moest worden opgenomen om ervoor te zorgen dat de desbetreffende MKE niet werd overschreden. De Afdeling ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Het betoog slaagt niet.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 18-01-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:164
Odile Scholte