Het akoestisch rapport, dat is gebaseerd op onbemande metingen, mocht ten grondslag worden gelegd aan het besluit. Het begrip ‘sportactiviteiten’ uit het Activiteitenbesluit moet niet zo ruim uitgelegd worden, dat daaronder ook moet worden verstaan het trainen van honden in de buitenlucht.

Casus

Bij besluit van 1 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel besloten tot invordering van door een politiehondendresseervereniging verbeurde dwangsommen van in totaal € 2.000. Het college heeft aan het besluit een akoestisch rapport van de Omgevingsdienst Brabant Noord ten grondslag gelegd. Uit het akoestisch rapport blijkt dat geluidsmetingen zijn uitgevoerd aan de zijgevel van de woning aan de Gemondsedijk 6 in Gemonde en dat daarbij op 9 juli 2020 als gevolg van hondengeblaf een maximaal geluidsniveau, een zogenoemd piekgeluidniveau, is gemeten van 67 dB(A) om 19.37 uur. Voorts blijkt daaruit dat op 14 juli 2020 als gevolg van hondengeblaf een maximaal geluidsniveau is gemeten van 70 dB(A) om 20.04 uur en van 70 dB(A) om 20.29 uur. Volgens het college heeft de vereniging tijdens deze twee trainingsavonden het op grond van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit maximaal toegestane geluidsniveau van 65 dB(A) overschreden.

Bij besluit van 19 januari 2021 heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 december 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.

De vereniging betoogt onder andere dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college heeft aangetoond dat de overschrijding van het maximaal toegestane geluidsniveau specifiek is toe te schrijven aan het geblaf van honden. Omdat de relevante geluidmetingen met een onbemande geluidmeter zijn uitgevoerd, is volgens de vereniging niet uitgesloten dat die overschrijding is veroorzaakt door menselijk stemgeluid dat op grond van artikel 2.18, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing moet worden gelaten. Het akoestisch rapport kan daarom niet ten grondslag worden gelegd aan het besluit tot invordering, zo betoogt de vereniging. Verder betoogt de vereniging dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het gemeten geluid, voor zover dat aan de invordering ten grondslag is gelegd, afkomstig is van een sportactiviteit. Volgens de vereniging bestaan haar activiteiten uit het trainen van honden in de open lucht en zijn die activiteiten aan te merken als sportactiviteiten als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder b, van het Activiteitenbesluit. Gelet daarop had het college het geluid dat tijdens die activiteit door blaffende honden is veroorzaakt, buiten beschouwing moeten laten bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau. Om die reden is geen dwangsom verbeurd en is het college ten onrechte tot invordering overgegaan, aldus de vereniging.

Rechtsvragen

1. Mocht het college het akoestisch rapport ten grondslag leggen aan het besluit nu onbemand is gemeten?
2. Moet het begrip ‘sportactiviteiten’ in artikel 18, derde lid, aanhef en onder b, van het Activiteitenbesluit zo ruim worden uitgelegd, dat daaronder ook moet worden verstaan het trainen van honden in de buitenlucht?

Uitspraak

1. Over de geluidmetingen overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt voorop dat de omstandigheid dat de geluidmetingen met een onbemande geluidmeter zijn verricht, niet betekent dat de metingen om die reden onbetrouwbaar zijn en het akoestisch rapport daarom niet ten grondslag kan worden gelegd aan het invorderingsbesluit. Op betrouwbare wijze vaststellen door welke gebeurtenis een geluidpiek is veroorzaakt, kan ook op een andere manier dan door directe waarneming door een toezichthouder. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:503, onder 5. In het akoestisch rapport is onderscheid gemaakt tussen verschillende geluidsbronnen. Zo is onderscheid gemaakt tussen menselijk stemgeluid en het blaffen van honden. Een overschrijding van het maximaal toegestane geluidsniveau op dinsdagavond 7 juli 2020 is buiten beschouwing gelaten, omdat deze overschrijding werd veroorzaakt door menselijk stemgeluid. Gelet hierop ziet de Afdeling in wat de vereniging heeft aangevoerd geen reden voor twijfel aan de juistheid van de conclusies in het akoestisch rapport. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college dat rapport aan het invorderingsbesluit ten grondslag heeft mogen leggen.

2. In het Activiteitenbesluit is niet omschreven wat onder ‘sportactiviteiten’ moet worden verstaan. Ook de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 18 van het Activiteitenbesluit geeft niet voldoende aanknopingspunten om zondermeer te kunnen bepalen wat daaronder moet worden verstaan. Niettemin is de Afdeling van oordeel dat de hondentrainingen op het perceel niet kunnen worden aangemerkt als sportactiviteiten als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder b. Daarover overweegt de Afdeling het volgende. Met ingang van 1 januari 2016 heeft de regelgever het Activiteitenbesluit gewijzigd door daaraan onder meer paragraaf 3.8.5 ‘Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren’ toe te voegen. Uit de toelichting bij deze wijziging (Stb. 2015, 337, p. 193-194) blijkt dat de regelgever zich ervan heeft vergewist dat het fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren tot geluidsoverlast kan leiden. Volgens die toelichting behoren honden tot de dieren die in de buitenlucht het meest hoorbaar zijn. De regelgever heeft daarbij uitdrukkelijk toegelicht dat bij zodanige geluidsoverlast de mogelijkheid bestaat om met toepassing van artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften aan de betreffende inrichting op te leggen. Gelet daarop is de Afdeling van oordeel dat het begrip ‘sportactiviteiten’ in artikel 18, derde lid, aanhef en onder b, niet zo ruim moet worden uitgelegd, dat daaronder ook moet worden verstaan het trainen van honden in de buitenlucht. Een andere uitleg zou immers met zich brengen dat, anders dan de regelgever heeft beoogd, geen maatwerkvoorschriften kunnen worden opgelegd om overschrijding van het maximale geluidsniveau door hondengeblaf tijdens hondentrainingen te kunnen voorkomen, omdat de uitzondering in artikel 18, derde lid, aanhef en onder b, ook geldt als toepassing wordt gegeven aan artikel 2.20. De Afdeling merkt daarbij nog op dat de bepalingen over het trainen van zoogdieren uit paragraaf 3.8.5 zijn ondergebracht in afdeling 3.8 ‘Overige activiteiten’, en niet onder de daaraan voorafgaande afdeling 3.7 over sport en recreatie.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 15-02-2023
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2023:616
Jos Legierse