Woonschip is, gelet op artikel 1, zevende lid, van de Woningwet in casu een bouwwerk omdat het niet gebruikt wordt voor de vaart.

Casus

Appellanten zijn eigenaar van een woonschip. Zij hebben beroep ingesteld tegen het plan, omdat volgens hen voor de gronden waarop het woonschip is afgemeerd ten onrechte niet is voorzien in een bouwvlak. De gronden zijn alleen bestemd als ligplaats voor een woonschip. Volgens appellanten is het woonschip al in 1975 op de huidige ligplaats afgemeerd met geen andere intentie dan om erin te wonen. Volgens de raad was de ligplaats van het woonschip niet als zodanig bestemd in het voorheen geldende bestemmingsplan, zodat in zoverre sprake was van strijdig gebruik. De raad heeft beoogd de bestaande situatie als zodanig te bestemmen. Het woonschip is volgens de raad geen bouwwerk en daarom bestaat geen aanleiding voor het toekennen van een bouwvlak aan de gronden van de ligplaats. De raad heeft in dit verband gewezen op artikel 1, zevende lid, van de Woningwet, waarin is vastgelegd dat een schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart geen bouwwerk is.

Rechtsvraag

Is het woonschip van appellanten, gelet op artikel 1, zevende lid, van de Woningwet, een bouwwerk?

Uitspraak

Aan de gronden waar het (oorspronkelijke) woonschip was afgemeerd, is de bestemming ‘Wonen’, met de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ toegekend. Voor deze gronden is niet voorzien in de aanduiding ‘bouwvlak’. In artikel 25, lid 25.1, aanhef en onder c, van de planregels is bepaald dat de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ zijn bestemd voor een ligplaats voor een woonschip. In artikel 1, lid 1.117, van de planregels staat dat onder ‘woonschip’ wordt verstaan ‘een varend schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen’. Het begrip ‘varend schip’ is gedefinieerd in artikel 1.105. Volgens deze bepaling is dit een schip ‘dat bestemd is voor de vaart’. Volgens de definitiebepaling is daarbij onder meer de bedoeling van belang waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt, alsook of het schip gebruikt mag worden om ermee te varen op grond van de Binnenvaartwet.

Niet in geschil is dat de raad bij het vaststellen van het plan het uitgangspunt heeft gehanteerd om het feitelijk bestaande gebruik als zodanig te bestemmen. De raad heeft dus beoogd het gebruik van het woonschip voor bewoning ‘te legaliseren’. Uit de hiervoor weergegeven bepalingen van het plan volgt dat permanente bewoning van het woonschip is toegelaten. De vraag die voorligt is, of het woonschip een ‘bouwwerk’ (en daarmee een gebouw) is in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Indien dit het geval is, dan is voor de rechtmatige aanwezigheid van het woonschip op de ligplaats tevens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist. De vastgestelde planregeling verzet zich echter tegen een gebouw op de ligplaats, omdat voor deze gronden niet is voorzien in een bouwvlak, althans in een planregeling op grond waarvan gebouwen zijn toegelaten. In artikel 25, lid 25.2, van de planregels is namelijk bepaald dat op gronden met de bestemming ‘Wonen’ gebouwen alleen zijn toegelaten binnen het bouwvlak.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1331, is het begrip ‘bouwwerk’ in de Wabo niet gedefinieerd. Gelet op de geschiedenis van totstandkoming van deze wet (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, blz. 91 en 92) sluit de Wabo voor de betekenis van het begrip ‘bouwwerk’ aan bij de Woningwet. Voor de uitleg van het begrip bouwwerk dient daarom ook bij toepassing van de Wabo aansluiting te worden gezocht bij de Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin een omschrijving van dit begrip is opgenomen. De definitie van bouwwerk in de Modelbouwverordening luidt: ‘elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’.

De wetgever heeft artikel 1, zevende lid, opgenomen in de Woningwet naar aanleiding van de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014. De bepaling is toegevoegd bij de ‘Wet verduidelijking voorschriften woonboten’ (Wijziging van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de verduidelijking van voorschriften voor woonboten). In de toelichting (Kamerstukken II, 2015-2016, 34 434, nr. 3, p. 3-4) staat dat deze bepaling is opgenomen voor de categorie ‘schepen waarvan niet bij voorbaat duidelijk is of deze altijd zouden worden aangemerkt als varend schip. De regering is van mening dat deze schepen niet gekwalificeerd moeten worden als bouwwerk en daarom bevat het wetsvoorstel een uitzondering voor deze schepen. Het betreft de categorie (historische) varende schepen waarop wordt verbleven (wonen, restaurant, museum en dergelijke). Deze schepen liggen veelal langere tijd stil, maar er wordt af en toe mee gevaren. […]. In de Woningwet wordt nu expliciet vastgelegd dat deze groep schepen niet onder de regelgeving voor bouwwerken valt. De omschrijving van de uitzondering, namelijk dat het schip moet zijn bestemd voor de vaart, sluit aan bij de terminologie van de Binnenvaartwet en het Binnenvaartbesluit. De bewoording dat een schip is “bestemd voor de vaart” geeft aan dat het schip is bedoeld om voor de vaart te gebruiken. Uiterlijk en inrichting van dit soort schepen verschilt sterk van elkaar. Bij de bepaling of een schip voor de vaart is bestemd, kan gekeken worden naar:
– de vorm van het casco en het materiaalgebruik;
– de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt;
– de aanwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect);
– de aanwezigheid van een stuurinrichting;
– de zichtlijn vanuit de stuurinrichting, of
– of het schip gebruikt mag worden om mee te varen op grond van de Binnenvaartwet.

[…]. De hier genoemde kenmerken moeten niet als cumulatief worden aangemerkt, maar zijn bedoeld als handvatten bij de beoordeling of een schip is bestemd voor de vaart en wordt gebruikt voor de vaart’, aldus de toelichting.

De Afdeling is van oordeel dat artikel 1, zevende lid, van de Woningwet niet van toepassing is op het woonschip. Uit de hiervoor weergegeven onderdelen van de Memorie van Toelichting van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten volgt dat voldaan moet worden aan twee cumulatieve criteria om een schip als ‘varend’ aan te merken. Het moet gaan om schepen die (1) bestemd zijn voor de vaart en (2) die – al dan niet incidenteel – worden gebruikt voor de vaart. De vraag of een schip bestemd is voor de vaart moet worden beantwoord aan de hand van objectieve criteria, onder meer de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is gemaakt en – kortheidshalve – de constructieve en mechanische vaargeschiktheid van het schip, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een functionerende voortstuwing en stuurinrichting. De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat het woonschip oorspronkelijk is gemaakt voor de (binnen)vaart. Appellanten hebben evenwel onweersproken gesteld dat het woonschip niet beschikt over een certificaat van onderzoek. Gelet ook op het bouwjaar van het schip (voor 1975) en de omstandigheid dat niet in geschil is dat het woonschip vanaf (omstreeks) 1975 is afgemeerd op de huidige locatie (als woonschip) en dat nadien niet met het schip is gevaren, is naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk gemaakt dat het woonschip niet wordt gebruikt voor de vaart. De enkele omstandigheid dat het schip incidenteel naar een helling is gebracht voor inspectie en onderhoud doet hier niet aan af. Gelet daarop is niet voldaan aan de hiervoor genoemde criteria. De Afdeling komt daarom tot de conclusie dat het woonschip aan te merken is als een bouwwerk. Door voor de afmeerlocatie van het woonschip niet te voorzien in een planregeling die ter plaatse een gebouw toelaat, heeft de raad gehandeld in strijd met het uitgangspunt dat de feitelijk bestaande situatie als zodanig wordt bestemd.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 10-11-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:2484
Gijsbert Keus