Vergunningvrij bouwen (artikel 2 en 3 van bijlage II van het Bor) op gronden met tuinbestemming kan worden uitgesloten door in de planregels de inrichting van het erf ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw te verbieden.
Casus
Het plan is vastgesteld naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling waarin onder andere is overwogen dat de raad onder andere bij het toekennen van een tuinbestemming onvoldoende rekening had gehouden met gevolgen van deze bestemming voor een naastgelegen (landbouw)mechanisatiebedrijf.
Appellanten betogen dat de raad ten onrechte opnieuw de bestemming ‘Tuin’ heeft toegekend aan het bewuste perceeldeel omdat daarmee de bedrijfsactiviteiten van hun bedrijf nog steeds worden beperkt. Volgens hen diende de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan te onderzoeken en af te wegen of de tuinbestemming leidt tot beperkingen voor de bedrijfsactiviteiten. De raad heeft echter geen onderzoek verricht naar de verenigbaarheid van de tuinbestemming met het (landbouw)mechanisatiebedrijf en nergens blijkt een belangenafweging uit. De enige beperking die de raad op de tuinbestemming heeft gelegd, namelijk het verbod om bijbehorende bouwwerken conform bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te realiseren, biedt onvoldoende waarborg voor een ongehinderde bedrijfsuitoefening.
De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming ‘Tuin’ aansluit bij het al bestemde gedeelte tuin op het zuidelijk deel van het perceel. Daarnaast stelt de raad dat bij deze bestemming vanwege de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ vergunningvrije bijbehorende bouwwerken in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Bor zijn uitgesloten. De raad heeft op de zitting toegelicht dat met de toevoeging in de relevante planregels van het voorliggende plan, beoogd is de bouw van alle bijbehorende bouwwerken, dus zowel vergunningvrije als vergunningplichtige bebouwing, waar ook aan- en uitbouwen onder vallen, op de strook uit te sluiten. Met deze opgelegde beperking in de planregels kan de bestemming niet gebruikt worden voor gevoelige functies.
Rechtsvraag
Heeft de raad op de juiste wijze het vergunningvrij bouwen op gronden met een tuinbestemming uitgesloten?
Uitspraak
De Afdeling heeft de raad in haar uitspraak van 8 mei 2019 opgedragen om onderzoek te verrichten naar het woon- en leefklimaat bij de woning naast een bedrijf en omgekeerd ook te onderzoeken en af te wegen of de tuinbestemming leidt tot beperkingen voor de bedrijfsactiviteiten. De Afdeling heeft hierbij betrokken dat uit de VNG-brochure volgt dat de richtafstand voor bedrijven van milieucategorie 3.1 in een gemengd gebied 30 m bedraagt. Deze aanbevolen afstand tussen het woonperceel en de grens van de bestemming die bedrijven toelaat, wordt nu niet gehaald. De afstand hiertussen is ongeveer 10 m.
De raad heeft door in het voorliggende plan aan de strook met de bestemming ‘Tuin’ ook de ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ toe te kennen, bedoeld aan de hiervoor genoemde uitspraak uitvoering te geven. Anders dan appellanten betogen, heeft de raad in zoverre op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van 8 mei 2019 door onderzoek te verrichten naar de verenigbaarheid van de tuinbestemming met het bedrijf en de belangen over en weer af te wegen en naar aanleiding hiervan een planregeling in het bestemmingsplan op te nemen. De mogelijkheid tot het bouwen van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken en vergunningvrije bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Bor, heeft de raad met de bestreden planregeling op de strook grond uitgesloten.
Echter, voor zover de raad in de desbetreffende planregels van het voorliggende plan heeft beoogd vergunningvrije bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Bor uit te sluiten, heeft de raad dat op onjuiste wijze gedaan. Dat heeft tot gevolg dat het nog steeds mogelijk is om op de strook grond vergunningvrije bijbehorende bouwwerken als bedoeld in dat artikel te bouwen. De Afdeling zal hieronder motiveren waarom dat zo is en uitleggen op welke wijze de raad wel alle vergunningvrije bijbehorende bouwwerken kan uitsluiten op de strook grond.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, kan in een planregeling niet het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Bor worden uitgesloten. Ingevolge artikel 2.3, tweede lid, van het Bor geldt namelijk voor de in artikel 2 van bijlage II van het Bor vermelde categorieën gevallen het volgende. Voor zover wordt voldaan aan de in artikel 2 van bijlage II van het Bor gestelde eisen, zijn bouwwerken uitgezonderd van de vergunningplicht voor zowel de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, als de activiteit gebruiken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. Dit laatste betekent dat zodanige bouwwerken niet getoetst kunnen worden aan het bestemmingsplan. Deze bouwwerken zijn dus, ongeacht wat in zoverre in de bestreden planregel is bepaald, ingevolge artikel 2.3, tweede lid, van het Bor vergunningvrij en kunnen dus zonder vergunning gebouwd en gebruikt worden (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 15 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0166, onder 9.5 en 8 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX3911, onder 2.8.2).
De raad kan bijvoorbeeld wel – zo heeft de Afdeling eerder overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:571 – in een concreet geval, wanneer locatiespecifieke omstandigheden hiertoe aanleiding geven en dit strekt tot een goede ruimtelijke ordening, een planregeling opnemen die vergunningvrij bouwen inperkt. Op grond van artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor en de daarin opgenomen definitie van ‘erf’ kan de planwetgever vergunningvrije bebouwing uitsluiten door de inrichting van het erf ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw te verbieden. De raad had er in dit geval voor kunnen kiezen om in de planregels op te nemen dat de strook grond niet wordt aangemerkt als erf, in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Bor. Onder die omstandigheden zouden de bepalingen die vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken in de zin van artikel 2 van bijlage II van het Bor mogelijk maken, niet van toepassing zijn.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 22-12-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:2931
Gijsbert Keus