Vaststellen gevelisolerende maatregelen, geluiddempend effect wegdek volgens CROW-publicatie, betrekken bestaande cumulatieve geluidbelasting bij beoordeling woon- en leefklimaat, vastleggen geluiddempende wegdeklaag in bestemmingsplan.

Casus

Bij besluit van 7 oktober 2020 heeft de raad van de gemeente Hilversum het bestemmingsplan ‘Stationsgebied 2020’ vastgesteld. Het bestemmingsplan ‘Stationsgebied 2020’ maakt de transformatie van het stationsgebied in Hilversum mogelijk. Het bestemmingsplan is erop gericht om de omgeving van het station een aantrekkelijker uitstraling te geven en meer deel te laten uitmaken van het centrum. Hiervoor wordt onder meer de verkeerscirculatie gewijzigd door het aanpassen van de zogenoemde centrumring. Ook worden nieuwe woningen gerealiseerd. In het kader van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de wettelijke voorkeursgrenswaarde van meerdere woningen wordt overschreden. Naar aanleiding van het daaruit volgende maatregelenonderzoek is besloten bronmaatregelen in de vorm van een geluiddempende wegdeklaag toe te passen. Met type wegdek SMA-NL8 G+ zal de geschatte geluidbelasting met ongeveer 2 dB afnemen. Daarom zal een deel van de weg en aansluitende wegvakken worden voorzien van deze geluiddempende wegdekverharding of een akoestisch minimaal gelijkwaardige wegdekverharding (minimaal -2,5 dB). Na het aanbrengen van deze wegdekverharding zal echter bij meerdere woningen volgens het akoestisch onderzoek nog steeds de voorkeursgrenswaarde worden overschreden.

Het college heeft daarom op 25 augustus 2020 hogere geluidgrenswaarden vastgesteld (artikel 110a Wgh) voor zowel de bestaande als de nieuwe woningen in het plangebied en de omgeving.

Een deel van de appellanten woont nabij het plangebied en vreest voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door onder andere geluidhinder.

Tegen het besluit hogere waarden voeren zij aan dat ondanks de maatregel van een geluiddempend wegdek (steenmastiekasfalt, NL 8G+) de geluidbelasting op hun woningen te hoog is. Bovendien stellen zij, onder verwijzing van het rapport ‘Rapportage NL 8G+; Steenmastiekasfalt akoestisch geoptimaliseerd’ uit 2014, dat met de voorgestelde geluiddempende laag van het aan te brengen wegdek bij een snelheid van 50 km per uur, in de praktijk nauwelijks winst wordt geboekt. Ook zal de geluidbelasting binnen hun woningen meer dan 33 dB bedragen.

Tegen het bestemmingsplan voeren ze aan dat verlegging van de weg tot gevolg heeft dat de bewoners van 220 woningen, waaronder zij zelf, onaanvaardbare geluidoverlast ondervinden. Ook de balkons zullen hierdoor onbruikbaar worden. In de huidige situatie zijn de woningen al zwaar belast door de weg, maar ook (cumulatief) door andere functies in de omgeving. Met het bestemmingsplan zal de overlast alleen maar toenemen. Verder is het volgens appellanten niet verzekerd dat de geluiddempende wegdeklaag daadwerkelijk wordt aangelegd.

Rechtsvragen Besluit hogere waarden

1. Is het college bij de vaststelling van de hogere waarden uitgegaan van de juiste waarden uit het akoestisch rapport?
2. Had het college ten tijde van de vaststelling van de hogere waarden al moeten bepalen of gevelisolerende maatregelen noodzakelijk waren?
3. Mocht het college uitgaan van het geluiddempend effect van het wegdek zoals dat volgt uit de CROW-publicatie 316?

Rechtsvragen bestemmingsplan

1. Had de raad de huidige hoge cumulatieve geluidbelasting op de gevels en balkons van de woningen moeten betrekken bij de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
2. Had de raad de aanleg en de instandhouding van een geluiddempende wegdeklaag moeten vastleggen in het bestemmingsplan?

Uitspraak Besluit hogere waarden

1. De Afdeling stelt vast dat bij het akoestisch onderzoek een overzicht is opgenomen van de voorgestelde vast te stellen hogere waarden. De Afdeling stelt verder vast dat de uiteindelijk vastgestelde hogere waarden in het besluit van 25 augustus 2020, inclusief de bronmaatregel in de vorm van een geluiddempende laag, hoger zijn dan volgens het akoestisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Het college heeft op de zitting bevestigd dat de vastgestelde hogere waarden in het besluit van 25 augustus 2020 te hoog zijn vastgesteld. De hogere waarden zijn volgens het college vastgesteld conform de Lcum-waarden uit akoestisch onderzoek in plaats van conform de voorgestelde vast te stellen hogere waarden. Omdat het college zich in zoverre op een ander standpunt heeft gesteld dan in het besluit van 25 augustus 2020, zonder dat gewijzigde feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven, is het besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

2. Het betoog van appellanten dat door het geluid van verkeer bij veel woningen niet aan de binnenwaarde van 33 dB(A) wordt voldaan zoals bedoeld in artikel 112 van de Wgh, slaagt niet. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 14 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM1030, volgt uit de systematiek van artikel 100a en 112 van de Wgh dat pas na vaststelling van hogere waarden hoeft te worden bepaald of gevelisolerende maatregelen moeten worden getroffen. De vraag of de verplichting hiertoe bestaat, staat los van de rechtmatigheid van het besluit hogere waarden.

3. Over het betoog van appellanten dat de voorgestelde geluiddempende laag niet voldoende effectief is, overweegt de Afdeling het volgende. Het college heeft op de zitting toegelicht dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de CROW-publicatie 316 ‘De wegdekcorrectie voor geluid van wegverkeer 2012’. In deze publicatie zijn de gegevens van enkele standaard RAW-wegdektypen opgenomen, waaronder het type SMA-NL8 G+, waarmee de geluidreductie van een wegdek kan worden berekend. De Afdeling overweegt dat CROW-normen algemeen aanvaarde normen voor de berekening van wegverkeerslawaai zijn, zodat het college voor de berekening van de effecten van het type wegdek SMA-NL8 G+ in zoverre bij die normen kon aansluiten. In wat appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. Hierbij betrekt de Afdeling dat appellanten onder verwijzing naar de ‘Rapportage NL 8G+; Steenmastiekasfalt akoestisch geoptimaliseerd’, niet hebben onderbouwd dat met dit type wegdek bij een snelheid van 50 km per uur in de praktijk nauwelijks winst wordt geboekt, als dit wegdektype op de betreffende wegdelen wordt toegepast. De raad heeft in dit verband onweersproken gesteld dat dit rapport al van enige tijd geleden is. Verder betrekt de Afdeling in haar oordeel dat de raad heeft toegelicht dat de provincie Gelderland ervaring heeft opgedaan met hetzelfde type wegdek. Dit wegdek is volgens de raad voldoende duurzaam om ook op rotondes toegepast te kunnen worden. De raad stelt dat dit type wegdek ook in dit geval toegepast kan worden. Appellanten hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist.

Uitspraak bestemmingsplan

1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3542, moet de raad bij de beoordeling of een bestemmingsplan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is, een afweging maken van de betrokken belangen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het feit dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer gestelde eisen voor de aspecten waarop die wetten betrekking hebben, indiceert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent echter niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegeven. De raad moet bij die belangenafweging een oordeel geven over de gestelde verslechtering van de geluidsituatie ter plaatse van bepaalde woningen. Voor zover aan de orde, moet die beoordeling ook zien op in de sectorale wetten niet betrokken aspecten. In dit geval gaat het om de door appellanten gestelde geluidbelasting op de balkons, die voor de toepassing van de Wet geluidhinder niet als geluidgevoelige objecten worden aangemerkt. Ook moet het een en ander cumulatief en – ook voor zover aan de orde – samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante akoestische aspecten worden beoordeeld.
De raad heeft op de zitting bevestigd dat in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met de cumulatie van geluid dat afkomstig is van andere relevante geluidsbronnen. Aangezien de raad bij zijn belangenafweging daarnaast voorbij is gegaan aan de al bestaande hoge geluidbelasting op de gevels van de woningen en op de balkons van die woningen, heeft de raad bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat bij de woningen van appellanten niet alle relevante factoren betrokken. Gelet hierop heeft de raad niet de conclusie mogen trekken dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het bestemmingsplan is in zoverre in strijd met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid, zoals is bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.

2. In reactie op het betoog van appellanten over de geluiddempende wegdeklaag heeft de raad in de stukken en op de zitting gesteld dat een geluiddempende wegdekverharding van het type wegdek SMA-NL8 G+ of een akoestisch minimaal gelijkwaardige wegdekverharding (minimaal -2,5 dB) zal worden aangelegd. Dit is volgens de raad verzekerd in het besluit hogere waarden. Anders dan de raad meent, is het besluit hogere waarden niet zelfstandig handhaafbaar. Zie de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:576, en 21 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9014. Omdat de raad de aanleg en de instandhouding van een geluiddempende wegdeklaag noodzakelijk acht voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan, heeft de raad dat ten onrechte niet in het plan geregeld. Het bestemmingsplan is in zoverre in strijd met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid, zoals is bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 02-02-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:326
Jos Legierse