Het naar beneden bijstellen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient deugdelijk te worden gemotiveerd.

Casus

Het bestemmingsplan ‘Kop Assumburgweg’ voorziet in de herontwikkeling van de locatie van de oude brandweerkazerne. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 540 woningen en ongeveer 4.500 m² bruto vloeroppervlakte bedrijvigheid en ruimte voor onderwijsfuncties en zorg. Er is beroep ingesteld door omwonenden en bedrijven die een bedrijfsruimte in het gebied huren.

Rechtsvragen

1. Heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat er aanleiding is om de parkeernorm naar beneden bij te stellen?
2. Is de wijze waarop dubbelgebruik van parkeerplaatsen in aanmerking is genomen correct?

Uitspraak

1. De in het parkeeronderzoek bijgestelde parkeerbehoefte houdt in dat voor de 188 woningen van minder dan 70 m² een norm van 0,15 in plaats van 0,4 wordt gehanteerd. Voor de 350 woningen met een oppervlakte van tussen de 70 en 100 m² houdt dit in dat een norm van 0,3 in plaats van 0,7 wordt gehanteerd. Dit kan worden afgeleid uit tabel 4-1. Uit het parkeeronderzoek volgt dat de verantwoording voor een lagere parkeernorm voor woningen wordt gevonden in het feit dat in Moerwijk-Oost in 2017 sprake is van een geregistreerd aantal van 0,5 personenauto’s in plaats van het landelijk gemiddelde autobezit van 0,9 personenauto’s per huishouden. Dit maakt volgens het parkeeronderzoek dat uit zou kunnen worden gegaan van de zone ‘centrum’ in plaats van de zone ‘stad’.
Naar het oordeel van de Afdeling is echter niet inzichtelijk gemaakt waarom in dit geval het autobezit in de wijk Moerwijk-Oost representatief kan worden geacht voor het te verwachten autobezit van de toekomstige bewoners van de voorziene woningen. Daarbij betrekt de Afdeling dat volgens paragraaf 1.1 van de plantoelichting Moerwijk-Oost een wijk is met armoede- en achterstandsproblematiek en 400 van de voorziene nieuwe woningen middeldure/vrije-sectorhuurwoningen behelzen.
De bijgestelde normen van 0,15 en 0,3 wijken verder af van de normen uit de Nota geldend voor de zone ‘centrum’. Deze laatste normen zijn 0,2 voor woningen (appartementen) van minder dan 70 m² en 0,4 voor woningen met een oppervlakte van tussen de 70 en 100 m².
In het parkeeronderzoek is niet inzichtelijk gemaakt waarom deze afwijking verantwoord is.

2. In paragraaf 2.4 van het parkeeronderzoek is beschreven dat de parkeerbehoefte voor de voorziene ontwikkeling op basis van de parkeernormen uit de Nota 486 in plaats van 573 parkeerplaatsen bedraagt, omdat sprake zal zijn van het dubbelgebruik van parkeerplaatsen.
Uit paragraaf 5.5 van de plantoelichting volgt dat de parkeerbehoefte van 486 parkeerplaatsen volgens de raad kan worden bijgesteld naar 204 parkeerplaatsen, omdat in het plan is voorzien in het dubbelgebruik van parkeerplaatsen in de parkeergarage. Dit betekent dat bij de beoordeling van het aantal benodigde aantal parkeerplaatsen tweemaal rekening is gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen, namelijk bij het berekenen van de parkeerbehoefte op basis van de Nota en het bijstellen van de parkeerbehoefte. De Afdeling is van oordeel dat de raad niet tweemaal rekening had kunnen houden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen die zijn voorzien voor het dubbelgebruik, zullen naar moet worden aangenomen dezelfde parkeerplaatsen betreffen, zodat daarmee maar eenmaal rekening had mogen worden gehouden.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 01-06-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:1546
Jelle van de Poel