Het college mag een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu niet weigeren op basis van het voorzorgsbeginsel.

Casus

Het college heeft een omgevingsvergunning (activiteiten bouwen en milieu) verleend voor de verlenging en herindeling van een bestaande ligboxenstal bij een bestaande melkveehouderij. Appellanten vrezen voor een verslechtering van de gezondheidssituatie en beroepen zich in dat kader op enkele rapporten.

Rechtsvraag

Had het college de vergunning voor de activiteit milieu op grond van het voorzorgsbeginsel mogen weigeren?

Uitspraak

De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en e, van de Wabo. Eventuele gezondheidsrisico’s als gevolg van het houden van dieren kunnen alleen worden betrokken bij de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo. Een omgevingsvergunning voor die activiteit kan op grond van artikel 2.14, derde lid, van de Wabo alleen worden geweigerd als dat in het belang van de bescherming van het milieu is. Het bevoegd gezag heeft beoordelingsruimte bij de vraag wat in het belang van de bescherming van het milieu nodig is.
Naar het oordeel van de Afdeling geeft dit toetsingskader aan het bevoegd gezag niet de ruimte om een omgevingsvergunning uitsluitend uit voorzorg te weigeren. Het college moet nagaan of het belang van de bescherming van het milieu eraan in de weg staat dat de vergunning wordt verleend. Dit betekent dat het aan het bevoegd gezag is de belangen te benoemen die zich verzetten tegen het toelaten van de aangevraagde milieuactiviteit. Alleen belangen waarover voldoende duidelijkheid en zekerheid bestaat, kunnen in dit verband een rol spelen. Ook voor belangen die zijn gerelateerd aan gezondheid betekent dit, anders dan zou kunnen worden afgeleid uit de uitspraken van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2395, en van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1267, dat op grond van algemeen wetenschappelijk aanvaarde inzichten moet vaststaan dat de activiteit waarvoor de vergunning wordt gevraagd zodanige risico’s oplevert, dat om die reden nadere voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden, dan wel dat de vergunning om die reden moet worden geweigerd (vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:556, overweging 4.3).

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 08-06-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:1598
Jelle van de Poel