De Afdeling heeft een overzichtsuitspraak gedaan over de toepassing van het relativiteitsvereiste in het omgevingsrecht (bijvoorbeeld in uitspraken over bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen).

Relativiteitsvereiste

Het relativiteitsvereiste staat in artikel 8:69a van de Awb. Dit artikel bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Het relativiteitsvereiste houdt kort gezegd in dat een appellant in een (hoger)beroepsprocedure alleen met succes een beroep kan doen op een norm, als deze norm bedoeld is om zijn of haar belangen te beschermen. Onder ‘appellant’ wordt in deze overzichtsuitspraak verstaan: degene die zich beroept op de bescherming van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel.

Bij de toepassing van het relativiteitsvereiste gaat het om de relatie tussen het gestelde belang en het beschermingsbereik van de norm waarop een beroep wordt gedaan.

Overzichtsuitspraak – Inleiding

In de uitspraak gaat de Afdeling eerst in het algemene deel in op de hoofdlijnen van de rechtspraak over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb. Zie het overzicht dat onder deze inleiding is opgenomen.

Daarin wordt ook aandacht besteed aan de bedoeling van de wetgever met de introductie van dit artikel (onder 4). Vervolgens wordt ingegaan op de vraag of toepassing van dit artikel verenigbaar is met normen van internationaal recht (onder 5).

De rechtspraak over het belang waarop appellant zich beroept, staat centraal in de overwegingen onder 6. De Afdeling behandelt de rechtspraak over de verschillende belangen die appellanten kunnen inroepen. Het mag bijvoorbeeld alleen gaan om een eigen belang, en niet om dat van een ander of een algemeen belang.

In de daarop volgende overwegingen wordt ingegaan op het beschermingsbereik van de verschillende voor het omgevingsrecht relevante normen. Eerst worden daarover enige algemene overwegingen gegeven (onder 7).

Onder 8 wordt ingegaan op het beschermingsbereik van formele beginselen van behoorlijk bestuur, procedurele normen, en materiële beginselen van behoorlijk bestuur.

Vervolgens wordt onder 9 aandacht besteed aan de correctie in verband met het gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel.

Daarna wordt onder 10 ingegaan op het beschermingsbereik van bijzondere omgevingsrechtelijke wetgeving. Soms worden in dit deel van het overzicht, met het oog op het gebruik van het overzicht, overwegingen die eerder in deze uitspraak zijn opgenomen herhaald.

Tot slot wordt onder 11 ingegaan op het beschermingsbereik van voor het omgevingsrecht relevant internationaal recht.

De Afdeling geeft aan dat het gegeven overzicht geen volledigheid pretendeert, maar een selectie bevat van in eerdere uitspraken neergelegde oordelen over kwesties die zich in de praktijk van de toepassing van deze bepaling voordoen. De overzichtsuitspraak is volgens de Afdeling een momentopname en beoogt geenszins de rechtsontwikkelingen bij de toepassing van artikel 8:69a van de Awb te bevriezen. Daarbij is van belang dat een belangrijk deel van de rechtspraak over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb een casuïstisch karakter heeft.

Overzichtsuitspraak – Indeling van de bespreking van de diverse onderwerpen

De overwegingen van het algemene deel van de overzichtsuitspraak zijn als volgt ingedeeld:

4. Algemeen

  • In werking treden van artikel 8:69a Awb (4.1)
  • Slagvaardiger bestuursprocesrecht (4.2)
  • Verband tussen beroepsgrond en belang van appellant (4.3)
  • Strikte relativiteitsregel (4.4)
  • Kennelijkheidsvereiste (4.5)
  • Geen ontvankelijkheidsvereiste (4.6-7)
  • Niet van toepassing in de fase van bestuurlijke besluitvorming (4.8)
  • Volgorde beoordeling (4.9-10)
  • Gezamenlijk procederende appellanten (4.11)

5. Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met internationaal recht

  • Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met EVRM (5.1-2)
  • Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met Unierecht (5.3-5)

6. Het belang waarop appellant zich beroept

  • Inleiding (6.1)
  • Achterliggende motief, of eigen gedrag van appellant is niet van belang (6.2)
  • Belang om gevrijwaard te blijven van aantasting woon-, leef-, werk- of ondernemersklimaat door ontwikkelingen in de nabijheid (6.3)
  • Eigen belang: geen beroep op belangen van anderen (6.4-5)
  • Belangen van rechtspersonen die een algemeen belang behartigen (6.6-9)
  • Belangen van rechtspersonen die een collectief belang behartigen (6.10-11)

7. Belangen die een omgevingsrechtelijke norm beoogt te beschermen: algemeen

  • Beschermingsomvang omgevingsrechtelijke normen die strekken tot bescherming van een algemeen belang / verwevenheid algemeen belang en individueel belang (7.1-3)

8. Het beschermingsbereik van enige algemene normen

  • Procedurele normen of formele beginselen van behoorlijk bestuur (8.1-2)
  • Materiële rechtsbeginselen: rechtszekerheid (8.3)
  • Normen betreffende de termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden (8.4)

9. Correctie in verband met schending van het gelijkheidsbeginsel of schending van het vertrouwensbeginsel (9.1-2)

10. Beschermingsbereik van omgevingsrechtelijke wetgeving

  • Wet ruimtelijke ordening (10.2-16)
    • Een goede ruimtelijke ordening (10.2)
    • Goede ruimtelijke ordening: belang gerelateerd aan gebruiksmogelijkheden van eigen gronden (10.3)
    • Goede ruimtelijke ordening: belang gerelateerd aan gebruiksmogelijkheden van gronden in directe omgeving (10.4-9)
    • Goede ruimtelijke ordening: woon- en leefklimaat en bewoners (10.5)
    • Goede ruimtelijke ordening: woon- en leefklimaat en bedrijven (10.6)
    • Goede ruimtelijke ordening: ondernemersklimaat en bedrijven (10.7-8)
    • Belang bij vrijwaring van aantasting van concurrentiepositie (10.9)
    • Eigen belang: geen beroep op belangen van anderen (10.10-13)
    • Goede ruimtelijke ordening: individuele en algemene belangen (10.14-15)
    • Exploitatieplan (10.16)
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (10.17-19)
  • Besluit ruimtelijke ordening (10.20-32)
    • Artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro (10.20)
    • Artikel 3.1.2, eerste lid, van het Bro  (10.21)
    • Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro (10.22)
    • Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (ladder duurzame verstedelijking) (10.23-25)
    • Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en concurrenten (10.26-29)
    • Artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bro (10.30)
    • Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (10-31)
    • Artikel 3.1.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Bro (10.32)
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht  (10.33-37)
    • Bouwbesluit 2012 (10.38-45)
    • Besluit omgevingsrecht (10.46-48)
    • Wet natuurbescherming (10.49-70)
    • Gebiedsbescherming (10.49-63)
    • Beschermingsbereik regels gebiedsbescherming (10.49-50)
    • Belangen van personen die zich op de regels gebiedsbescherming beroepen (10.51-63)
    • Belangen van natuurlijke personen en gebiedsbescherming (10.51-55)
    • Belangen van natuurlijke personen bij behoud van kwaliteit van hun woon- en leefomgeving en gebiedsbescherming (10.51-52)
    • Bedrijfseconomische belangen en gebiedsbescherming (10.53-54)
    • Belangen van rechtspersonen en gebiedsbescherming (10.55-59)
    • Collectieve, door rechtspersonen behartigde belangen bij kwaliteit woon- en leefklimaat, en gebiedsbescherming (10.56-57)
    • Collectieve, bedrijfseconomische  door rechtspersonen behartigde belangen en gebiedsbescherming (10.58-59)
    • Belangen van publiekrechtelijke rechtspersonen en gebiedsbescherming (10.60)
    • Belangen van bestuursorganen en gebiedsbescherming (10.61-63)
    • Soortenbescherming (10.64-70)
    • Beschermingsbereik regels soortenbescherming (10.64)
    • Belangen van personen die zich op de regels over soortenbescherming beroepen in het kader van een betoog over de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (10.65-70)
    • Belangen van natuurlijke personen en soortenbescherming (10.66-68)
    • Belangen van natuurlijke personen bij behoud van kwaliteit van hun woon- en leefomgeving en soortenbescherming (10.66-67)
    • Bedrijfseconomische belangen en soortenbescherming  (10.68)
    • Belangen van rechtspersonen en soortenbescherming (10.69)
    • Belangen van bestuursorganen en soortenbescherming (10.70)
  • Erfgoedwet/Monumentenwet 1988 (10.71-79)
    • Bescherming van archeologische waarden (10.72-75)
    • Bescherming van cultuurhistorische waarden (10.76-79)
  • Wet milieubeheer (10.80-87)
  • Activiteitenbesluit milieubeheer (10.88-89)
  • Wet geluidhinder (10.90-96)
  • Wet geurhinder en veehouderij (10.97)
  • Wet bodembescherming (10.98)
  • Mijnbouwwet (10.99)
  • Waterwet (10.100-101)
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (10.102-103)
  • Regelgeving ten aanzien van externe veiligheid (10.104-105)
  • Ontgrondingenwet (10.106)
  • Luchthavenindelingsbesluit (10.107)
  • Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (10.108)

11. Beschermingsbereik van voor het omgevingsrecht relevant internationaal recht (11.1-6)

  • Artikel 34 van het VWEU (11.1.)
  • Dienstenrichtlijn/artikel 49 van het VWEU (11.2.-3)
  • Artikel 108, derde lid, van het VWEU/Uitvoerbaarheid in verband met ongeoorloofde staatssteun (11.4)
  • Richtlijn over het vervoer van gevaarlijke goederen over het land (11.5)
  • Habitatrichtlijn (11.6.)

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 11-11-2020
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2020:2706
Gijsbert Keus