Een appellant die zich eerst in beroep (en dus niet in zijn zienswijze) richt tegen een plandeel waarbij hij geen belanghebbende is, kan worden tegengeworpen dat hij bij dit plandeel geen belanghebbende is.
Casus
Het bestemmingsplan ‘Herontwikkelingsplan Est-Tuil-Haaften-Heesselt’ voorziet in een aantal ontwikkelingen binnen de gemeente West Betuwe. Het plan maakt onder meer mogelijk dat op een perceel aan de Buitenweg 48 in Haaften (hierna: het plandeel Haaften), in ruil voor de sloop van aldaar aanwezige glastuinbouwkassen, twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd en dat de op dit perceel aanwezige bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning. Ook voor een ander perceel, gelegen in een ander plandeel (hierna: plandeel Est) maakt het bestemminsplan het mogelijk dat na de sloop van aldaar aanwezige glastuinbouwkassen, een aantal woningen wordt gebouwd.
Appellant is eigenaar van een perceel dat deels in het plandeel Haaften is opgenomen. Het perceel van appellant ligt op ongeveer 10 km afstand van het plandeel Est. Op het perceel waarvan appellant eigenaar is, is geen bebouwing aanwezig. Appellant is het niet eens met het plan, onder meer omdat zijn perceel volgens hem ten onrechte in het plan is opgenomen en omdat hij vreest dat met het plan de gebruiksmogelijkheden van zijn perceel worden beperkt. Appellant heeft in beroep ook gronden aangevoerd die zien op het plandeel Est, in zijn zienswijze heeft hij alleen gronden aangevoerd die zien op plandeel Haaften. Verweerder stelt dat hij bij het plandeel Est geen belanghebbende is.
Rechtsvraag
Kan appellant, gelet op de uitspraak van 4 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:953) en het arrest Stichting Varkens in Nood van het Hof van Jusititie EU (ECLI:EU:C:2021:7) worden tegengeworpen dat hij geen zienswijze tegen het plandeel Est heeft ingediend?
Uitspraak
Gelet op de afstand van 10 km tussen het perceel van appellant en het plandeel Est is de Afdeling van oordeel dat appellant geen belanghebbende is bij het besluit van 30 juni 2020, voor zover dat ziet op het plandeel Est. Vanwege die afstand is ook niet aannemelijk dat appellant feitelijke gevolgen zal ondervinden van de aldaar mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling.
De Afdeling ziet zich vervolgens (gezien het arrest van het Hof van Justitie EU van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 en hetgeen de Afdeling daarover heeft overwogen in de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953) gesteld voor de vraag of de omstandigheid dat [appellant] geen belanghebbende is bij het plandeel Est tot de conclusie dient te leiden dat hij geen beroep kan instellen tegen het besluit over dit plandeel. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Bij de uitspraak van 4 mei 2021, heeft de Afdeling – tegen de achtergrond van het arrest van 14 januari 2021 – overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, of dat verschoonbaar heeft nagelaten, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. De Afdeling merkt op dat het hier aan de orde zijnde geval anders is dan de situatie in de uitspraak van 4 mei 2021. In deze zaak heeft [appellant] weliswaar een zienswijze over het ontwerpbesluit ingediend, maar die zienswijze richt zich alleen tegen het plandeel Haaften en niet tegen het plandeel Est. Daarbij heeft [appellant] niet gesteld dat het niet inbrengen van een zienswijze over het plandeel Est hem niet kan worden verweten. [Appellant] heeft zich zodoende pas in beroep gericht tegen het plandeel Est, waarbij hij geen belanghebbende is. De Afdeling ziet in het arrest van 14 januari 2021 geen aanknopingspunten dat het niet zijn van belanghebbende bij dit plandeel in een dergelijke situatie niet in beroep mag worden tegengeworpen.
Dit betekent dat [appellant] als niet-belanghebbende geen beroep kan instellen tegen het besluit van 30 juni 2020, voor zover dat ziet op het plandeel Est. Het beroep tegen dit plandeel is niet-ontvankelijk. De Afdeling zal daarom het beroep tegen dit plandeel niet inhoudelijk behandelen.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 28-07-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1681
Jelle van de Poel