De uitbreiding van een geitenhouderij die het bestemmingsplan mogelijk maakt is in strijd met het bepaalde in de provinciale omgevingsverordening.

Casus

De uitspraak heeft betrekking op een tweetal veegplannen, waarmee nieuwe initiatieven en ambtshalve aanpassingen van het bestaande bestemmingsplan zijn gebundeld. Het plan voorziet onder meer in het in de planregels opnemen van een bij besluit van 2 juni 2017 verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor het uitbreiden van de bestaande geitenhouderij van 1265 geiten naar 1995 geiten. Een aantal appellanten heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij betogen dat het toevoegen van de bij besluit van 2 juni 2017 verleende Wnb-vergunning aan bijlage 7 van de planregels in strijd is met artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb. Voor die vergunning is geen correcte passende beoordeling verricht omdat is verwezen naar het Programma Aanpak Stikstof. Dit betoog kan, gelet op het relativiteitsbeginsel niet leiden tot vernietiging van het plan. Het te beschermen natuurgebied ligt op meer dan 10 km van hun woning. Verder voeren appellanten aan dat uitbreiding in strijd is met het tijdelijke verbod op nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen uit artikel 2.34 van de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: Omgevingsverordening).

Rechtsvraag

Is het vaststellen van het bestemmingsplan in strijd met het doel en de strekking van de instructieregel uit artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingsverordening?

Uitspraak

Provinciale staten van Gelderland hebben met artikel 2.34 van de Omgevingsverordening een verbodsregeling voor de vestiging en uitbreiding van geitenhouderijen ingesteld. Daarmee is een bevriezing van de bestaande legale situatie beoogd per 30 augustus 2017. Met de regeling willen provinciale staten mogelijke gezondheidsschade voor omwonenden bij de vestiging of uitbreiding van geitenhouderijen voorkomen. Naar het verband tussen geitenhouderijen en een groter aantal longontstekingen bij omwonenden vindt onderzoek plaats.

Uit artikel 2.34, eerste lid, aanhef en onder c, van de Omgevingsverordening volgt dat het vergroten van het aantal geiten op een bestaande geitenhouderij verboden is. Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan zal de raad artikel 2.34, vierde lid, in acht moeten nemen. Het strookt niet met doel en strekking van die instructieregel als de raad voor het verstrijken van de implementatietermijn – op 1 januari 2021 (thans: 1 januari 2024) – een plan vaststelt dat met het verbod in het eerste lid in strijd is.

Niet in geschil is dat het bestemmingsplan voor het landelijk gebied en de daarop gebaseerde veegplannen niet voorzien in een verbodsregeling als bedoeld in artikel 2.34, eerste lid, van de Omgevingsverordening. Daarbij overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat in dit geval de uitzondering in het tweede lid op het verbod van toepassing is.

Dat het provinciebestuur zich zou kunnen vinden in de opname van de Wnb-vergunning van 2 juni 2017 in bijlage 7, zoals de raad via ambtelijk contact heeft vernomen, volgt niet uit de stukken en neemt de strijd met artikel 2.34 niet weg. Dat de Wnb-vergunning is gedateerd vóór het ingestelde geitenmoratorium, maakt het ook niet anders omdat pas met het plan van 4 juni 2020, opnieuw vastgesteld op 29 oktober 2020, is voorzien in de planologische inpassing en het moratorium op die data wel van toepassing was.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 11-08-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1790
Jelle van de Poel