Bij beoordeling van geluidbelasting ten gevolge van warmtepompen heeft verweerder zich niet enkel kunnen baseren op artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit, ook cumulatie had moeten worden onderzocht.

Casus

Bij besluit van 20 mei 2020 heeft de raad van de gemeente Gooise Meren het bestemmingsplan ‘Het Anker 2 Muiden’ vastgesteld. Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van een nieuw woongebouw met veertig drie- en tweekamerwoningen in de sociale huursector. Ruimteverwarming en bereiding warmtapwater zal in het voorziene woongebouw plaatsvinden met een warmtepomp en woningen zullen daarom geen gasaansluiting nodig hebben. Appellanten zijn direct omwonenden van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met de voorziene ontwikkeling van het woongebouw. Zij vrezen aantasting van hun akoestisch woon- en leefklimaat. De raad heeft volgens hen ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de cumulatieve geluidbelasting als gevolg van (onder meer) de warmtepompen van de voorziene woningen.

De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van appellanten. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de raad naar het akoestisch onderzoek dat is verricht en waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport ‘Plan “Ankerplaats” in Muiden, onderzoek geluid parkeerterrein’ van 9 december 2019 (hierna: het akoestisch onderzoek). Hierin wordt geconcludeerd dat de voorziene ontwikkeling (inclusief de daarbij voorziene parkeergelegenheid) geen onaanvaardbare akoestische gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat bij de naastgelegen woningen van onder andere appellanten.

Rechtsvraag

Moet verweerder bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening houden met de cumulatie van geluid ten gevolge van verschillende warmtepompen die horen bij in elkaars nabijheid gelegen nieuwe woningen?

Uitspraak

De Afdeling stelt voorop dat de raad zich in het kader van een goede ruimtelijke ordening ervan dient te vergewissen dat de planologisch voorziene ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van omwonenden. Cumulatie van geluidbelasting van verschillende (relevante) geluidsbronnen dient bij die beoordeling te worden betrokken.

Ten aanzien van het geluid afkomstig van warmtepompen heeft de raad, onder verwijzing naar artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, erop gewezen dat (lucht)warmtepompen niet meer dan 40 dB(A) op de erfgrens mogen produceren. Daarbij lijkt de raad niet te hebben onderkend dat de norm van artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 slechts ziet op één enkele warmtepomp en geen rekening houdt met de cumulatie van meerdere installaties in elkaars nabijheid, terwijl het bestemmingsplan voorziet in meerdere woningen. De raad had moeten nagaan of de geluidbelasting die een gevolg is van de toepassing van warmtepompen voor een appartementsgebouw in overeenstemming is met een goed woon- en leefklimaat. Daarbij kan worden uitgegaan van een representatieve, normale wijze van toepassen van warmtepompen. Dat is niet gedaan. Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad zich, onder verwijzing naar het akoestisch onderzoek, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van appellanten. Gelet hierop is het bestemmingsplan niet genomen in overeenstemming met de zorgvuldigheid die de raad op grond van artikel 3:2 van de Awb dient te betrachten bij het voorbereiden van een besluit.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 04-08-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1752
Kees-Jan Mensinga