Onder gegeven omstandigheden is het aannemelijk dat resonantie van geluid vanwege de HSL-spoorlijn zich niet zal voordoen op de wijze zoals omwonenden vrezen.

Casus

Bij besluit van 30 november 2020 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Martin Luther Kinglaan’ vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in 218 woningen in een deel van de wijk Oosterheem in Zoetermeer. Het gaat om 177 appartementen en 41 eengezinswoningen. Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de HSL-spoorlijn en de provinciale weg N209 en aan de west- en noordzijde aan bestaande woningen.

Bij besluit van 7 december 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van deze 218 woningen aan de Martin Luther Kinglaan. Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt. Tegen deze besluiten hebben omwonenden beroep ingesteld. Zij wonen in de wijk Oosterheem, veelal in de straten die grenzen aan het plangebied, en de meesten van hen hebben vanuit hun woningen ook zicht op het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vinden dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor de geluidbelasting vanwege de HSL-spoorlijn. Voor wat betreft het geluidaspect wijzen omwonenden op de gevolgen van de versterking van de geluidresonantie tussen de HSL-spoorlijn en de te bouwen appartementencomplexen aan de Martin Luther Kinglaan, die wordt veroorzaakt door voortrazende treinen. In de zienswijzen is dit door hen ook wel aangeduid als het ‘trompeteffect’.

De raad stelt zich op het standpunt dat wat betreft het geluid de in het plangebied voorziene nieuwe appartementengebouwen voor een afschermende werking zorgen voor het achterliggende gebied. Daarbij staat in het akoestisch onderzoek van 22 november 2019 dat in de nieuwe grondgebonden woningen, die achter de afschermende bebouwing liggen, overal wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor railverkeer. De in de wijk Oosterheem bestaande woningen liggen nog verder weg van de HSL-spoorlijn, waardoor daar de geluidbelasting nog lager zal zijn.

Rechtsvraag

Heeft verweerder bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat sprake kan zijn van resonantie van geluid?

Uitspraak

Voor zover omwonenden in hun beroep wijzen op het als gevolg van de appartementengebouwen mogelijk optreden van een door hen genoemd ‘trompeteffect’, hebben zij desgevraagd ter zitting toegelicht dat het daarbij gaat om de gevolgen van de versterking van de geluidresonantie tussen de HSL-spoorlijn en de te bouwen appartementencomplexen en de aan de noordzijde van het plangebied gelegen bestaande woningen.

Over het aangevoerde ‘trompeteffect’ van het geluid afkomstig van treinen die over de nabijgelegen HSL-spoorlijn rijden, heeft de raad de deskundige van het adviesbureau nog om een reactie gevraagd. Deze reactie is gegeven in een door de raad overgelegde notitie van 21 mei 2021. De deskundige heeft desgevraagd ter zitting een nadere toelichting over dit eventuele effect gegeven. Hij heeft daarover verklaard dat de aanwezigheid van resoneren van het geluid van de HSL-spoorlijn op de bestaande woningen is onderzocht in het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het plan. De deskundige gaat hierbij uit van de resonantie die eventueel kan ontstaan tussen het geluidscherm van de HSL-spoorlijn en het voorziene appartementengebouw, die dan vervolgens effect zal moeten hebben voor de bestaande woningen die aan de noordzijde van het plangebied zijn gelegen. De afschermende werking van de voorziene appartementengebouwen geldt in elk geval voor de bestaande woningen aan de westzijde van het plangebied en in het akoestisch onderzoek is ook een beoordelingspunt opgenomen bij de bestaande woningen aan de noordzijde van het plangebied. Het aspect van de resonantie is opgenomen in de voor de beoordeling van geluid gegeven methodiek ‘Reken- en meetvoorschrift geluid 2012’ dat voor het akoestisch onderzoek is gebruikt. Daarin is ook betrokken dat het geluidscherm van de HSL-spoorlijn op een talud ligt en dat het geluidscherm aan de bovenzijde een schuine hoek naar de spoorlijn heeft, waardoor het geluid naar de tegenovergestelde kant van de in het plangebied voorziene bebouwing en de bestaande woningen is gericht. In de memo komt de deskundige tot de conclusie dat, gezien de schuine stand van het geluidscherm langs de HSL-spoorlijn, de helling van het talud en de afstand tussen het scherm en de appartementengebouwen van circa 60 meter geen resonantie-effecten van het geluid ten gevolge van de HSL-spoorlijn of ten gevolge van het wegverkeer worden verwacht. Onder deze omstandigheden is het aannemelijk dat resonantie van geluid zich niet zal voordoen op de wijze zoals omwonenden vrezen. In wat omwonenden hebben betoogd ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om aan de juistheid van deze bevindingen en conclusie van de deskundige te twijfelen.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 18-08-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1850
Kees-Jan Mensinga