Voldoende gemotiveerd dat kon worden uitgegaan van een geurverwijderingsrendement van de vergunde luchtwasser van 85%.

Casus

Varkenshouderij en loonbedrijf met mestverwerkingsbedrijf. Omgevingsvergunning voor onder meer het in afwijking van het bestemmingsplan uitbreiden van de mestverwerkingscapaciteit tot 80.000 ton per jaar. In de uitspraak van 28 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3885) heeft de Afdeling overwogen dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat kon worden uitgegaan van een geurverwijderingsrendement van de vergunde luchtwasser van 75%. Dit rendement is nu met nieuwe metingen onderbouwd.

Rechtsvraag

Kon het college bij de beoordeling uitgaan van de resultaten van de nieuw verrichte geurmetingen?

Uitspraak

In de vorige procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 28 november 2018 had het college het voorschrift inzake de maximale geuremissie bepaald op basis van een geurprognose-onderzoek uit 2015. Er was niet gemeten aan de afgassen van de luchtwasser. Uit het rapport van Envivice van juli 2015 blijkt dat, uitgaande van een rendement van de luchtwasser van 75%, de uitstoot uit de luchtwasser 15 MOUE(H) per uur is. Deze emissie heeft het college vervolgens als maximale geuremissie in een voorschrift vastgelegd. De Afdeling achtte het, zo blijkt uit de uitspraak van 28 november 2018, op dat moment niet aannemelijk dat dit voorschrift kon worden nageleefd, omdat uit de door [appellant sub 1] overgelegde onderzoeken bleek dat luchtwassers in de praktijk minder presteren dan waarvan werd uitgegaan.

In 2018 en 2021 zijn nieuwe metingen verricht. Bij die metingen is wel gemeten aan de afgassen van de luchtwasser. Uit de rapporten van Envivice van oktober 2018 en maart 2021 blijkt dat ten tijde van de metingen aan de in het voorschrift vermelde maximale geuremissie werd voldaan. In de rapporten staat dat het onderzoek is uitgevoerd tijdens representatieve bedrijfsomstandigheden. Er werd mest gescheiden, vaste mest verladen en gepasteuriseerd. De doorzet aan mest bij de pasteurisatie bedroeg ten tijde van de metingen ongeveer 3,5 ton per uur, wat ook de maximale doorzet is.

De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en de Stichting hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet van deze metingen heeft kunnen uitgaan. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat de geurmetingen zijn verricht tijdens representatieve bedrijfsomstandigheden. In de omstandigheid dat, zoals [appellant sub 1] aanvoert, de procescondities niet altijd dezelfde zullen zijn, heeft het college geen aanleiding hoeven zien om niet van de resultaten van de metingen uit te gaan. Ook bij het optreden van andere procescondities moet aan voorschrift 8.3.3 worden voldaan. Het college heeft verder voldoende aannemelijk kunnen achten dat in de bedrijfshal sprake is van een zodanige onderdruk dat de ruimte volledig mechanisch afgezogen wordt en alle lucht de hal via de luchtwasser verlaat. De Afdeling acht hierbij van belang dat in het rapport van DLV staat dat de luchtwasser zodanig is ontworpen dat ook bij een geopende overheaddeur de onderdruk in de hal wordt gewaarborgd. [Appellant sub 1] bestrijdt verder niet dat, zoals in de beide rapporten van Envivice is vermeld, de metingen zijn uitgevoerd overeenkomstig NEN EN 13725 en NTA 9065. Dat de geur is geanalyseerd door één laboratorium is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om niet van de resultaten van de meting uit te kunnen gaan.

Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 25-08-2021
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2021:1918
Jelle van de Poel