Bij vergisting is sprake van een chemische omzetting, dit brengt mee dat de productie van meststoffen MER-plichtig is.
Casus
Aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, afwijken van het bestemmingsplan, en milieu. In de inrichting van RMS zal mest afkomstig van veehouderijen samen met een aantal andere organische materialen (bermgras en vaste mest) worden vergist en verwerkt tot duurzame energie (groen gas/CO2), organische meststoffen en ‘schoon‘ water. Appellanten betogen onder meer dat de rechtbank heeft miskend dat ten onrechte geen milieueffectrapport (MER) is opgesteld. Volgens hen voorziet de omgevingsvergunning in de oprichting van een geïntegreerde chemische installatie als bedoeld in categorie 21.6 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit mer.
Rechtsvragen
1. Wanneer worden stoffen door chemische omzetting geproduceerd?
2. Wanneer is sprake van een geïntegreerde chemische installatie als bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer?
Uitspraak
1. Zoals vermeld in het STAB-verslag betekent dit dat er tijdens het productieproces chemische verbindingen tussen atomen van moleculen worden verbroken en nieuwe stoffen ontstaan. Dit omvat ook bio(techno)logische processen, bijvoorbeeld fermentatie. Het proces in de inrichting van RMS, waarbij mest en bermgras worden omgezet naar onder meer methaan en CO2, is een biochemisch proces en daarmee is sprake van chemische omzetting, aldus de STAB. De Afdeling ziet geen aanleiding om de STAB op dit punt niet te volgen. De Afdeling wijst in dit verband tevens op het door de Europese Commissie opgestelde guidance-document ‘Interpretation of definitions of project categories of annex I and II of the EIA Directive’ (hierna: het guidance-document), waarin uitleg is gegeven over de categorieën projecten waarvoor volgens de mer-richtlijn een milieueffectrapport moet worden gemaakt en waarop categorie C21.6 is gebaseerd. Daarin is vergisting genoemd als voorbeeld van chemische omzetting.
Dat er volgens de rechtbank naast vergisting uitsluitend fysische processen (zoals roeren en mengen van mest) zouden plaatsvinden, doet aan het voorgaande niet af. Uit de tekst van categorie C21.6, de mer-richtlijn en het guidance document kan niet worden afgeleid dat er meer dan één proces van chemische omzetting moet zijn om een inrichting als geïntegreerde chemische installatie aan te merken. In het guidance-document is hierover vermeld dat er één of meerdere chemische reacties plaatsvinden gedurende het productieproces.
De verwijzing van het college naar de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT4245 en 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2816, leiden evenmin tot een ander oordeel. Die uitspraken gaan namelijk niet over ‘chemische omzetting’ als bedoeld in categorie C21.6, maar over de vraag of vergisting kan worden aangemerkt als ‘chemische behandeling’ als bedoeld in categorie 18.4 van onderdeel C of categorie 18.1, onder b (nu: 18.6) van onderdeel D van het Besluit mer. Dit is dus een ander begrip en een andere activiteit.
2. Om een inrichting als geïntegreerde chemische installatie aan te merken is ten eerste vereist dat stoffen door chemische omzetting worden gefabriceerd. (…) Ten tweede is volgens categorie C21.6 vereist dat de installatie is bestemd voor de fabricage van (voor zover hier van belang) fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen. (…) Ten derde moeten de stoffen, genoemd in categorie C21.6, op industriële schaal worden gefabriceerd. (…). Tot slot moeten er verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar zijn verbonden. (…) De conclusie is dat de door RMS op te richten inrichting moet worden aangemerkt als een geïntegreerde chemische installatie, als bedoeld in categorie 21.6 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit mer. Dat betekent dat voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning een milieueffectrapport had moeten worden gemaakt. Nu geen milieueffectrapport is gemaakt, had het college de aanvraag buiten behandeling moeten laten. Door, ondanks het ontbreken van een milieueffectrapport, een inhoudelijke beslissing te nemen op de aanvraag, heeft het college in strijd gehandeld met artikel 7.28, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 27-07-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:2157
Jelle van de Poel