Omgevingsvergunning nodig voor verwijderen schoorsteenkanaal. College van burgemeester en wethouders bevoegd om handhavend op te treden.
Casus
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) heeft een appellant onder oplegging van een dwangsom gelast om de overtreding, het verwijderen van een schoorsteenkanaal zonder omgevingsvergunning, te beëindigen. Appellant had bij een verbouwing van een woning op de eerste verdieping het schoorsteenkanaal in de woonkamer verwijderd. Het schoorsteenkanaal betreft een gemeenschappelijk kanaal van de boven- en benedenwoningen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Appellant betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet heeft aangetoond dat sprake is van een overtreding, omdat niet is bewezen dat de draagconstructie is veranderd. Het college had zich volgens appellant niet alleen op bouwtekeningen mogen baseren om te beoordelen of de sloop van het schoorsteenkanaal de draagconstructie heeft veranderd. Volgens appellant blijkt uit meerdere door haar overgelegde verklaringen dat de draagconstructie niet is veranderd. Appellant betoogt ook dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zelf de feiten goed had moeten vaststellen. Uit het feit dat de rechtbank de STAB heeft moeten benoemen als deskundige volgt volgens appellant dat het college dit niet heeft gedaan, omdat als de besluiten op een overtuigende feitelijke grondslag steunden het inschakelen van de STAB niet nodig was geweest. Ook kan het STAB-verslag niet dienen als herstel van een gebrekkige motivering van het besluit op bezwaar. Daarnaast betoogt appellant dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit het STAB-verslag ook niet volgt dat de draagconstructie is gewijzigd. Dat de draagconstructie niet is gewijzigd blijkt bovendien uit het feit dat er in de woningen geen schade zichtbaar is.
Rechtsvragen
1. Mocht het college op basis van bouwtekeningen aannemen dat de draagconstructie door het weghalen van een schoorsteenkanaal was veranderd?
2. Was er sprake van een wijziging van de draagconstructie gelet op het STAB-verslag en het feit dat er geen zichtbare schade is opgetreden?
3. Is er sprake van een motiveringgebrek voor wat betreft de besluiten van het college nu de rechtbank STAB heeft ingeschakeld?
Uitspraak
1. Het begrip ‘draagconstructie’ is in het Bor niet gedefinieerd. Zoals is overwogen in de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:958, verstaat de Afdeling, gelet op de in de Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal, opgenomen definitie van draagconstructie, onder de verandering van de draagconstructie als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel 8, onder a, van bijlage II van het Bor: ‘een verandering van een constructie van een bouwwerk, die het bouwwerk mede draagt’.
Het college heeft zich gebaseerd op de bouwtekeningen van het pand. In de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2005, waar partijen naar verwijzen, waren bouwtekeningen, en de bijbehorende toelichting van het college, voldoende om aan te nemen dat de draagconstructie was veranderd. In die zaak was, zoals appellant stelt, de conclusie van het college inderdaad niet bestreden, maar hieruit volgt niet dat tekeningen en een toelichting daarop niet voldoende kunnen zijn om te concluderen dat de draagconstructie is veranderd. De Afdeling is van oordeel dat het college zich op de tekeningen heeft mogen baseren, omdat appellant tijdens de controle door de inspecteur van de Haagse Pandbrigade geen toegang heeft willen geven tot de ruimte waar de schoorsteen zich bevindt. Het college stelt dat de tekeningen voldoende aannemelijk maken dat verwijdering van het schoorsteenkanaal de draagconstructie op enige wijze heeft veranderd. Hierbij heeft het college rekening gehouden met de periode waarin de woningen zijn gebouwd. Volgens het college is de raveling op de bouwtekening alleen voor het opvangen van de vloerbalken. De raveling ligt – in verband met warmteoverdracht – vrij van het metselwerk van de schoorsteen. Het bovendakse schoorsteenkanaal dat tot in de kruipruimte doorloopt – gespiegeld aan eenzelfde kanaal in de woningen daarnaast – zorgt voor stabiliteit en heeft een dragende functie om het bovenliggende gewicht op te vangen. Het weghalen van het kanaal verzwakt de constructie en zorgt volgens het college voor (over)spanningen in de constructie die kunnen leiden tot scheurvorming.
2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee aannemelijk gemaakt dat de draagconstructie door het verwijderen van het schoorsteenkanaal is veranderd. Dit standpunt van het college is vervolgens bevestigd in het verslag van de STAB. In het verslag van de STAB staat onder andere dat ‘het verwijderen van het schoorsteenkanaal op de eerste etage de draagconstructie van (een deel van) het pand wel heeft beïnvloed doordat met het verwijderen van het schoorsteenkanaal bij nummer 8 de stabiliteit van het gehele schoorsteenkanaal is verstoord’. Dat niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld hoe het schoorsteenkanaal onderdeel uitmaakt van de draagconstructie, doet er niet aan af dat op basis van de beschikbare gegevens, waaronder de tekeningen, aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd. De verklaringen van Constructie Adviesbureau Booms en een aantal anderen die appellant heeft overgelegd die inhouden dat de draagconstructie niet is veranderd, doen hier niet aan af, omdat die verklaringen niet vergezeld gaan van onomstotelijk bewijs van de juistheid van de in die verklaringen ingenomen standpunten. Ook de stelling dat geen schade zichtbaar is in de woningen, doet niet af aan de conclusie dat aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd, omdat sprake kan zijn van een verandering die niet tot zichtbare schade leidt of nog niet tot zichtbare schade heeft geleid.
3. Dat de rechtbank de STAB heeft ingeschakeld en zich laat voorlichten door de STAB over technische aspecten in deze zaak, betekent, anders dan appellant meent, niet dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een verandering van de draagconstructie en dat alleen al daarom sprake was van een motiveringsgebrek in het besluit van 23 september 2019. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft het college wel aannemelijk gemaakt dat sprake was van verandering van de draagconstructie. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op het standpunt kon stellen dat aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd, en dat geen sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel 8, van bijlage II van het Bor. Voor de verwijdering van het schoorsteenkanaal was daarom een omgevingsvergunning nodig, waarover appellant niet beschikt. Het college was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
Rechtelijke Instantie : Raad van State
Datum Uitspraak : 28-09-2022
Eclinummer : ECLI:NL:RVS:2022:2813
Gijsbert Keus